ECLI:NL:RBGEL:2016:4453
Rechtbank Gelderland
- Wraking
- M.C. van der Mei
- L. van Gijn
- F.J.H. Hovens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een kort geding
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 23 mei 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker had op 2 mei 2016 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter, mr. [de rechter], omdat hij meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt. Dit zou zijn ontstaan doordat de rechter een zitting voor een kort geding had bepaald in een geschil tussen verzoeker en de Rabobank, waardoor de wederpartij de gelegenheid kreeg om verweer te voeren. Verzoeker stelde dat de Rabobank in strijd met de wet had gehandeld en dat hij met zijn wrakingsverzoek tijd had willen kopen.
De rechter heeft op 9 mei 2016 aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft op 12 mei 2016 haar zienswijze gegeven. Tijdens de zitting op 23 mei 2016 was verzoeker aanwezig, maar de rechter was afwezig. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld en na de mondelinge behandeling onmiddellijk uitspraak gedaan. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die betrekking hadden op de persoon van de rechter. De rechter had geen bemoeienis gehad met de zaak en was niet betrokken bij de planning ervan. Het enkele feit dat een zittingsdatum was bepaald, was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een schijn van partijdigheid.
De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking moest worden afgewezen, omdat er geen objectieve gronden waren voor de vrees dat de rechter vooringenomen zou zijn. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. R. Barzilay, en de motivering werd op schrift gesteld op 30 mei 2016. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.