ECLI:NL:RBGEL:2016:4632

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 augustus 2016
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
05/840351-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [rechter 4]
  • mr. [rechter 5]
  • mr. [voorzitter 2]
  • mr. [rechter 3]
  • mr. [rechter 2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en opzettelijke beschadiging van een gebouw met gemeen gevaar voor goederen door met een auto tegen de woning te rijden

Op 19 augustus 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 maart 2016 met zijn auto tegen de voorpui van zijn woning is gereden, terwijl er personen in de woonkamer aanwezig waren. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, wat leidde tot een veroordeling voor poging tot zware mishandeling en opzettelijke beschadiging van een gebouw met gemeen gevaar voor goederen. De verdachte kreeg een werkstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met bijzondere voorwaarden. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn handelen bewust de kans aanvaardde dat de aanwezige personen in de woning zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. De rechtbank nam daarbij in aanmerking dat de verdachte eerder had aangegeven met zijn auto tegen de woning te willen rijden als zijn vrouw zijn modelauto's op straat zou gooien. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen opzet was, en concludeerde dat de verdachte met aanzienlijke snelheid tegen de woning was gereden, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de woning en gevaar voor de aanwezige goederen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verminderd toerekeningsvatbare toestand, en besloot tot een werkstraf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840351-16
Datum uitspraak : 19 augustus 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] .
raadsman: mr. P. Buikes, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 5 augustus 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 maart 2016 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een personenauto ( [merk] , gekentekend [kenteken] ) met hoge, althans aanzienlijke snelheid in/tegen/door (de voorgevel van) een woning aan de [adres 2] is (aan)gereden/ingereden, terwijl
voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] zich achter en/of nabij die voorgevel, in elk geval in die woning bevonden en/of die [slachtoffer 8] in voornoemde personenauto aanwezig was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, op of omstreeks 27 maart 2016 te Apeldoorn een gebouw, te weten een woning gevestigd aan de [adres 2] , opzettelijk heeft vernield of beschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die en/of naastgelegen woningen en/of de in en/of nabij die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
art 170 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij, op of omstreeks 27 maart 2016 te Apeldoorn, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning aan de [adres 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Woningbouwvereniging de Goede Woning, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 352 Wetboek van Strafrecht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 maart 2016 kreeg de politie omstreeks 19.26 uur de melding dat een auto de woning aan de [adres 2] te Apeldoorn zou zijn ingereden. Ter plaatse zagen verbalisanten dat een donkerkleurige [merk] met kenteken [kenteken] met zijn neus in de voorpui van de voormelde woning stond. De voorpui, het raam en het kozijn waren vernield en ontzet. In de woning was de radiator ongeveer een meter naar voren geschoven en de bank die voor de radiator stond was tenminste twee meter opgeschoven vanaf het kozijn. Toen de auto tegen de pui reed zat [slachtoffer 6] op de bank samen met zijn vriendin [slachtoffer 7] . Zijn schoonmoeder, [slachtoffer 5] , zat op een andere bank die haaks op hun bank stond. Op ongeveer drie meter van de plek van inslag van de auto stond een glazen etalagekast. De kristallen glazen die erin stonden waren allemaal kapot. Er lag glas in de kamer tot zeker zes à acht meter vanaf de voorpui. [2] De woning is direct gestut en met planken dichtgetimmerd. De woning is steeds bewoonbaar geweest. [3] Volgens verdachte was hij met zijn auto tegen de pui gereden. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 primair.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in zijn eerste termijn integrale vrijspraak bepleit voor de feiten 1 en 2. Hij heeft hiertoe betoogd dat het opzet ontbreekt. In tweede termijn heeft de raadsman aanhouding van het onderzoek verzocht voor het doen horen van getuigen. Ook zou dan het resultaat van het neurologisch onderzoek dat bij verdachte is verricht aan het dossier kunnen worden toegevoegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat het verzoek om aanhouding wordt afgewezen nu dit onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal de feiten tegelijk beoordelen gelet op de nauwe samenhang tussen de feiten.
Betwist wordt dat sprake is geweest van opzet.
Uit het dossier blijkt onder meer het volgende.
Getuige [getuige 1] , bewoner van [adres 3] , heeft gezien dat verdachte uit de woning kwam en dat hij oververhit was. Ze zag dat verdachte alleen in de auto zat, dat hij een dot gas achteruit gaf en een bocht naar links maakte. Vervolgens kwam hij terugrijden en reed hij met zijn auto tegen de woning van nummer 7 (naar de rechtbank begrijpt: nummer 9) aan. [5]
Volgens getuige [getuige 2] reed verdachte met een noodgang achteruit en daarna met een noodgang vooruit in de richting van de woning. Ze zag dat de auto de woning inreed. [6]
Verdachte heeft bij zijn aanhouding verklaard dat hij relatieproblemen had en dat zijn vrouw dreigde zijn modelauto’s op straat te gooien. Hij had gezegd dat als ze dat deed, hij met de auto de woning in zou rijden. [7] Tijdens de verhoren heeft verdachte verklaard dat hij die dag en de dag ervoor ruzie had met zijn vrouw en dat hij een waas kreeg. [8] Hij heeft met zijn auto de pui geramd vanwege de ruzie met zijn vrouw. Hij zat op dat moment alleen in de auto. Volgens verdachte is hij achteruit gereden, heeft zijn dochter [naam] uit de auto gezet en is vervolgens vooruit tegen de pui van de woning gereden. Hij heeft een bochtje gemaakt voor hij tegen de pui reed. Verdachte denkt dat hij 10 meter of minder achteruit is gereden en daarna vooruit. [9]
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte tegen de voorpui van de woning is gereden. In de woonkamer zaten [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 5] op de banken in de directe nabijheid van de voorpui. Door de klap van de auto tegen de voorpui is de verwarming en de bank die direct voor de verwarming stond opgeschoven en ontstond er schade aan de pui, het raam en het kozijn. Dat verdachte tenminste met een aanzienlijke snelheid heeft gereden blijkt uit de schade aan- en in de woning. De kristallen glazen die in een kast die op drie meter afstand van de voorpui stond, waren allemaal kapot. Verder lag in de woonkamer het glas tot zes à acht meter van de voorpui.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat [naam] [slachtoffer 8] in de auto of in de woning zat toen de auto tegen de voorpui reed. Verdachte heeft in dit verband verklaard dat hij haar heeft laten uitstappen en ook getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte alleen in de auto zat.
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van opzet overweegt de rechtbank dat verdachte volgens zijn eigen verklaring en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] eerst achteruit is gereden en daarna met snelheid vooruit is gereden. Aan deze handelingen heeft naar het oordeel van de rechtbank een wilsbesluit ten grondslag gelegen. Gelet hierop is er minstgenomen sprake van voorwaardelijke opzet. Verdachte heeft door met snelheid op de woning af te rijden en door tegen de voorpui te rijden bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat personen die zich in de woning bevonden ten gevolge van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte vooraf kenbaar had gemaakt dat hij tegen de voorpui zou rijden met zijn auto als zijn vrouw zijn modelauto’s op straat zou gooien. De uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van verdachte sluit bij deze verklaring aan en er is niet van gebreken aan de auto gebleken.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn handelen schade zou ontstaan aan de woning, waarbij er gevaar was voor de in en nabij de woning aanwezige goederen. Dat er gevaar was voor de naastgelegen woningen is niet gebleken. Daartoe bevat het dossier onvoldoende informatie.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman.
Voor zover verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de auto voor de woning wilde parkeren, overweegt de rechtbank dat dit mede gelet op de getuigenverklaringen in het dossier en zijn eigen verklaring bij zijn aanhouding en bij de politie en hetgeen hiervoor is overwogen niet aannemelijk is geworden.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de poging tot zware mishandeling ten aanzien van [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 5] , en beschadiging van de woning, terwijl daarvan gevaar voor goederen te duchten was, ten laste gelegd onder de feiten 1 en 2 primair, bewezen acht.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks27 maart 2016 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
- [slachtoffer 1] en
/of
- [slachtoffer 2] en
/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een personenauto ( [merk] , gekentekend [kenteken] ) met
hoge, althansaanzienlijke snelheid in/tegen/door (de voorgevel van) een woning aan de [adres 2] is (aan)gereden/ingereden, terwijl voornoemde [slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 7] zich achter en/of nabij die voorgevel, in elk geval in die woning bevonden
en/of die [slachtoffer 8] in voornoemde personenauto aanwezig was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op
of omstreeks27 maart 2016 te Apeldoorn een gebouw, te weten een woning gevestigd aan de [adres 2] , opzettelijk heeft
vernield ofbeschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die
en/of naastgelegenwoning
enen
/ofde in en/of nabij die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Poging tot zware mishandeling;
Feit 2 primair:
Een gebouw opzettelijk vernielen of beschadigen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte is op 14 juli 2016 een Pro Justitia rapport uitgebracht, opgemaakt door drs. [deskundige 1] , klinisch psycholoog. Met de conclusie van dit rapport dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering zolang de reclassering dat nodig acht. De officier van justitie heeft daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair verzocht om matiging van de gevangenisstraf. Ook heeft hij bepleit af te zien van een ontzegging van de rijbevoegdheid.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 26 mei 2016;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 22 juli 2016;
- een rapport van drs. [deskundige 1] , klinisch psycholoog, van 14 juli 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Hij heeft zijn auto als wapen gebruikt door daarmee tegen de voorpui van zijn woning te rijden. In de woning waren zijn vrouw, haar dochter en de vriend van de dochter. Door de klap is de bank waarop de dochter en haar vriend zaten flink opgeschoven. Verdachte heeft door zijn handelen het risico genomen dat zij zwaar lichamelijk verwond zouden raken. Dat zij er zonder kleerscheuren vanaf zijn gekomen is niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan beschadiging van de woning waarbij gevaar is ontstaan voor goederen. Zijn handelen heeft geleid tot een flinke schade aan de woning en aan het interieur in de woning.
De rechtbank heeft verder het over verdachte opgemaakte rapport van drs. [deskundige 2] in aanmerking genomen. Daaruit komt naar voren dat verdachte geen ziekelijke stoornissen heeft. Wel is sprake van een enigszins gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling, een inadequate regulatie van agressieve tendensen en boosheid en een zwakbegaafd verbaal begripsvermogen. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was hiervan sprake en speelden ook de partner-relatieproblemen een rol. Volgens [deskundige 2] wordt het recidiverisico als laag tot matig ingeschat. Hij adviseert reclasserings-toezicht op te leggen en in het kader van bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling gericht op relatieproblemen en het hanteren van boosheid en agressie (in de relationele context). De Borg training die verdachte volgt, sluit hier volgens hem goed bij aan. Verder zijn partnerrelatiegesprekken geïndiceerd. Hierbij dient er aandacht te zijn voor de communicatie tussen verdachte en zijn partner, het omgaan met relatie- en opvoedingsproblemen en het hanteren van onlustgevoelens, waaronder irritaties/boosheid. De behandeling kan worden verzorgd door een forensische polikliniek.
Volgens de reclassering heeft een reclasseringstoezicht voor de duur van een half jaar meerwaarde. De lijnen die in het kader van hulpverlening zijn uitgezet, kunnen dan worden gevolgd en geborgd. Bovendien is de BORG-training dan afgerond en kan een eventueel vervolgtraject in gang worden gezet.
De rechtbank acht alles afwegend een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd niet passend. Verdachte heeft zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en heeft een BORG-training gevolgd. Daarnaast heeft verdachte een baan, die hij in het geval van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk zal verliezen. Gelet daarop heeft de rechtbank gekozen voor een andere strafmodaliteit. Zij zal verdachte een werkstraf opleggen van 200 uur.
Om te voorkomen dat verdachte strafbare feiten pleegt, zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 maanden.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte naar aanleiding van het incident zijn rijbewijs een periode kwijt is geweest. Daarnaast is niet gebleken dat de verkeersveiligheid in het geding is geweest.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 45, 57, 170 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:
 wijst af het verzoek om aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting voor het horen van getuigen en het bekomen van deskundigenrapport;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf
  • stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de aanwijzingen hem door de reclassering te geven, ook als dit inhoudt het deelnemen aan een vervolgtraject van de Borg-training;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter 2] (voorzitter), mr. [rechter 3] en [rechter 2] , rechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 augustus 2016.
Mr. [rechter 4] is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/840351-16
Fout! De documentvariabele ontbreekt.
Uitspraak d.d.: 19 augustus 2016
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2016.
Tegenwoordig:
mr. [rechter 5] , rechter,
mr. , officier van justitie,
en mr. [grfiffier] , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[voornamen] [slachtoffer 8]
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
wonende aan de [adres 2] , [adres 5] ,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. P. Buikes, is wel / niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016150333, gesloten op 29 maart 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10-11.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 2 augustus 2016, PL0600-2016150333-37.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [initialen 1] [slachtoffer 8] , p. 66.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [initialen 3] [getuige 1] , p. 59-60.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [initialen 4] [getuige 2] , p. 53.
7.Proces-verbaal van aanhouding, p. 37.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [initialen 1] [slachtoffer 8] , p. 67.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [initialen 1] [slachtoffer 8] , p. 69-70.