In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe. Eiseres had op 4 maart 2014 een aanvraag voor bijstand ingediend, maar deze werd door verweerder buiten behandeling gesteld omdat eiseres niet de benodigde informatie had verstrekt. Verweerder had eiseres in totaal vijf herstelbrieven gestuurd om haar de kans te geven de ontbrekende informatie aan te leveren. De laatste herstelbrief was verzonden op 10 juni 2014, terwijl de hersteltermijn die in een eerdere brief was gegeven nog niet was verstreken. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat er op dat moment nog geen onvolledige aanvraag was vastgesteld. Hierdoor was het bestreden besluit van 8 oktober 2014 niet houdbaar. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om de aanvraag voor bijstand inhoudelijk te beoordelen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het griffierecht vergoeden.