ECLI:NL:RBGEL:2016:4493

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juni 2016
Publicatiedatum
11 augustus 2016
Zaaknummer
291706
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van een aannemingsovereenkomst met onenigheid over prijsverhoging voor stucwerk

In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van openstaande facturen van de gedaagde, Reinbouw B.V., in het kader van een aannemingsovereenkomst voor stuc- en pleisterwerkzaamheden. De eiseres stelt dat er aanvankelijk een prijs van € 30,- per m² was afgesproken, maar dat later een prijs van € 60,- per m² is overeengekomen. De gedaagde heeft echter slechts een deel van de facturen betaald en betwist de prijsverhoging, stellende dat er geen overeenstemming is bereikt over deze wijziging. De rechtbank oordeelt dat de eiseres de bewijslast heeft om aan te tonen dat de prijsverhoging is overeengekomen. Daarnaast is er een geschil over de kwaliteit van de geleverde werkzaamheden, specifiek de toepassing van epoxyvoegen bij doucheputten, wat heeft geleid tot een opschorting van de betaling door de gedaagde. De rechtbank heeft de eiseres opgedragen bewijs te leveren van de prijsafspraak en houdt verdere beslissingen aan tot het bewijs is geleverd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/291706 / HA ZA 15-604
Vonnis van 8 juni 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. J. van Boekel te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REINBOUW B.V.,
gevestigd te Dieren, gemeente Rheden,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.M. Deppenbroek te Doetinchem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Reinbouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 december 2015
  • het verkort proces-verbaal van comparitie van 12 april 2016
  • de akte van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] drijft een onderneming waarin tegelzetwerkzaamheden en aanverwante werkzaamheden, zoals het uitvlakken en stucen van wanden en het uitvoeren van kitwerk, worden uitgevoerd.
2.2.
Reinbouw heeft een aannemingsbedrijf en heeft contact opgenomen met [eiseres] voor het uitvoeren van werkzaamheden bij het project “verbeterplan 62 woningen [adres 2] ” te [plaats 2] (hierna: het project). [eiseres] heeft op 18 februari 2014 een offerte uitgebracht voor het uitvoeren van die werkzaamheden.
2.3.
Op 18 april 2014 heeft [eiseres] een brief aan Reinbouw gestuurd met daarin onder meer het volgende:
“Vooruitlopend op de officiële opdracht, welke ik na de proefwoning zal maken, bevestig ik hierbij alvast de gemaakte prijsafspraken voor het tegelwerk:
(…)
Q. stucwerk wanden t.p.v. gesloopte tegels incl. materiaal - 30,00 per m2”
2.4.
In de week van 28 april 2014 is [eiseres] gestart met de werkzaamheden bij een modelwoning en vervolgens in de week van 23 juni 2014 met de werkzaamheden bij het project.
2.5.
Op 4 september 2014 heeft Reinbouw een brief aan [eiseres] gestuurd met daarin onder meer het volgende:
“Ten behoeve van het bovengenoemde werk, verstrekken wij u hierbij de opdracht voor het complete tegelwerk volgens de reeds in uw bezit zijnde stukken en tegen onderstaande eenheidsprijzen.
(…)
Artikel Hoeveelheid Eenheid Prijs in €
(…)
Stucwerk bij gesloopte tegels
1
m2
30,00
(…)
Aanvullende koopvoorwaarden(…)
- Als onze uitvoerders termijnstaten of meerwerkbonnen aftekenen, is dit enkel voor de geleverde prestatie en nooit voor vermelde bedragen.”
2.6.
[eiseres] heeft facturen voor haar werkzaamheden aan Reinbouw gestuurd. Op de facturen van 15 juli 2014 (2014297) en van 29 augustus 2014 (2014338) staat op de specificatie van de werkzaamheden een bedrag van € 30,- per m² voor zowel het “stucwerk t.b.v. tegelwerk met sneldrogende cementmortel (maximale laag dikte 10mm) incl materiaal” als voor het “pleisterwerk boven tegelwerk incl materiaal” opgenomen. Reinbouw heeft deze twee facturen betaald.
2.7.
Op de facturen van 15 september 2014 (2014375), 2 oktober 2014 (2014409), 17 oktober 2014 (2014449) en 31 oktober 2014 (2014476) is een bedrag van € 60,- per m² voor zowel het “stucwerk t.b.v. tegelwerk met sneldrogende cementmortel (maximale laag dikte 20mm) incl materiaal” als voor het “pleisterwerk boven tegelwerk incl materiaal” opgenomen. Reinbouw heeft deze vier facturen betaald.
2.8.
Reinbouw heeft drie facturen onbetaald gelaten. Dit betreffen de facturen
a. a) van 21 november 2014 (2014524) ter hoogte van € 16.415,83,
b) van 1 december 2014 (2014543) ter hoogte van € 9.473,75 en
c) van 26 maart 2015(2015130) ter hoogte van € 13.295,23.
Op deze facturen is een bedrag van € 60,- per m² opgenomen voor zowel het “stucwerk t.b.v. tegelwerk met sneldrogende cementmortel” als voor het “pleisterwerk boven tegelwerk incl materiaal”. Achter het kopje “stucwerk t.b.v tegelwerk met sneldrogende cementmortel” is afwisselend een laagdikte van tien millimeter en van twintig millimeter opgenomen.
2.9.
Bij alle facturen is een werkbon en specificatie gevoegd. Beide zijn ondertekend door de uitvoerder van Reinbouw, genaamd [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.10.
Op 26 februari 2015 heeft [naam 2] , projectleider van Reinbouw (hierna: [naam 2] ) een e-mail gestuurd aan [naam 3] , projectleider van [eiseres] (hierna: [naam 3] ). Hierin staat onder meer het volgende:
“Vandaag krijgen wij een lekkage melding t.p.v. de doucheput van de [adres 1] . Deze bleek niet afgekit te zijn met Epoxy zoals afgesproken en gefactureerd. Deze is nu door onze kitter alsnog hersteld door de siliconenvoeg te verwijderen en een epoxyvoeg aan te brengen.
Graag verneem ik hierop jou reactie m.b.t. deze woning en alle andere woningen.
Indien dit overal m.b.v. siliconen uitgevoerd is zullen al deze doucheputten hersteld moeten worden.”
2.11.
Op 9 maart 2015 heeft [naam 4] van [eiseres] een brief aan de heer [naam 5] (hierna: [naam 5] ) van Reinbouw gezonden met daarin onder meer het volgende:
“U hebt op 20 februari een gesprek met Dhr. [naam 6] gehad betreffende openstaande facturen. Het schijnt dat het project ten aanzien van het tegelwerk duurder uitgevallen is dan oorspronkelijk door u begroot?
Hierdoor is er een vertraging te constateren in uw betalingsgedrag.
Door ons is echter datgene gefactureerd waarvoor u toestemming hebt gegeven, en waarvoor ook, bij de facturen, door u getekende bonnen aangeleverd zijn.”
2.12.
Op 12 maart 2015 heeft [naam 5] gereageerd door middel van een brief met daarin onder meer het volgende:
”Ten eerste hebben we bij u lang moeten aandringen om afrekenstaten van het tegelwerk te krijgen. Deze lijsten gedateerd 30 januari hebben we gecontroleerd en op 20 februari doorgesproken met [naam 6] . We hebben hier onze opmerkingen kenbaar gemaakt op, ons inziens, onterechte- of te hoge posten (…).
Begin week 9 zou hij hierop terug komen. (…)
Ook hebben wij nog geen reactie gehad op onze mail van 26 februari, gestuurd naar [naam 3] , over de doucheputjes die niet met een epoxyvoeg maar een kitvoeg zijn afgewerkt.”
2.13.
Op 12 maart 2015 heeft [naam 4] op bovenstaande brief gereageerd door middel van een e-mail met daarin onder meer de volgende inhoud:
“Wij hebben gefactureerd conform door u getekende afrekenstaten.
(…)
U heeft op 26 februari een opmerking gemaakt betreffende het gebruik van kitvoeg in plaats van een epoxy voeg bij de doucheputjes.
Indien u dit wenst zullen wij dit herstellen. Nadat aan uw betalingsverplichting hebt voldaan.”
2.14.
Op 16 maart 2015 heeft [naam 5] een e-mail aan [naam 4] gezonden met daarin onder meer het volgende:
“In de bijlage het overzicht van de punten welke wij met [naam 6] besproken hebben.
(…)
Voor het stucwerk achter de tegels hebben we een prijs van 30,00 per m2 afgesproken. Er is nooit gesproken over een dikte. Door ons is aangegeven dat de oude tegels gesloopt worden en de wand aangeheeld moet worden.”
2.15.
Op 25 maart 2015 heeft [eiseres] Reinbouw door middel van een brief in gebreke gesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - veroordeling van Reinbouw tot betaling van € 36.403,79, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij een overeenkomst heeft gesloten met Reinbouw op grond waarvan zij werkzaamheden voor Reinbouw heeft verricht. Aanvankelijk zijn partijen ten aanzien van de stuc- en pleiserwerkzaamheden een bedrag van € 30,- per m² overeengekomen. Naderhand zijn partijen echter bedrag van € 60,- per m² overeengekomen. [eiseres] heeft terzake haar werkzaamheden facturen aan Reinbouw gestuurd. Reinbouw is, ondanks sommatie daartoe, niet tot gehele betaling van die facturen overgegaan, als gevolg waarvan [eiseres] genoodzaakt was haar vordering ter incasso uit handen te geven.
3.3.
Reinbouw voert verweer. Zij voert aan dat tussen partijen een bedrag van € 30,- per m² is overeengekomen, ongeacht de dikte van het stuc- en pleisterwerk. Reinbouw stelt dat [eiseres] zonder dat tussen partijen overeenstemming is bereikt over een prijswijziging, € 60,- per m² voor deze werkzaamheden in rekening is gaan brengen. Dit is bij de betaling van de facturen van 15 september 2014 (2014375), 2 oktober 2014 (2014409), 17 oktober 2014 (2014449) en 31 oktober 2014 (2014476) niet opgevallen, zodat Reinbouw die facturen deels onverschuldigd heeft betaald. Mitsdien heeft [eiseres] € 31.760,10 teveel in rekening gebracht. Reinbouw heeft in totaal aan [eiseres] uit hoofde van de overeenkomst € 129.843,17 voldaan en is derhalve nog slechts € 1.000,- verschuldigd. Reinbouw heeft de betaling van € 1.000,- opgeschort, omdat bij de doucheputten van de woningen geen epoxyvoegen door [eiseres] zijn aangebracht zoals overeengekomen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Nader overeengekomen prijs voor stuc- en pleisterwerk

4.1.
Vast staat dat partijen aanvankelijk een bedrag van € 30,- per m² zijn overeengekomen ten aanzien van de stuc- en pleisterwerkzaamheden. Kern van het geschil is de vraag of partijen naderhand een bedrag van € 60,- per m² ten aanzien van die werkzaamheden zijn overeengekomen.
4.2.
[eiseres] voert aan dat meer stuc- en pleisterwerk nodig was dan aanvankelijk kon worden voorzien en dat daarom met Reinbouw is afgesproken dat deze werkzaamheden mochten worden uitgevoerd tegen een prijs van € 60,- per m². Vier facturen waarbij de stuc- en pleisterwerkzaamheden zijn gespecifieerd met een bedrag van € 60,- per m² zijn door Reinbouw zonder enig protest betaald.
Ter comparitie heeft [eiseres] in dit verband nog het volgende naar voren gebracht. Namens [eiseres] waren bij het project onder meer een voorman, genaamd [naam 7] , en [naam 3] aanwezig. Na een aantal woningen constateerden zij dat er meer mortel nodig was voor de stuc- en pleisterwerkzaamheden dan zij vooraf hadden voorzien. Dit heeft te maken met oud tegelwerk dat moest worden weggehakt. Bij het aangaan van de overeenkomst zijn partijen uitgegaan van tien millimeter stucwerk, maar er bleek twintig millimeter nodig te zijn. [naam 3] heeft hierover contact gehad met Reinbouws uitvoerder [naam 1] en telefonisch contact opgenomen met de projectleider van Reinbouw, [naam 2] . [naam 2] heeft in dit telefoongesprek aangegeven dat in de meetstaten per woning moest worden bijgehouden wat het extra werk zou zijn. Ook is daarbij de prijs overeengekomen. [eiseres] heeft vervolgens het extra werk in de meetstaten opgenomen en de prijs van € 60,- per m² in die meetstaten verwerkt. De meetstaten heeft [eiseres] laten aftekenen door [naam 1] .
4.3.
Reinbouw betwist dat sprake is van een overeengekomen prijswijziging. Zij voert aan dat het verwerken van een dubbele hoeveelheid materiaal niet tot een verdubbeling van de prijs leidt. De hoeveelheid werk is immers niet het dubbele en daarmee is het ook niet aannemelijk dat Reinbouw met zo’n afspraak zou instemmen. Een bedrag van € 60,- per m² is bovendien ongehoord hoog in de branche. Het beroep van [eiseres] op het aftekenen van de werkbonnen door de uitvoerder gaat volgens Reinbouw niet op, omdat de uitvoerder niet bevoegd is om Reinbouw te vertegenwoordigen gelet op de voorwaarden zoals opgenomen in de brief van 4 september 2014. Ook is een dergelijke afspraak niet met de uitvoerder gemaakt, zodat zijn handtekening niet op die afspraak kan zien. De uitvoerder tekent enkel af voor de hoeveelheden verricht werk en de verrichte leveringen.
Ter comparitie heeft Reinbouw naar voren gebracht dat er niet met [naam 2] over prijzen of laagdikte is gesproken en dat [naam 1] juist heeft gezegd dat de laagdikte dun moest zijn, omdat die anders niet snel genoeg zou drogen.
4.4.
De rechtbank oordeelt dat de nadere overeenkomst niet reeds volgt uit het feit dat de uitvoerder van Reinbouw, [naam 1] , de werkbonnen met daarop de hoeveelheid verrichte werkzaamheden heeft ondertekend. Nog los van het antwoord op de vraag of de voorwaarden in de brief van 4 september 2014 onderdeel uitmaken van de overeenkomst, heeft [eiseres] gesteld dat zij de nadere prijsafspraak heeft gemaakt met de projectleider van Reinbouw, [naam 2] , en niet met [naam 1] . Aan het feit dat de werkbonnen door [naam 1] zijn ondertekend en daarop de prijs van € 60,- per m² stond vermeld mocht [eiseres] dan ook niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat die prijs was overeengekomen. Werkbonnen dienen namelijk, zoals door Reinbouw gesteld en door [eiseres] onvoldoende gemotiveerd betwist, tot het bijhouden van de verrichte hoeveelheid werkuren en verrichte leveringen en niet tot het bepalen van de prijs.
Ook kan aan het feit dat Reinbouw vier facturen heeft betaald waarop de vierkante meter prijs van € 60,- voor stuc- en pleisterwerkzaamheden stond vermeld, door [eiseres] niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat de prijs van € 60,- was overeengekomen. Reinbouw heeft immers toegelicht dat de prijsverhoging bij de eerste vier facturen niet is opgevallen. Toen zij dit wel opmerkte heeft zij daarover onverwijld geklaagd.
Nu [eiseres] zich beroept op de rechtsgevolgen van een tussen partijen tot stand gekomen nadere overeenkomst, rust op grond van artikel 150 Rv op haar de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van haar stelling dat zij met Reinbouw een prijs van € 60,- per m² voor het stuc- en pleisterwerk is overeengekomen. Gelet op het gemotiveerde verweer van Reinbouw zal de rechtbank [eiseres] overeenkomstig haar aanbod toelaten tot bewijslevering op dit punt.
Epoxyvoegen
4.5.
Reinbouw heeft de betaling van € 1.000,- opgeschort, omdat [eiseres] bij de doucheputten in de woningen geen epoxyvoegen heeft aangebracht zoals overeengekomen, maar een ander (goedkoper) materiaal. Reinbouw wil pas overgaan tot betaling van dit bedrag, nadat [eiseres] de doucheputten van een epoxyvoeg heeft voorzien.
4.6.
[eiseres] heeft aangevoerd dat Reinbouw te laat heeft geklaagd over de voegen. Ter comparitie heeft [eiseres] toegelicht dat de woningen steeds per stuk zijn opgeleverd bij het tekenen van de werkbon. De eerste factuur is van 15 juli 2014 en daarbij zit een werkbon die op dezelfde datum is getekend door [naam 1] . Op die dag zijn de eerste woningen dus opgeleverd. Zo ging dat bij iedere factuur. Alleen de drie woningen van de laatste factuur zijn mogelijk nog niet opgeleverd. Voorts heeft [eiseres] aangevoerd dat de hoogte van het opgeschorte bedrag niet in verhouding staat tot de werkelijke herstelkosten. Dit bedrag zou € 500,- moeten zijn. Tot slot voert [eiseres] nog aan dat zij niet in verzuim is geraakt nu Reinbouw reeds in verzuim was en Reinbouw daarom niet mocht opschorten.
4.7.
Artikel 6:262 lid 1 BW bepaalt dat, als één van de partijen haar verbintenis niet nakomt, de wederpartij bevoegd is de nakoming van haar daartegenover staande verplichtingen op te schorten. Volgens lid 2 van deze bepaling is opschorting in geval van gedeeltelijke of niet behoorlijke nakoming slechts toegelaten voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt. Verder is ingevolge artikel 6:52 BW een voorwaarde voor opschorting dat de verbintenis die de wederpartij niet nakomt, opeisbaar is. Het vereiste van opeisbaarheid brengt mee dat aan degene die als eerste moet presteren geen opschortingsbevoegdheid toekomt.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat een ander soort voegen dan epoxyvoegen zijn aangebracht, terwijl tussen partijen wel is overeengekomen dat epoxyvoegen moesten worden aangebracht. In beginsel is daarom sprake van een niet behoorlijke nakoming op grond waarvan Reinbouw haar betalingsverplichting (gedeeltelijk) mag opschorten. Reinbouw heeft op 26 februari 2015 voor het eerst geklaagd over de epoxyvoegen, toen zij het gebrek blijkbaar voor het eerst constateerde. Kennelijk heeft nooit een eindoplevering plaatsgevonden van het gehele project. Ofschoon Reinbouw het gebrek wellicht eerder had kunnen zien, is de rechtbank van oordeel dat er niet te laat geklaagd is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [eiseres] in haar e-mail van 12 maart 2015 reeds heeft aangegeven dat zij bereid is alle voegen te herstellen nadat Reinbouw aan haar betalingsverplichting heeft voldaan. Punt van debat in de onderhavige zaak is nu juist de verschuldigdheid van die betaling, waarover pas een oordeel kan worden gegeven na de bewijsopdracht zoals omschreven in rechtsoverweging 4.4. Echter ook al zou komen vast te staan dat de prijswijziging is overeengekomen, dan betekent dit nog niet dat Reinbouw daarmee ook alle tarieven en facturen, zonder meer moet begrijpen en accepteren. Als opdrachtnemer is [eiseres] gehouden de door haar gedeclareerde werkzaamheden te specificeren en desgevraagd toe te lichten. Uitgangspunt is verder dat voor zover Reinbouw het met de specificatie niet eens is en de hoogte van de declaratie betwist, zij gerechtigd is tot opschorting. De rechtbank oordeelt de vragen van Reinbouw over de prijswijziging in de facturen begrijpelijk. Bovendien heeft [eiseres] onduidelijkheid laten bestaan over de prijswijziging, nu zij pas ter comparitie voor het eerst concreet heeft toegelicht tussen welke personen deze prijswijziging volgens haar zou zijn afgesproken. Van [eiseres] had verwacht mogen worden dat zij hier eerder duidelijkheid over zou hebben verschaft. Er is niet gebleken dat Reinbouw op enig moment in verzuim is geraakt met de betaling van deze facturen omdat zij – gezien de feiten – haar betalingen mocht opschorten in afwachting van toelichting door [eiseres] . Concluderend is de rechtbank van oordeel dat Reinbouw het recht heeft om haar betaling gedeeltelijk op te schorten, totdat [eiseres] de voegen bij de doucheputten heeft vervangen door epoxyvoegen.
4.9.
Ten aanzien van de herstelkosten zijn partijen ter comparitie - ter voorkoming van een deskundigenbericht - met elkaar overeengekomen dat de waarde van het herstel van de voegen moet worden bepaald op € 750,- exclusief btw.
4.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [eiseres] op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zij met Reinbouw een prijs van € 60,- per m² voor het stuc- en pleisterwerk is overeengekomen,
5.2.
bepaalt dat, voor zover [eiseres] dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. A.C.J. Klaver in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 juni 2016voor het opgeven door [eiseres] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de donderdagen in de maanden juli 2016 tot en met september 2016, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.4.
verwijst voor het geval [eiseres] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [eiseres] daarom op de onder 5.3. bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eiseres] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
5.5.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.6.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C.J. Klaver en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2016