ECLI:NL:RBGEL:2016:4569

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 augustus 2016
Publicatiedatum
18 augustus 2016
Zaaknummer
05/740055-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [voorzitter]
  • mr. [rechter 1]
  • mr. [rechter 2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 30 maanden voor poging tot verkrachting en verboden wapenbezit

De rechtbank Gelderland heeft op 17 augustus 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man uit Tiel, die werd beschuldigd van poging tot verkrachting en verboden wapenbezit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar. De zaak kwam voort uit een incident op 6 februari 2016, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een minderjarige jongen in Opijnen volgde en aanviel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte op zoek waren naar een willekeurig slachtoffer om te verkrachten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die enigszins verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die € 2.000,- schadevergoeding eiste, toegewezen. De medeverdachte was voor de behandeling van de strafzaak overleden, waardoor het openbaar ministerie in die zaak niet ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740055-16
Datum uitspraak : 17 augustus 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.
Raadsman: mr. A. Sahin, advocaat te Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 mei 2016 en 3 augustus 2016.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat:
1. hij (samen met een ander) heeft geprobeerd de minderjarige [slachtoffer 2] te verkrachten, dan wel dat hij zich (samen met een ander) hierop heeft voorbereid door een boksbeugel, geprepareerde handschoenen en een stiletto voorhanden te hebben gehad;
2. hij openlijk in vereniging geweld tegen [slachtoffer 2] heeft gepleegd;
3. hij (samen met een ander) een stiletto en een boksbeugel voorhanden heeft gehad en/of gedragen;
4. hij (samen met een ander) handschoenen met stalen uitsteeksels ter hoogte van de knokkels heeft gedragen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben op 6 februari 2016 omstreeks 01.00 uur aangever [slachtoffer 2] enige tijd in Opijnen met de auto gevolgd/achtervolgd. Op dat moment lagen in de auto een boksbeugel, geprepareerde handschoenen en een mes. [medeverdachte] had deze spullen in de auto zien liggen. Verdachte heeft de auto geparkeerd en hij en [medeverdachte] zijn uitgestapt. [slachtoffer 3] kwam in hun richting gefietst. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot verkrachting van [slachtoffer 2] en het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het medeplegen van de poging tot verkrachting. Verdachte was niet van plan om aangever te verkrachten. Er was geen sprake van een begin van een uitvoering. De verklaring van [medeverdachte] dient te worden uitgesloten van bewijs, nu hij niet betrouwbaar is en de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad om hem te doen horen. Met betrekking tot de openlijke geweldpleging is er onvoldoende bewijs voor het slaan met een geprepareerde handschoen en het naar de grond werken van [slachtoffer 3] . Er is enkel een duw gegeven.
Beoordeling door de rechtbank
Uitsluiten van verklaring medeverdachte [medeverdachte] van bewijs?
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] van bewijs uit te sluiten. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Het eindproces-verbaal in de strafzaak van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is op 14 maart 2016 gesloten en op 4 april 2016 bij de rechtbank binnengekomen. Op verzoek van de verdediging van medeverdachte [medeverdachte] zijn in diens strafzaak op 28 april 2016 een drietal getuigen, waaronder verdachte in aanwezigheid van zijn raadsvrouw, bij de rechter-commissaris verhoord. Door de verdediging van verdachte is geen verzoek tot het doen horen van [medeverdachte] ingediend. Een dergelijk verzoek is ook niet ingediend tijdens de behandeling van de strafzaak van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2016. Eerst op 12 mei 2016 is medeverdachte [medeverdachte] overleden. Het dossier is nadien inhoudelijk niet meer gewijzigd. Dat de verdediging niet de mogelijkheid zou hebben gehad hem te doen horen, is daarom onjuist.
Verder stelt de rechtbank vast dat de verklaring van [medeverdachte] bevestiging vindt in het overige bewijs. [getuige] , de partner van verdachte, heeft de verklaring van [medeverdachte] over verdachtes seksuele en gewelddadige fantasieën en het bezit van kinderporno bij verdachte bevestigd. De verklaring [medeverdachte] dat verdachte aangever [slachtoffer 3] heeft geslagen (in plaats van geduwd) en hem vervolgens achterna is gerend, vindt bevestiging in de verklaring van aangever. Daarnaast heeft [medeverdachte] ook direct na het incident tegen de partner van verdachte, [getuige] , verklaard dat hij en verdachte een tijdje achter een jongen aan zijn gereden en dat verdachte hem een ‘beuk had verkocht’. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte] dan ook betrouwbaar en verwerpt het verweer van de verdediging daaromtrent.
Bewijs
Aangever heeft verklaard dat hij in Opijnen, gemeente Neerijnen, fietste toen een auto 100 meter achter hem ging rijden. De auto achtervolgde hem ongeveer 10 minuten. Hij zag dat er twee mannen in de auto zaten. De auto reed hem voorbij, keerde en kwam weer in zijn richting gereden. Voordat de auto bij hem was, werd deze aan de zijkant van de weg geparkeerd. Het was daar pikdonker. De autolichten werden gedoofd, de twee mannen stapten uit en kwamen in zijn richting gelopen. De bestuurder had een capuchon over zijn hoofd. De bestuurder duwde met zijn knieën tegen de fiets van aangever aan om hem van zijn fiets te krijgen. Ook kreeg aangever van hem een vuistslag in zijn gezicht. De bijrijder stond op dat moment vlak achter de bestuurder, ongeveer twee meter van aangever vandaan, en keek toe en zei niets. Door het slaan, duwen en trekken viel aangever op de grond. Hij stond op, duwde de fiets van zich af en is de dijk op gerend. De mannen renden allebei tot halverwege de dijk achter hem aan. [4]
De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en ook deels door wat – zoals hiervoor al is overwogen – verdachte ter terechtzitting van 3 augustus 2016 heeft verklaard.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij en verdachte die avond een paar keer langs de jongen zijn opgereden en dat ze de jongen met de auto hebben achtervolgd. Op een gegeven moment parkeerde verdachte de auto aan de zijkant van de weg en stapte verdachte uit de auto. [medeverdachte] is toen ook uitgestapt. De jongen kwam aanfietsen en toen hij dichterbij was, sloeg verdachte hem met zijn vuist in het gezicht. De jongen rende weg, waarna verdachte nog ongeveer 100 meter achter hem aan is gerend. [medeverdachte] is toen achter verdachte aangerend. Daarna zijn ze de auto ingestapt en weggereden. Ook [medeverdachte] had tijdens het incident een capuchon over zijn hoofd. [5]
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [medeverdachte] een willekeurige jongen, zijnde [slachtoffer 4] , met de auto enige tijd hebben achtervolgd, dat zij de auto op een afgelegen plek [6] hebben geparkeerd en [slachtoffer 3] hebben opgewacht en dat verdachte [slachtoffer 3] heeft geduwd en met een vuist tegen zijn gezicht heeft geslagen, waardoor hij ten val is gekomen. [medeverdachte] heeft zelf geen geweld gebruikt, maar stond dicht bij verdachte en heeft niet ingegrepen. Op het moment dat [slachtoffer 3] wegrende, zijn verdachte en [medeverdachte] beiden enige tijd achter hem gerend. [medeverdachte] heeft hiermee een wezenlijke bijdrage geleverd aan het door verdachte gepleegde geweld.
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweldpleging.
Enkele uren voorafgaand aan de achtervolging met de auto, het duwen en slaan van aangever en het achter de weggevluchte aangever aanrennen, heeft verdachte (J) in de avond van 5 februari 2016 naar [medeverdachte] (E) via WhatsApp afbeeldingen van een boksbeugel, een geprepareerde handschoen en een stiletto gestuurd en hebben tussen hen onder meer de volgende WhatsApp-gesprekken plaatsgevonden:
‘E: Haha zal wel willen maar ik heb verkracht
E: Dus
J: Niceeee
J: Ik wil dat oooookkkkk
E: Haha komt jongen
J: O hope so
(…)
J: Liever buiten…neuk ik gastje…en als ik kom....mes probere . Heheh.mmmmm
(…)
E: Ik vind buiten gast verkrachten wel geil
J: Me too.....ik wel voor in...loot hier vast wel kwer iets met sluitingstijd van de kroegeb :-) :-) :-)
E: Haha okay kijken wel moet me beetje bedeisd houden wel geen risico he geen pottenkijkers
J: I know..maar keer rondje.lope. en boel verkennen. Ken nooit kwaad toch :-)
E: Precies
J: En tjah….als de kans zoch voordoet en we denken dat we t aankunnen kunnen we altind nog kijken wat we ondernenn toch hehe
E: Dat kan geen kwaad
J: Idd :-)
(…)
E: Geil om te verkrachten
(…)
J: Ja.man.is t ook !!!
J: Onze beurt.komt ook nog wel man…. Weet ik zeker…..
J: En als we t beiden aandurven verteld ie t ook nooit meer na dussss
J: Lekkah lekkah
J: Heb stiletto niet voor nils gekocht gvd
E: Precies
E: Moet gewoon kicken zijn
(…)
J. Haha ja idd? nu moeten we ceker iemand verkrachten dan ken je bloed er sowiso i. hehe
(…)
E: Gaan iets verzinnen
E: Dat er vanavond
E: bloed loskomty
(…)
J. Beter dus buiten met bloed speleb hehe ?.
(…)
J: Maar jij die “opruim” gedachte enkel met drugs op of soms.ook. zonder?
(…)
J: Maare…ik heb die gedachte wel vaak. Ook als ik niks op heb….erg he…..
E: Om [naam 1] op te ruimen
J: Idd…..
E: Okay
J: Of als ok weleens naar huis rij en zie zon gastje fietsen
(…)
J: Zal vast mun kleding aan doen zo on te gaan lope…ken in mun boksbeugel en mes er in doe. (…)
J: Mmmmmmmm heb in zin rood vocht.bij iemand.pfffff hehe leklah lellah
E: Mmm lekker..m2 horny’ [7]
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder dat:
  • verdachte een paar uur vóór het incident op de dijk via WhatsApp verschillende afbeeldingen van een boksbeugel, een geprepareerde handschoen en een stiletto naar [medeverdachte] verstuurde, en ook zinspeelde op het gebruik van de stiletto;
  • verdachte en [medeverdachte] hebben het in de WhatsApp-gesprekken over:
o “het buiten verkrachten van een gastje”,
o “dat vonden zij geil”,
o “hun beurt kwam nog wel”,
o “als de kroegen zouden sluiten dan zou er vast wel iets rond lopen”,
o en vervolgens spraken ze af om samen op pad te gaan;
- verdachte en [medeverdachte] voorafgaand aan het tenlastegelegde feit een homo-ontmoetingsplaats hebben bezocht. Verdachte wilde daar seks hebben, maar daar is niets gebeurd; [8]
  • verdachte en [medeverdachte] zijn midden in de nacht daadwerkelijk in de auto zijn gaan rondrijden;
  • in de auto een boksbeugel, een geprepareerde handschoen en een stiletto lagen. [medeverdachte] wist daarvan;
  • toen zij een willekeurige jongen tegenkwamen - zijnde aangever -, hebben zij hem enige tijd gevolgd/achtervolgd;
  • verdachte de auto op een afgelegen plek heeft geparkeerd en zij aangever hebben opgewacht;
  • verdachte naar de hem tegemoet fietsende aangever is toegelopen, en hij heeft hem geduwd en geslagen, waardoor aangever ten val is gekomen;
  • toen aangever wegvluchtte, verdachte en [medeverdachte] beiden nog enig tijd achter hem zijn aangerend;
  • verdachte en [medeverdachte] nadat aangever was weggerend naar de haven in Tiel zijn gegaan, waar verdachte op zoek was naar iemand om seks mee te hebben;
- [getuige] heeft verklaard dat verdachte die avond vier of vijf lijntjes speed op had en dat verdachte daar agressief van wordt. [10] Verdachte heeft verklaard dat hij speed (onder meer) gebruikt voor zijn seksuele drift [11] ,
trekt de rechtbank de conclusie dat verdachte en [medeverdachte] van plan waren om “een gastje” te verkrachten. Zij hadden in de auto wapens bij zich. Verdachte was seksueel opgewonden en was opzoek naar een seksueel contact. Verdachte en [medeverdachte] zijn daadwerkelijk op zoek gegaan naar een “gastje” en zij kwamen aangever toen tegen. Zij zijn meerdere keren langs aangever gereden voordat zij hem op een stille plek opwachtten en aanvielen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het zoeken naar, opwachten van en het uitoefenen van geweld op aangever ten doel had om hem fysiek te overmeesteren. Daarmee is sprake van een begin van uitvoering van een verkrachting. Dat hij bij een poging gebleven is, is enkel te danken aan het feit dat aangever sneller liep, dan verdachte. Aangever was minderjarig. [12]
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 43 en 44;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 266;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2016.
Ten aanzien van feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 43 en 44;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 266 en 267;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2016.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat:
1.
Primair
hij op
of omstreeks6 februari 2016 te Opijnen, gemeente Neerijnen,
in ieder geval in Nederland,ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,door geweld
en/of één of meer andere feitelijkhedenen/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden, een persoon, te weten de minderjarige [slachtoffer 2] , te dwingen tot het ondergaan van handelingen (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , tezamen met zijn mededader,
althans alleen,
- het plan heeft opgevat om een
(willekeurige
)jongen
/mante gaan verkrachten;
- in een auto is gaan rondrijden op zoek naar een slachtoffer, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader een boksbeugel, geprepareerde handschoenen en een mes (stiletto) bij zich
had/hadden;
- die [slachtoffer 3] , die op de fiets was, enige tijd met de auto heeft gevolgd/achtervolgd;
- de auto op een afgelegen plek heeft geparkeerd en die [slachtoffer 3] heeft opgewacht;
- op die [slachtoffer 3] is toegelopen, waarna die [slachtoffer 3]
(door de mededader) (krachtig
)tegen zijn lichaam is geduwd en vervolgens met de vuist
en/of een boksbeugel of een geprepareerde handschoentegen diens gezicht is geslagen, waardoor die [slachtoffer 3] ten val is gekomen;
- op het moment dat die [slachtoffer 3] wegrende, enige tijd achter die [slachtoffer 3] is aangerend,
terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid;
2.
Primair
hij op
of omstreeks6 februari 2016 te Opijnen, gemeente Neerijnen,
in ieder geval in Nederland,met een ander, op of aan de openbare weg ( [pleegplaats] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , waarbij die [slachtoffer 3] door verdachten is achtervolgd en
/ofopgewacht en vervolgens is geduwd en met de vuist
en/of met een geprepareerde handschoen (met stalen verstevigingen ter hoogte van de knokkels),tegen zijn gezicht is
geslagen
en/of naar de grond is gewerkten vervolgens door verdachten achterna is gerend;
3.
hij op
of omstreeks06 februari 2016 te Opijnen, gemeente Neerijnen,
in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,een wapen van categorie I (art. 2, lid 1, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie), te weten een stiletto voorhanden heeft gehad en
/ofheeft gedragen en
/ofheeft vervoerd, en
/ofeen wapen van categorie I (art. 2, lid 1 onder 3 van de Wet Wapens en Munitie), te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad en
/ofheeft gedragen en
/ofheeft vervoerd;
4.
hij op
of omstreeks06 februari 2016 te Opijnen, gemeente Neerijnen,
in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,een wapen van categorie IV (art. 2, lid 1 onder 7 van de Wet Wapens en Munitie) heeft gedragen, te weten een paar geprepareerde handschoenen (handschoenen met stalen beslag ter hoogte van de knokkels),
in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dat
voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan een persoon toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair:
Medeplegen van poging tot verkrachting.
Ten aanzien van feit 2, primair
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Ten aanzien van feit 3
Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4
Handelen in strijd met artikel 27 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor de bewezenverklaarde feiten onder 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met de volgende bijzondere voorwaarden: de meldplicht, ambulante behandeling, een drugsverbod, een contactverbod met het slachtoffer en, indien de partner wordt betrokken bij de behandeling van verdachte, het bespreekbaar maken hoe er openheid gegeven kan worden over wat verdachte in de chatgesprekken besprak over het ‘opruimen’ van zijn partner. Dit alles met aftrek van het voorarrest. Verder heeft de officier van justitie gevorderd om voornoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te bevelen.
Tot slot heeft de officier van justitie geëist dat verdachte voor feit 4 zal worden veroordeeld tot het betalen van een geldboete van € 170,-, zo nodig te vervangen door 3 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het medeplegen van poging tot verkrachting. Bij de strafmaat voor de bewezenverklaarde feiten wordt verzocht rekening te houden met de Pro Justitia rapport. Verder wordt verzocht, conform de LOVS-oriëntatiepunten, een taakstraf aan verdachte op te leggen. Daarbij dient er rekening mee gehouden te worden dat de openlijke geweldpleging geen lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. Het opleggen van een deels voorwaardelijke taakstraf is een passende straf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 13 juni 2016;
- de voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland van 12 juli 2016 en 1 augustus 2016;
- een Pro Justitia rapport van drs. [naam 2] , psycholoog/psychotherapeute BIG, van 27 juli 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder op het volgende gelet.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting van de (minderjarige) aangever. Daarbij is openlijk geweld gebruikt door aangever met kracht te duwen en te slaan, waardoor hij ten val is gekomen. Dat het bij een poging is gebleven is niet aan verdachten te danken. Als aangever niet zo snel had kunnen rennen, was het wellicht heel anders afgelopen. Dat het handelen van verdachte een grote impact op het leven van zowel aangever als zijn moeder heeft gehad -en nog steeds heeft-, blijkt volgens de rechtbank uit hun schriftelijke slachtofferverklaringen. Daarnaast versterken feiten als de onderhavige de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een boksbeugel, geprepareerde handschoen en een stiletto. Deze voorwerpen had hij bij zich in de auto op het moment dat zij aangever achtervolgden en opwachtten. Van verdachte die graag gewelddadige filmpjes kijkt en die niet alleen chat over het ‘heb stiletto niet voor niks gekocht’, ‘met bloed spelen’ en ‘heb zin in rood vocht’, maar de wapens ook meeneemt als hij op zoek gaat naar een jongen die hij wil verkrachten, baart het des te meer zorgen dat hij in het bezit is van dergelijke wapens.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank bij de straftoemeting er rekening mee gehouden dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. In zijn nadeel weegt de rechtbank mee dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven en ook niet de verantwoordelijkheid van zijn handelen op zich heeft genomen. Tot op de terechtzitting van 3 augustus 2016 heeft hij immers volgehouden dat hij aangever slechts wat wilde plagen.
In het Pro Justitia rapport staat dat verdachte is gediagnosticeerd met een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD-nos) en een persoonlijkheidsproblematiek (afhankelijke en ontwijkende trekken). Hiermee samenhangend vertoont hij beperkingen in zijn emotionele en sociale functioneren. Ook heeft hij een lacunaire gewetensfunctie. Deze problematiek was ook aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten. De PDD-nos werkt beperkend om in stressvolle situaties adequaat re reageren. Verdachte zoekt zijn uitvlucht in seksuele coping. De afhankelijke trekken hebben een sturende invloed gehad. Verdachte is actief op zoek gegaan naar iemand met wie hij zijn fantasieën kon delen en door wie hij zich geaccepteerd voelde. Dit heeft faciliterend gewerkt op de delictdynamiek. Vanwege zijn lacunaire gewetensfunctie, is hij gericht op het bevredigen van zijn eigen behoeften zonder rekening te houden met anderen. Gevoelens van macht en controle dragen bij aan de seksuele opwinding van verdachte. Hij onderschat de problematiek, heeft onvoldoende zicht op wat zijn gedrag stuurt en is niet voldoende in staat om zijn gedrag bij te stellen als dit meer adequaat zou zijn. Hij weet het beschadigende effect van het bewezenverklaarde te benoemen, maar het ontbreekt hem aan een werkelijk besef en inzicht hierin. Hij ziet zichzelf vooral ook als slachtoffer. Geadviseerd wordt om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt dit advies over.
Zonder begeleiding en toezicht binnen een juridische kader is de kans op recidive matig Individuele therapie gericht op agressietraining is geïndiceerd, waarbij de therapeut een empathisch-directieve houding aanneemt. Aangeraden wordt om de partner van verdachte bij de behandeling te betrekken, aldus het Pro Justitia rapport. De reclassering heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijk straf aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, een ambulante behandeling, zo nodig een drugsverbod en controle daarop, een contactverbod met aangever en het betrekken van de partner in de behandeling van verdachte en het bespreekbaar maken van de chatgesprekken waarin wordt gesproken over het ‘opruimen’ van deze partner.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, zoals onder meer beschreven in de hiervoor aangehaalde stukken, bij de afdoening van deze zaak een gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Met betrekking tot het verboden bezit van de geprepareerde handschoenen, een overtreding, zal de rechtbank geen aparte straf opleggen maar verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel, als bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aangezien hem reeds een aanzienlijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Voorts dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat hij wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Uit het Pro Justitia rapport volgt immers, zoals hiervoor al is overwogen, de kans op recidive zonder begeleiding en toezicht binnen een juridische kader matig is. Dit is voor de rechtbank aanleiding om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van vijf jaren te koppelen. Tevens ziet de rechtbank hierin aanleiding om met betrekking tot de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, te bevelen dat deze dadelijk uitvoerbaar zijn. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat verdachte ter terechtzitting ook de wens heeft geuit om de voorwaarden direct in te laten gaan.
Voor het beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven mobiele telefoon, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de telefoon gebruikt is met betrekking tot het bewezenverklaarde feit onder 1. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. In de overgelegde vordering wordt een bedrag van € 2.165,38 gevorderd, alsmede reiskosten voor bezoek aan slachtofferhulp in Zutphen van € 51,24.
Ter terechtzitting is de benadeelde partij aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie en is de vordering zodoende aangepast naar in totaal € 2.000,-. Verder is verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen, met uitzondering van de post ‘verlies verdienvermogen’. Benadeelde partij heeft niet aangetoond dat hij de hele week zou werken. Daarom is slechts een deel van deze post toewijsbaar. Een totaalbedrag van € 2.000,- is toewijsbaar, zijnde € 1.800,- ter zake van geleden immateriële schade en € 200,- aan geleden materiële schade
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak voor de feiten heeft de verdediging verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. Verder heeft de verdediging naar voren gebracht dat het verlies van verdienvermogen niet met stukken is onderbouwd, zodat deze post ook daarom dient te worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Nu de verdediging geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen (de hoogte van) de gevorderde verplaatste schade (tegemoetkoming voor opname verlofuren) en reiskosten en deze bedragen naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd en niet onredelijk van hoogte zijn, zal zij deze schadeposten toewijzen.
Wat betreft het verlies aan verdienvermogen was een bedrag van € 225,42 gevorderd. Dit bedrag is ter terechtzitting naar beneden bijgesteld, in die zin dat de totale materiële schade thans nog een bedrag van € 200,- bedraagt. Met overleggen van de salarisspecificatie van mei 2016 door de benadeelde partij, waarin staat dat hij op 1 december 2013 in dienst is getreden, acht de rechtbank voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 2] werk had in de periode na het door verdachte plegen van de feiten. Verder acht de rechtbank gezien de ernst van de feiten voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 2] door de impact van de feiten een week niet gewerkt heeft. Uit de salarisspecificatie volgt dat hij in de maand mei € 212,99 heeft verdiend. De rechtbank acht het verlies van verdienvermogen dan ook voldoende onderbouwd en redelijk.
De immateriële schadevergoeding zal de rechtbank naar billijkheid bepalen op een bedrag van € 1.800,-. Hierbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen. Daarbij heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met de omstandigheid dat benadeelde voor psychische klachten door de huisarts is doorverwezen naar een psycholoog. Er is een EMDR therapie gestart voor het verwerken van een traumatische gebeurtenis. Dat het incident geen verdergaande impact op [slachtoffer 2] heeft gehad, is te danken aan hemzelf en niet aan verdachte.
Op grond van het voorgaande, de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van in totaal € 2.000,- aan nu toewijsbare schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2016.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag inclusief de wettelijke rente daarover ten behoeve van genoemde benadeelde partij. Bij de vaststelling van de vervangende hechtenis zal de wettelijke rente buiten beschouwing worden gelaten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 62, 91, 141, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26, 54, 55 en 56 van de Wet Wapens en Munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
10 (tien) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de
proeftijddie op
vijf jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich uiterlijk binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • zich zal laten behandelen in een door de reclassering aan te wijzen forensische psychiatrische polikliniek, zolang de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Verder zal veroordeelde, indien zijn partner [naam 3] actief bij de behandeling wil worden betrokken, in het begin van deze behandeling bespreekbaar maken hoe er openheid gegeven kan worden over wat hij in de chatgesprekken besprak over het ‘opruimen’ van deze partner;
  • zal in de behandeling en begeleiding spreken over zijn drugsverbruik. Indien en voor zo lang de reclassering het noodzakelijk acht, zal veroordeelde zich dienen te onthouden van het gebruik van drugs en zich verplichten ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed- of urineonderzoek;
  • gedurende de proeftijd, behalve na overleg met en toestemming van de reclassering, op geen enkele wijze (direct of indirect) contact zal opnemen, zoeken of hebben met [voornaam] [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , wonende te [adres 2] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voor het beslag:

verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: de mobiele telefoon;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016, tot aan de dag der algehele voldoening, en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag
te betalen van € 2.000,- (tweeduizend euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016, tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter] (voorzitter), mr. [rechter 1] en
mr. [rechter 2] , rechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 augustus 2016.
BIJLAGE I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 6 februari 2016 te Opijnen, gemeente Neerijnen, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden, een persoon, te weten de minderjarige [slachtoffer 2] , te dwingen tot het ondergaan van handelingen (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , tezamen met zijn mededader, althans alleen,
- het plan heeft opgevat om een (willekeurige) jongen/man te gaan verkrachten;
- in een auto is gaan rondrijden op zoek naar een slachtoffer, terwijl verdachte en/of zijn mededader een boksbeugel, geprepareerde handschoenen en een mes (stiletto) bij zich had/hadden;
- die [slachtoffer 3] , die op de fiets was, enige tijd met de auto heeft gevolgd/achtervolgd;
- de auto op een afgelegen plek heeft geparkeerd en die [slachtoffer 3] heeft opgewacht;
- op die [slachtoffer 3] is toegelopen, waarna die [slachtoffer 3] (door de mededader) (krachtig) tegen zijn lichaam is geduwd en vervolgens met de vuist en/of een boksbeugel of een geprepareerde handschoen tegen diens gezicht is geslagen, waardoor die [slachtoffer 3] ten val is gekomen;
- op het moment dat die [slachtoffer 3] wegrende, enige tijd achter die [slachtoffer 3] is aangerend,
terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 6 februari 2016 te Opijnen, gemeente Neerijnen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten, verkrachting van een minderjarige in vereniging (artt. 242 jo 248 lid 1 en lid 6 WSr), opzettelijk, een boksbeugel, een paar geprepareerde handschoenen (met stalen verstevigingen ter hoogte de knokkels) en een mes (stiletto) bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
2.
Primair
hij op of omstreeks 6 februari 2016 te Opijnen, gemeente Neerijnen, in ieder geval in Nederland, met een ander, op of aan de openbare weg ( [pleegplaats] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , waarbij die [slachtoffer 3] door verdachten is achtervolgd en/of opgewacht en vervolgens is geduwd en met de vuist en/of met een geprepareerde handschoen (met stalen verstevigingen ter hoogte van de knokkels), tegen zijn gezicht is
geslagen en/of naar de grond is gewerkt en vervolgens door verdachten achterna is gerend;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Opijnen, gemeente Neerijnen, in ieder geval in Nederland, een persoon, te weten [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] met zijn, verdachtes, vuist en/of met een boksbeugel, danwel een ander voorwerp, tegen diens gezicht te slaan;
3.
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Opijnen, gemeente Neerijnen, in ieder geval in Nederland, tesamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie I (art. 2, lid 1, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie), te weten een stiletto voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen en/of heeft vervoerd, en/of een wapen van categorie I (art. 2, lid 1 onder 3 van de Wet Wapens en Munitie), te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen en/of heeft vervoerd;
4.
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Opijnen, gemeente Neerijnen, in ieder geval in Nederland, tesamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie IV (art. 2, lid 1 onder 7 van de Wet Wapens en Munitie) heeft gedragen, te weten een paar geprepareerde handschoenen (handschoenen met stalen beslag ter hoogte van de knokkels), in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dat
voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan een persoon toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daarin in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is opgenomen in Bijlage I.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling thematische opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016062223, gesloten op 14 maart 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 augustus 2016.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 65 en 66, en proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 72 t/m 75.
5.Processen-verbaal van verhoor medeverdachte [voorletter 1] [medeverdachte] , p. 397, 422 (5e alinea), 430 (5e alinea), 431 (11e alinea) en 432 (5e alinea).
6.Rechterlijke waarneming van de foto van Google Maps op pagina 106 van het dossier.
7.Proces-van bevindingen p. 109 t/m 114, met bijlagen op p. 141 t/m 146, 157, 159, 161, 163 en 171.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 296 (8ste alinea) en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [voorletter 2] [medeverdachte] , p. 397 (1e alinea).
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 389 (4e alinea) en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [voorletter 3] [medeverdachte] , p. 421(9e alinea).
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 82 en 83.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 373 (een na laatste alinea).
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 65.