In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 juli 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Ontvanger van de Belastingdienst Kantoor Arnhem. De procedure betreft de vraag of een conservatoir beslag dat op 14 en 15 juni 2011 is gelegd op de bankrekening van [eiser] van rechtswege is vervallen, en of er sprake is van onherroepelijke en algehele kwijting van bestuurdersaansprakelijkheden na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst.
De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.B.H. Beune, stelt dat het beslag van rechtswege is vervallen omdat de Ontvanger niet tijdig uitspraak heeft gedaan op bezwaar tegen de beschikking aansprakelijkstelling. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van [eiser] feitelijk verklaringen voor recht betreffen, die in kort geding niet kunnen worden toegewezen. De voorzieningenrechter wijst erop dat het beslag op 10 januari 2012 is omgezet in een executoriaal beslag, waardoor de sanctie van verval van rechtswege niet van toepassing is.
Daarnaast is er een geschil over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst van 19 november 2015, waarbij [eiser] meent dat deze ook de fiscale aansprakelijkheidsprocedure omvat. De Ontvanger betwist dit en stelt dat de fiscale procedure geen onderdeel van de overeenkomst is. De voorzieningenrechter concludeert dat er nadere bewijslevering nodig is om de partijbedoeling te achterhalen, wat in kort geding niet mogelijk is. Uiteindelijk worden de vorderingen van [eiser] afgewezen en wordt hij veroordeeld in de proceskosten.