ECLI:NL:RBGEL:2016:4941

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
282489
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J. Elferink
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterswisseling en verzoek om nadere mondelinge behandeling in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 7 september 2016 een vonnis gewezen na een rechterswisseling. De zaak betreft een geschil tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de eiseres in conventie en verweerster in reconventie is vertegenwoordigd door mr. M.E. Muller, en de gedaagde in conventie en eiseres in reconventie door mr. P.A.C. de Vries. De procedure is gestart met een mondelinge behandeling op 19 november 2015, geleid door de eerste rechter, mr. P.J. Elferink. Tijdens deze comparitie zijn verschillende geschilpunten besproken, maar er is geen uitgewerkt proces-verbaal opgemaakt. Op 3 februari 2016 heeft de eerste rechter een tussenvonnis gewezen, waarin de meeste geschilpunten zijn behandeld, maar de beslissing over de schadevergoeding in reconventie is aangehouden.

Na de tussenvonnis van 3 februari 2016 vond er een rechterswisseling plaats, zonder dat partijen hiervan op de hoogte waren gesteld. De nieuwe rechter heeft op 29 juni 2016 een tussenvonnis gewezen, waarin ook de schadevergoeding in reconventie is behandeld. De gedaagde heeft vervolgens verzocht om een nadere mondelinge behandeling, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien het ontbreken van een volledig proces-verbaal van de eerdere comparitie en het feit dat niet op alle geschilpunten is beslist, een nieuwe comparitie noodzakelijk is om verdere inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of partijen tot een minnelijke regeling kunnen komen.

De rechtbank heeft bepaald dat de partijen, bijgestaan door hun advocaten, moeten verschijnen voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling. De zitting zal plaatsvinden op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd, waarbij partijen vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om hen te vertegenwoordigen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot na de comparitie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/282489 / HA ZA 15-248
Vonnis van 7 september 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.E. Muller te Gouda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.A.C. de Vries te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 juni 2016
  • de akte aan de zijde van [eiseres]
  • de antwoordakte tevens akte n.a.v. rechterswisseling met het verzoek een nadere mondelinge behandeling te gelasten aan de zijde van [gedaagde]
  • de akte van antwoord aan de zijde van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
Op 19 november 2015 heeft er ten overstaan van de rechter mr. P.J. Elferink (verder: de eerste rechter) een mondelinge behandeling in de vorm van een comparitie van partijen plaatsgevonden (verder: de comparitie). In het verkorte proces-verbaal van de comparitie is hetgeen tijdens de comparitie is besproken niet uitgewerkt. Op 3 februari 2016 heeft de eerste rechter een tussenvonnis gewezen. Daarin is beslist op de (meeste) geschilpunten die bij de comparitie ter sprake zijn gekomen en is, in conventie, bewijslevering opgedragen aan [gedaagde] . De beslissing in reconventie over (de hoogte van) de door [gedaagde] gevorderde schade is echter aangehouden. Na 3 februari 2016, heeft er om organisatorische redenen een rechterswisseling plaatsgevonden. Op basis van het tussenvonnis van 3 februari 2016 en de door partijen respectievelijk genomen akte tot overlegging van bewijsstukken en antwoordakte heeft de nieuwe rechter een tussenvonnis van 29 juni 2016 gewezen, zonder dat daaraan een nieuwe mondelinge behandeling is voorafgegaan en zonder dat partijen vooraf van de rechterswisseling op de hoogte zijn gesteld. In dat tussenvonnis is tevens een beslissing genomen ten aanzien van de door [gedaagde] in reconventie gevorderde schade. De zaak is naar de rol verwezen voor een akte aan de zijde van [eiseres] . Na de door [eiseres] genomen akte heeft [gedaagde] bij antwoordakte verzocht om een nadere mondelinge behandeling. [eiseres] heeft zich hiertegen in haar akte van antwoord verzet.
2.2.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:662) volgt dat de verplichting van een gerecht om na een mondelinge behandeling aan partijen mededeling te doen van een rechterswisseling vervalt na de eerste door de oorspronkelijke rechter gewezen uitspraak die op de mondelinge behandeling volgt. Echter, ook indien deze verplichting is vervallen kan een partij een verzoek doen om een nadere mondelinge behandeling, zoals in deze door [gedaagde] is gedaan. Uit het arrest van 15 april 2016 en het arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3076, NJ 2015/181) volgt, onder andere, als uitgangspunt dat een dergelijk verzoek niet kan worden afgewezen als geen (uitgewerkt) proces-verbaal is opgemaakt, voor zover op het na de mondelinge behandeling door de oorspronkelijke rechter gewezen vonnis niet is beslist op (alle) tijdens de mondelinge behandeling besproken geschilpunten. Dit brengt met zich dat, nu van de comparitie geen volledig proces-verbaal is opgemaakt en in het daarop gevolgde tussenvonnis van de eerste rechter niet is beslist op het geschilpunt ten aanzien van (de hoogte van) de door [gedaagde] in reconventie gevorderde schade - waarvan niet in geschil is dat dat tijdens die mondelinge behandeling aan de orde is gekomen -, de rechtbank het verzoek van [gedaagde] zal toewijzen.
2.3.
De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Nu er ten overstaan van de eerste rechter reeds een comparitie heeft plaatsgevonden waarop een tussenvonnis is gevolgd waarin door de eerste rechter is beslist op de meeste geschilpunten die bij de comparitie ter sprake zijn gekomen, maar niet ten aanzien van (de hoogte van) de door [gedaagde] in reconventie gevorderde schade, zal de behandeling zien op dat geschilpunt en daartoe zo ver mogelijk worden beperkt.
2.4.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
2.5.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. T.P.E.E. van Groeningen in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
3.2.
bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
21 september 2016voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de woensdagen in de maanden oktober 2016 tot en met januari 2017, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
3.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
3.5.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
3.6.
wijst partijen er op, dat voor de zitting anderhalf uur zal worden uitgetrokken,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2016.