Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[eiser],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
primairdat [gedaagde] jegens [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de in de conclusie van antwoord in reconventie onder 61-64 genoemde afspraken ter zake van de [naam 2] klanten danwel terzake onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en voor zover vast komt te staan dat het rendement ten opzichte van voorgaande jaren aanzienlijk is gedaald zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat, dat [gedaagde] toerkenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de uit de gemaakte afspraken ter zake van de [naam 2] klanten voortvloeiende verplichtingen, dan wel dat [gedaagde] daarmee jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld zoals bedoeld in de conclusie van antwoord in reconventie onder 72-73,
subsidiairdat [gedaagde] de onder 26 van de dagvaarding genoemde vergoeding voor de [naam 2] klanten aan [eiser] verschuldigd is,
primair[gedaagde] te veroordelen tot nakoming van de afspraken terzake van de [naam 2] klanten door het verstrekken van een onderbouwd overzicht van gerealiseerd rendement en door de afdracht van 50% van het ter zake van de [naam 2] klanten gerealiseerde rendement, een en ander op verbeurte van een dwangsom,
subsidiair[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 27.225,00 met rente ter zake van de in de dagvaarding onder 26 bedoelde vergoeding voor de overige [naam 2] klanten,
4.De beoordeling
in conventie
5.De beslissing
23 maart 2016voor het nemen van een akte door Rubdam en [eiser] over hetgeen is vermeld onder 4.27, waarna Irjecha en [gedaagde] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kunnen nemen,
23 maart 2016voor het nemen van een akte door Irjecha en [gedaagde] over hetgeen is vermeld onder 4.29, 4.35 en 4.39 waarna Rubdam en [eiser] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kunnen nemen,