ECLI:NL:RBGEL:2016:4658

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 augustus 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
292808
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en vernietiging van convenant met betrekking tot vermogensrechtelijke gevolgen

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen een man en een vrouw die in 1998 zijn getrouwd onder huwelijkse voorwaarden. In 2003 zijn deze huwelijkse voorwaarden opgeheven, waardoor een gemeenschap van goederen ontstond. De man is eigenaar van een kwart van een perceel landbouwgrond, dat al generaties in de familie is. Na de mededeling van de vrouw dat zij wilde scheiden, is er een echtscheidingsconvenant opgesteld door notaris P. van der Kolk. Dit convenant bevat bepalingen over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en sluit de mogelijkheid van vernietiging of ontbinding uit. De man heeft het convenant later willen vernietigen op grond van dwaling en misbruik van omstandigheden, maar de rechtbank oordeelt dat de clausule in het convenant dit uitsluit, tenzij de toepassing van deze clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit niet het geval is en wijst de vorderingen van de man af. De vrouw heeft in reconventie gevorderd dat de man de gelegde beslagen opheft, wat door de rechtbank wordt toegewezen. De man wordt veroordeeld in de proceskosten van de vrouw.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team familierecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/292808 / HA ZA 15-647
Vonnis van 10 augustus 2016
in de zaak van
[de man]
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.C.H. Bruinier te Ede,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.S. Zijderveld te Wageningen.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 maart 2016
  • de conclusie van antwoord in reconventie met als bijlage productie 20
  • de akte van de man met als bijlage productie 21
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 juni 2016, waaraan gehecht de reactie daarop van de man van 5 juli 2016 en die van de vrouw van 7 juli 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [dag en maand] 1998 in [woonplaats] getrouwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden. Bij akte van [dag en maand] 2003 zijn de huwelijkse voorwaarden opgeheven waardoor tussen hen een gemeenschap van goederen is ontstaan.
2.2.
De man is voor een kwart eigenaar van het perceel landbouwgrond aan de [straat,nummer en plaats van het perceel] (hierna: ‘het perceel’). Het perceel is al jaren in eigendom bij de familie van de man. Het perceel ligt in een L-vorm tegen een perceel dat in eigendom is van de vader van de man en waarop het huis van de vader van de man staat. Het perceel is bezwaard met een recht van vruchtgebruik ten behoeve van het perceel van de vader. Het aandeel van de man in het perceel is in de huwelijksgemeenschap gevallen.
2.3.
Per brief van 31 december 2014 heeft notaris mr. E.A.P. Boerkamp (hierna: ‘Boerkamp’) partijen namens de vader van de man benaderd in verband met de wens van de vader om het aandeel van partijen in het perceel te kopen. Op 15 januari 2015 is een herinnering aan partijen gestuurd. In die brief is een bod gedaan van € 48.175.
2.4.
Op de brieven van Boerkamp is per e-mail van 17 januari 2015 gereageerd. Onder deze e-mail staat de naam van beide partijen. In de e-mail is een tegenvoorstel gedaan. Daarop heeft Boerkamp per e-mail van 23 januari 2015 gereageerd. In een e-mail van 25 januari 2015, waar opnieuw de naam van beide partijen onder staat, is aan Boerkamp geschreven:
(…)
We hadden in ons e-mailbericht zeer belangrijke aandachtspunten die blijkens uw schrijven op geen enkele wijze een positieve tegemoetkoming krijgen.
Deze aandachtspunten waren voor ons een ‘methode’ om de motivatie te ontdekken of de koopbelangstelling bij [persoon A] gebaseerd was op:
(…)
2) een voor ons onbekende reden die eerder gebaseerd lijkt te zijn op persoonlijke (zakelijke) economische belangen voor [persoon A] zelf of in het voordeel van zijn andere drie kinderen of één daarvan en dat er wellicht in de toekomst gebouwd mag gaan worden, en dit grasland de waarde krijgt van bouwgrond, waardoor de toekomstige waarde vele malen hoger blijkt dan nu geboden is.
(…)
Dit heeft ons doen besluiten niet langer te overwegen en/of belangstelling te hebben om nog over een verdere verkoop van het genoemde grasland/perceel na te denken.
(…)
2.5.
Op 24 april 2015 heeft de vrouw aan de man medegedeeld dat zij wilde scheiden.
2.6.
Door notaris P. van der Kolk (hierna: ‘de notaris’) is een echtscheidingsconvenant opgesteld (hierna: ‘het convenant’). De notaris heeft over de inhoud van het convenant via e-mail gecorrespondeerd met de vrouw. De man is in de e-mails als ‘CC’ opgenomen. De man heeft de notaris in ieder geval eenmaal rechtstreeks een e-mail gestuurd (op 12 mei 2015 om 12:10 uur), met daarbij de akte huwelijkse voorwaarden.
2.7.
Op 20 mei 2015 is het convenant door partijen op het kantoor van de notaris ondertekend. Het convenant luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
INBOEDELVERDELING
De inboedelgoederen aanwezig in de voorheen echtelijke woning aan de [adres] , zijn reeds na overleg tussen partijen naar tevredenheid verdeeld.
Geen der partijen zal nog aanspraak kunnen maken op overbedeling op dit punt.
AUTO
de personenauto, merk [merk]
kenteken [kenteken]
wordt toegedeeld aan de vrouw
(staat op haar naam)
(…)
SCHULDEN
Partijen verklaren dat de boedel geen schulden bevat, althans bekend zijn. (…)
SPAARTEGOEDEN/BANKREKENINGEN
De aanwezige spaartegoeden en lopende rekeningen worden toebedeeld aan de vrouw, onder de verplichting voor haar om aan de man te doen toekomen een bedrag van vijfenvijftigduizend euro (€ 55.000,00), waarmee de man verklaarde akkoord te gaan. Gemeld bedrag ad vijfenvijftigduizend euro (€ 55.000,00) zal door de vrouw op uiterlijk 25 mei 2015 aan de man zijn voldaan.
ECHTELIJKE WONING
De vrouw zal de echtelijke woning, [adres] blijven bewonen.
Partijen werken mee aan de overdracht waarbij de vrouw de eigendom van de woning zal verkrijgen.
De echtelijke woning is niet met hypotheek of beslag bezwaard.
De man blijft woonachtig aan de [adres] totdat hij geschikte woonruimte heeft gevonden.
(…)
REGISTERGOEDEREN
De eigendom van het een/vierde onverdeeld aandeel belast met een recht van vruchtgebruik van de percelen kadastraal bekend gemeente [woonplaats] [sectienummers] wordt toebedeeld aan de man.
Dit registergoed is niet met hypotheek of beslag bezwaard.
(…)
SLOTBEPALINGEN
1. Partijen verklaren dat zij naast hetgeen hiervoor is omschreven geen andere rechten of verplichtingen jegens elkaar hebben. Behoudens hetgeen iedere partij na ondertekening van dit convenant en na de ontbinding van dit huwelijk nog verschuldigd zal zijn aan de ander –
waarvoor verwezen wordt naar de voorgaande artikelen – verlenen partijen elkaar over en weer volledige kwijting en decharge.
2. Partijen doen afstand van hun recht tot inroeping van de nietigheid, vernietiging en/of ontbinding van deze overeenkomst.
(…)
2.8.
Partijen hebben nadien bij testament elkaar aangewezen als enig erfgenaam. De daartoe gemaakte akten zijn opgesteld door de notaris en op 22 mei 2015 ondertekend. Nadien zijn deze testamenten herroepen.
2.9.
Door advocaat mr. M.L.E. Storm van ’s Gravesande (hierna: ‘de advocaat’) is het echtscheidingsverzoek ingediend bij de rechtbank Gelderland.
2.10.
Bij beschikking van 1 juli 2015 (zaaknummer [nummer] ) heeft de rechtbank Gelderland de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Bepaald is dat de inhoud van het convenant deel uitmaakt van die beschikking.
2.11.
Bij e-mail van 6 juli 2015 heeft de advocaat beide partijen uitgenodigd bij hem op kantoor om de akte van berusting en het verzoek om aantekening te ondertekenen. Beide partijen hebben dat kort daarna, op verschillende momenten, gedaan waarna de echtscheidingsbeschikking op 10 juli 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand waardoor het huwelijk is geëindigd.
2.12.
Nadien is door de notaris de akte van levering gepasseerd waarmee (het eigenaarsdeel van de man in) de voormalige echtelijke woning aan [adres] [woonplaats] (hierna: ‘de woning’) aan de vrouw is geleverd. De man had een volmacht verleend voor het passeren van de akte.
2.13.
De man heeft na op 23 oktober 2015 daartoe verkregen verlof conservatoir beslag gelegd op de woning, op de inboedelzaken, op de in het convenant genoemde auto en op door de vrouw bij de ABN Amro Bank en de Rabobank gehouden bankrekeningen.
2.14.
Bij brief van 26 oktober 2015 heeft mr. Bruinier namens de man de vernietiging van het convenant ingeroepen.
2.15.
De vrouw heeft in kort geding opheffing van de op de bankrekeningen en de auto gelegde beslagen gevorderd. In het vonnis van 10 december 2015 (zaaknummer [nummer] ) is de man veroordeeld het op de bankrekeningen gelegde beslag op te heffen terwijl de vordering voor het overige is afgewezen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De man vordert – samengevat weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair: een verklaring van recht zal geven inhoudende dat het convenant respectievelijk de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zoals vastgelegd in het convenant buitengerechtelijk is vernietigd op grond van dwaling, misbruik van omstandigheden c.q. wegens benadeling voor meer dan een kwart;
subsidiair: het convenant respectievelijk de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zoals vastgelegd in het convenant zal vernietigen op grond van dwaling, misbruik van omstandigheden c.q. wegens benadeling voor meer dan een kwart;
de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap zal gelasten met inachtneming van de standpunten van de man zoals omschreven in punten 21 tot en met 41 van de dagvaarding;
de vrouw zal veroordelen om aan de man – tegen behoorlijk bewijs van kwijting – binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis te betalen een bedrag van € 280.000,51 uit hoofde van overbedeling, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis;
de vrouw zal veroordelen om aan de man – tegen behoorlijk bewijs van kwijting – binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis te betalen een bedrag van € 877,25 uit hoofde van de kosten van makelaars ter vaststelling van de schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
de vrouw zal veroordelen in de proceskosten, waaronder de beslagkosten en de nakosten, en zal bepalen dat de vrouw de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn als zij niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis heeft betaald.
3.2.
De man legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat het convenant tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en misbruik van omstandigheden en dat hij door de verdeling als opgenomen in het convenant voor meer dan een kwart benadeeld is. Het convenant is daarom door hem vernietigd, althans moet in deze procedure worden vernietigd, waarna de verdeling opnieuw dient plaats te vinden conform zijn voorstel.
3.3.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en concludeert primair tot afwijzing van de vorderingen van de man en subsidiair tot het vaststellen van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap conform hetgeen de vrouw voorstelt, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De vrouw vordert – samengevat weergegeven – bij vonnis:
de man te gebieden tot opheffing van de gelegde conservatoire beslagen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis;
te bepalen dat de man een dwangsom van € 1.000 per dag(-deel) verbeurt wanneer hij niet aan het onder 1. gevorderde voldoet;
de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw met inbegrip van de wettelijke rente een bedrag ad € PM uit hoofde van de gevoerde procedures;
met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.6.
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat de man, gelet op het door haar in deze procedure aangevoerde, geen belang heeft bij het handhaven van de door hem gelegde beslagen. Er zijn bovendien genoeg verhaalsmogelijkheden. De man procedeert volgens de vrouw op oneigenlijke gronden en handelt aldus onrechtmatig tegen de vrouw. De man dient de daadwerkelijke schade te betalen die zij als gevolg van deze procedure heeft geleden, aldus de vrouw.
3.7.
De man voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van de vrouw met veroordeling van haar in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Beroep op vernietiging
4.1.
De vrouw heeft een beroep gedaan op de door partijen in het convenant over en weer verleende finale kwijting en – met name – de in de slotbepalingen onder 2 opgenomen bepaling dat zij afstand doen van hun recht de nietigheid, vernietiging en/of ontbinding van de overeenkomst in te roepen. De rechtbank beschouwt dit als het meest verstrekkende verweer van de vrouw dat zij daarom als eerste zal beoordelen.
4.2.
Voorop zij gesteld dat het convenant als een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst moet worden aangemerkt. De man heeft dat betwist. Hij stelt dat partijen met het convenant geen geschil hebben willen voorkomen of beëindigen. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – is die stelling echter onbegrijpelijk nu niet valt in te zien welk ander doel partijen met het convenant voor ogen hadden dan tussen hen bindende afspraken te maken over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap ter voorkoming van geschillen hierover. De man heeft daarover niets gesteld.
4.3.
Van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst maakt deel uit het door de vrouw ingeroepen artikel dat een beroep op de vernietiging van het convenant, als door de man in deze procedure gedaan, uitsluit. De man is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel gehouden aan deze bepaling. Dat leidt ertoe dat hem een dergelijk beroep niet kan worden toegestaan en zijn vorderingen reeds daarom moeten worden afgewezen. Een en ander ligt slechts anders indien toepassing van deze bepaling in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek). Op dit punt sluit de rechtbank zich aan bij het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 april 2006 (ECLI:NL:GHSHE:2006:AX1013) waarop de vrouw ook een beroep heeft gedaan.
4.4.
Voor de beoordeling van de vraag of de hier relevante bepaling op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid buiten toepassing moet blijven, zijn alle door de man in het kader van de door hem ingeroepen wilsgebreken gestelde feiten en omstandigheden van belang. Daarop zal hierna worden ingegaan.
Abnormale gemoedstoestand man
4.5.
De man heeft in het kader van zijn beroep op dwaling en misbruik van omstandigheden gesteld dat hij door de vrouw bewogen is tot ondertekening van het convenant terwijl zij wist dat hij op dat moment afhankelijk van haar was en dat hij een abnormale geestestoestand had als gevolg van psychische klachten en haar bericht dat zij van hem wilde scheiden en een relatie had met een vriend van de man.
4.6.
Dat bij de man ten tijde van het aangaan van het convenant sprake was van een abnormale gemoedstoestand, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De algemene, niet op een specifiek bericht toegesneden, verwijzing naar WhatsApp-berichten uit de periode in aanloop naar het ondertekenen van het convenant, volstaat daartoe niet. De man heeft daarnaast gewezen op een aangifte die de vrouw tegen hem heeft gedaan op
25 juni 2015. De vrouw heeft daarin gesteld dat ze zich zorgen maakte over de psychische gesteldheid van de man en uit de aangifte volgt dat zij meende dat het al enkele weken minder goed ging met hem. Ter zitting heeft de vrouw echter gesteld dat haar opmerkingen niet zien op de periode dat het convenant is getekend en door de man is niets aangevoerd dat tot een andere conclusie kan leiden.
4.7.
De man voert voorts aan dat hij omstreeks het tekenen van het convenant veel wiet rookte en daarom alles zou hebben getekend wat men hem zou hebben voorgelegd. De vrouw heeft dat betwist met onder meer de onweersproken stelling dat de man altijd wiet rookt en desondanks zijn zaken kan overzien. De vrouw heeft ook betwist dat zij ten tijde van de breuk met de man reeds een andere relatie had. Daarvan wordt daarom niet uitgegaan. Met betrekking tot (andere) psychische klachten van de man en oorzaken daarvan is niets gesteld of onderbouwd.
4.8.
De gemoedstoestand van de man zal voorts ook door de notaris zijn beoordeeld. Niet gesteld is dat bij de notaris, of later bij de advocaat, enige twijfel omtrent die gemoedstoestand heeft (moeten) bestaan.
4.9.
Op grond van deze omstandigheden neemt de rechtbank niet aan dat sprake was van een zodanige gemoedstoestand bij de man dat hij ervan weerhouden had moeten worden het convenant te tekenen.
Afhankelijkheid van de vrouw
4.10.
Wat betreft de beweerde afhankelijkheid van de vrouw stelt de man dat hij door de vrouw en de door haar ingeschakelde notaris en advocaat niet is gewezen op de financiële gevolgen die het convenant voor hem zou hebben. De man heeft gesteld dat hij van de notaris voorafgaand aan het tekenen van het convenant geen informatie heeft ontvangen. Daartoe heeft hij gesteld dat de in ‘CC’ aan hem gestuurde mails hem niet hebben bereikt en zich te dien aanzien beroepen op de ontvangsttheorie.
4.11.
De rechtbank oordeelt daarover als volgt. Het moge zo zijn dat bewijstechnisch het aan de vrouw is om aan te tonen dat de man de e-mails heeft ontvangen, maar het wordt erg onaannemelijk geacht dat de man helemaal geen van de aan hem gestuurde e-mails heeft ontvangen. Belangrijker is dat de man zelf kennelijk geen informatie bij de notaris heeft ingewonnen terwijl hij wist dat deze de afwikkeling ter hand zou nemen. De man heeft gesteld dat hij volledig op de vrouw heeft vertrouwd. Dat komt voor zijn eigen rekening en risico. De man had zelf advies kunnen inwinnen bij de notaris en/of zelf een eigen advocaat kunnen inschakelen. Hij verwijt de vrouw, althans de notaris en de advocaat dat hij niet op die mogelijkheid is gewezen, doch de man had daartoe toch ook zelf kunnen besluiten. Door de man is voorts niets gesteld waaruit volgt dat er concrete aanleiding bestond voor de vrouw en/of de notaris/advocaat om de man op die mogelijkheid te wijzen of het moet zijn de hiervoor besproken gestelde gemoedstoestand van de man, welke stellingen de rechtbank heeft gepasseerd.
4.12.
De rechtbank neemt ook aan dat de man is voorgelicht door de notaris voorafgaand aan het tekenen van het convenant. De stelling van de man dat met de notaris slechts kort en over algemene zaken is gesproken, wordt zonder nadere toelichting niet aannemelijk geacht.
4.13.
De man heeft ook niet specifiek gesteld wat de vrouw wel en hij niet wist en wat zij hem dus had moeten meedelen. Voor zover dat ziet op de waardes van de diverse bestanddelen wist de man, zijn eigen stelling volgend, wat hij kreeg. Immers, aan hem werd toegedeeld de helft van de banksaldi, welk bedrag (€ 55.000) werd genoemd in het convenant, en het perceel grond waarvan hij heeft erkend dat hij ten tijde van het aangaan van het convenant wist wat de waarde was (ongeveer € 32.500). Het moet op grond van het convenant zonder meer duidelijk zijn geweest dat de vrouw de woning kreeg die vrij van hypotheek was en voorts de auto, een en ander zonder nadere verrekening. De vrouw kreeg verder de andere helft van het aanwezige bancaire vermogen. Het moet voor de man duidelijk zijn geweest dat hij daardoor zou worden onderbedeeld. De man heeft immers niet gesteld, en dat is ook onaannemelijk, dat hij de waarde van de woning in zijn geheel niet kon inschatten. Evenmin heeft hij gesteld dat hij meende dat in beginsel een andere verdeling dan bij helfte aan de orde zou zijn.
4.14.
De man moest derhalve op grond van louter de tekst van het convenant kunnen inschatten dat de vrouw in absolute zin op dat moment meer kreeg. De man wist dus ook dat hij minder kreeg dan waar hij in beginsel recht op had. Onvoldoende gesteld is gelet daarop wat er nu voor de man zo onduidelijk was en waarover de vrouw, althans de notaris en de advocaat, hem hadden moeten inlichten.
Benadeling van de man
4.15.
De verdeling houdt, gekeken naar het moment van het aangaan van het convenant, een benadeling van de man in. De rechtbank acht echter aannemelijk dat het perceel grond potentieel een veel hogere waarde heeft dan de huidige waarde. Daarbij is van belang de ligging, bij [woonplaats] en grenzend aan het perceel van de vader van de man, en de ontwikkeling van omliggende percelen. De man heeft betwist dat op het perceel gebouwd zal kunnen worden, doch dat is niet onaannemelijk gezien de onweersproken door de gemeente gehanteerde ‘rood voor rood-regeling’ waarbij mogelijk sloop van elders gesitueerde stallen aan de orde kan zijn. Onweersproken is dat op het perceel van de vader van de man paardenstallen staan en de vader altijd in onroerend goed heeft gehandeld en ook elders stukken grond met daarop stallen heeft (gehad). Met de potentieel veel grotere waarde van het perceel moet de man bekend zijn geweest gezien de mailwisseling met Boerkamp eind 2014, begin 2015 (als hiervoor genoemd onder 2.3 en 2.4).
4.16.
Al met al kan uiteindelijke benadeling van de man niet zonder meer worden aangenomen, laat staan dat voldoende is gesteld om te onderbouwen dat de man onbekend was met deze benadeling ten tijde van het convenant althans daarvan geen inschatting kon maken. Daarbij komt nog dat een verdeling anders dan bij helfte als zodanig nog niet tot de conclusie kan leiden dat sprake is van een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare overeenkomst. Daarvoor dienen bijkomende omstandigheden aan de orde te zijn, die zich gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet voordoen.
Slotsom
4.17.
Op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een situatie waarbij het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien de man wordt gehouden aan hetgeen in de slotbepalingen onder 2 van het convenant is opgenomen. De man kan derhalve geen beroep doen op vernietiging van het convenant. Daarop strandt hetgeen door de man is gevorderd in al zijn onderdelen.
Proceskosten
4.18.
De man is voorafgaand aan de procedure niet bereid geweest met de vrouw te overleggen. Hij is rauwelijks overgegaan tot beslaglegging en dagvaarding. De man heeft ter zitting aangegeven nimmer met de vrouw te zullen overleggen, doch door te procederen totdat hij de helft van de waarde van de huwelijksgemeenschap heeft ontvangen. De man kan daarvan niet worden afgehouden, doch het brengt ook mee dat de vrouw substantiële proceskosten moet maken. De rechtbank ziet daarin, nu de man volledig in het ongelijk wordt gesteld, aanleiding de man in de proceskosten te veroordelen.
4.19.
De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op:
- griffierecht € 1.248
- salaris advocaat
4(2,0 punt × tarief € 2.000)
Totaal € 5.248
in reconventie
4.20.
Gelet op de afwijzing van de vordering van de man, zal de vordering van de vrouw tot opheffing van de op dit moment nog liggende beslagen worden toegewezen onder maximering van de dwangsom. Niet gevorderd is dit onderdeel van de vordering uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De man zal ook in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten, onder verwijzing naar het op dit punt in conventie overwogene, waarnaar hier kortheidshalve wordt verwezen. Er wordt geen aanleiding gezien een veroordeling in de werkelijke proceskosten uit te spreken, zoals de vrouw kennelijk met haar reconventionele vordering als hiervoor weergegeven onder 3.5.3 voorstaat. Dat sprake is van (andere) schade, is door haar niet onderbouwd.
4.21.
De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op:
- salaris advocaat €
452(1,0 punt × tarief € 452)
Totaal € 452

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw begroot op € 5.248,
in reconventie
5.3.
gebiedt de man de op de datum van dit vonnis zijdens hem ten laste van de vrouw liggende beslagen op te heffen en wel binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag(-deel) wanneer hij daaraan niet voldoet, met een maximum van € 50.000,
5.4.
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw begroot op € 452,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2016.