ECLI:NL:RBGEL:2016:4942

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
299362
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandige en de beoordeling van een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een zelfstandige interieurbouwer, eiser, en zijn verzekeraar, Interpolis, over de vraag of eiser arbeidsongeschikt is in de zin van de verzekeringsvoorwaarden. Eiser heeft zich op 28 september 2007 arbeidsongeschikt gemeld vanwege klachten van evenwichtsstoornissen, misselijkheid en hoofdpijn, die zijn ontstaan na het uitspuiten van zijn oren. Interpolis heeft eiser in de periode daarna een uitkering verstrekt, maar heeft deze per 1 februari 2014 volledig gestaakt. Eiser stelt dat hij recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 50% en vordert betaling van de verzekeringspenningen, premieverlaging en vergoeding van kosten voor zijn medisch adviseur.

De rechtbank Gelderland heeft de procedure gevolgd en vastgesteld dat er verschillende medische rapporten zijn ingediend, waaronder rapporten van een registerarbeidsdeskundige en een neuroloog. De neuroloog concludeert dat er geen objectief medisch vast te stellen stoornis is, terwijl de vestibuloloog een diagnose van vestibulaire migraine heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat er een deskundigenbericht moet worden ingewonnen om te bepalen of er sprake is van een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld en of eiser arbeidsongeschikt is in de zin van de verzekeringsvoorwaarden. De zaak wordt aangehouden voor het nemen van een akte door beide partijen over het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/299362 / HA ZA 16-127
Vonnis van 3 augustus 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. E.B. Wits te Utrecht,
tegen
naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
handelend onder de naam
Interpolis
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. H.E. Foudraine te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] en Interpolis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 mei 2016
  • het verkorte proces-verbaal van comparitie van 22 juni 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] werkt als zelfstandig interieurbouwer.
2.2.
Tussen [eiser] en Interpolis is een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen, die het risico dekt van schade die [eiser] ondervindt als gevolg van arbeidsongeschiktheid (verder: de verzekering). Op de verzekering zijn voorwaarden van toepassing met modelnummer 52-8 en 22021.
2.3.
De voorwaarden met modelnummer 52-8 (verder: de verzekeringsvoorwaarden) bevat de volgende bepaling:
art 5 Arbeidsongeschiktheid
1. Wij stellen de mate van arbeidsongeschiktheid vast aan de hand van rapportages van door ons aan te wijzen deskundigen
2 Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde beperkt is in zijn of haar functioneren. Zonder iets af te doen aan het voorgaande is arbeidsongeschiktheid aanwezig als de verzekerde voor ten minste 25% ongeschikt is voor het verrichten van werkzaamheden die verbonden zijn aan het beroep of bedrijf, of die in het beroep of bedrijf in redelijkheid van de verzekerde verlangd kunnen worden. Bij het vaststellen van de werkzaamheden houden we rekening met mogelijke taakaanpassingen, taak verschuivingen, en/of aanpassingen van werkomstandigheden.
3 Wij drukken de mate van arbeidsongeschiktheid uit in een percentage. Dit percentage noemen wij het arbeidsongeschiktheidspercentage.
2.4.
[eiser] heeft zich op 28 september 2007 arbeidsongeschikt gemeld wegens klachten van “evenwichtsstoornissen, misselijk en hoofdpijn” welke klachten zijn ontstaan na het uitspuiten van zijn oren bij de huisarts. Interpolis keert [eiser] wegens deze melding een uitkering uit op grond van de verzekering.
2.5.
Interpolis heeft [eiser] in de periode daarna - zonder steeds de medische beperkingen van [eiser] te erkennen - op grond van de verzekering een uitkering verstrekt die is berekend op basis van wisselende arbeidsongeschiktheidspercentages. Interpolis heeft de uitkering per 1 februari 2014 volledig gestaakt.
2.6.
In een in opdracht van Interpolis door registerarbeidsdeskundige [naam 1] (verder [naam 1] ) opgesteld arbeidsdeskundig rapport van 18 januari 2013 schrijft [naam 1] :
[…] In de volle jaren na arbeidsongeschiktheid (2008 tot en met 2011) is de gemiddelde derving van Bedrijfsresultaat 43%.
Indien uitgegaan wordt van de genormaliseerde Totale omzet dan is de derving in 2009: […] 40%.
Het gemiddelde over de 4 volle jaren na arbeidsongeschiktheidsmelding komt dan neer op 49%. Samenvattend lijkt er een correlatie te bestaan tussen uitval van verzekerde en de verminderde bedrijfsresultaten. Zeker na 2009.
2.7.
In een brief van 19 januari 2015 schrijft klinisch fysicus/vestibuloloog prof. Dr. [naam 2] (verder: [naam 2] ) aan de advocaat van [eiser] :
In antwoord op uw verzoek om nadere informatie bericht ik U als onderstaand middels een samenvatting van onze bevindingen:
[…]
27.10.2014
Samenvatting documentatie eerder onderzoek elders:
Als kind last van wagenziekte, maar wel een heel goed evenwicht, liep als kind over de nok van het dak. Na het met koud water uitspuiten in 2007 rechter oor door huisarts (gebeurde daarvoor regelmatig vanwege cerumen) werd patient heftig duizelig: met de auto naar huis met heftige vertigo, heel misselijk 3 weken lang, daarna langzamerhand beter. Maar als patient te snelle bewegingen maakt wordt het weer erg, wordt dan naar en gaat naar bed, maar dan wordt het vaak erger. Tevens voelt patient het rechter oor altijd (oor wordt nog steeds vaak uitgespoten door de KNO-arts). In 2010 calorisch onderzoek VU werd onderzoek afgebroken (rapportage meldt centraal gecompenseerde hyporeflexie AD). In 2011 in [plaats] wederom calorisatie afgebroken vanwege hyperreactie. Alhier in 2012 een symmetrisch calorigram met wel hyperreacties op de warme irrigaties.
Geen historie van otitiden, alleen veel cerumenvorming.
Geen last van hoofdpijn, wel een zwaar hoofd.
Het drinken van 2 glaasjes bier helpt.
Samenvattend lijkt het erop dat in 2007 het evenwichtssysteem van patient heel gevoelig is geworden (nb CT/MRI hoofd/brughoek gda).
DD extreme vestibulaire hyperreactiviteit eci/BPPD (klachten geluxeerd door bewegingen/ hoofdkantelingen) met name Brandt-Daroff oefeningen waren zeer luxerend/SCDS.
15.12.2014
Bij audiometrisch onderzoek vinden we rechts een perceptief gehoorverlies met Fl 37 dB HL en links een perceptief gehoorverlies met Fl 37 dB HL.
Het maximale spraakverstaan is 90% bij 85 dB SPL aan het rechteroor en 90% bij 75 dB SPL aan het linkeroor.
Conclusie
Geen aanwijzingen voor oculomotor of centraal vestibulair functieverlies.
Normale functie van het horizontale halfcirkelvormige kanalensysteem bdz.
Herhalingsonderzoek wegens persisterende klachten 15.12.2014 en 19.12.2014
Patient heeft nog steeds veel klachten; de klachten zijn onveranderd gebleven; hij is constant
misselijk en draaierig. Als patient het hoofd laag houdt: duizelig (als het erg is: draaiduizelig). Voorts spontane aanvallen van draaierigheid met misselijkheid. Sinds een paar maanden drukkend gevoel achter op het hoofd.
Onderzoek
Bij de Hallpike was er zowel met het hoofd naar rechts als naar links een geringe upbeatcomponent, met rechts ook een geringe apogeotrope component.
HC: zeer geringe apogeotrope component met het hoofd naar rechts. Patient werd niet duizelig.
Geen spontane nystagmus, geen fixatienystagmus.
Normale oculomotortesten.
Normale VOR bij de torsion-swing met goede fixatie-suppressie.
C-VEMP: rechts drempel bij 1115 dB. Links drempel bij 120 dB.
0-VEMP: bdz niet opwekbaar.
V-HIT: bdz normaal.
Conclusie
Geen aanwijzingen voor oculomotorstoornis of centraal vestibulair functieverlies. Geen aanwijzingen voor hoogfrequent functieverlies bdz. Normale statolietenfunctle (sacculus). Mogelijk benigne afwijkende functie utriculus.
Diagnose
Beeld past het meest bij een vestibulaire migraine variant in combinatie met een geringe multichannel positioneringsvertigo.
Beleid
Team-bespreking. De aanwezigheid van de positioneringsduizeligheid wijst op een al of niet door canaloliths veroorzaakte dysfunctie van waarschijnlijk beide labyrinthen zodat bij iedere beweging duizeligheid en desorientatie kan optreden. Vanwege het multi-channel en bilateraal karakter is het onwaarschijnlijk dat de BPPD eenvoudig met bevrijdingsmanoeuvres is op te lossen. De medicamenteuze behandeling van de andere component: de vestibulaire migraine is vooralsnog nog niet met wetenschappelijk onderzoek onderbouwd. Meestal baseert men zich op de literatuur inzake de behandeling van klassieke migraine. Naar onze ervaring is metoprolol vaak wel effectief en als proefmedicatie voor 2-3 maanden te overwegen. De bijwerkingen zijn echter substantiel. Een andere mogelijkheid is het reduceren van de vestibulaire gevoeligheid met een vestibulair sedativum zoals cinnarizine al of niet gecombineerd met primperan tegen de misselijkheid. Ook deze medicatie leidt vaak tot veel bijwerkingen.
Samenvattend: de waarschijnlijk geringe effectiviteit van de bevrijdingsmanoeuvres en medicatie tegen de vertigo weegt niet op tegen het negatief effect vanwege de bijwerkingen. De misselijkheid kan eventueel met primperan bestreden worden.
2.8.
Interpolis heeft een onderzoek laten verrichten door neuroloog dr. [naam 3] (verder: [naam 3] ). [eiser] is betrokken bij de keuze van de neuroloog en heeft aan het onderzoek meegewerkt. [naam 3] schrijft in zijn geneeskundig rapport, gedateerd 28 mei 2015, dat bij het onderzoek geen afwijkingen worden gevonden. Als klinische diagnose is in het rapport weergegeven:
Er is bij betrokkene al vanaf kinderleeftijd anamnestisch sprake van overprikkeling van het vestibulaire systeem, gezien de aanwezigheid van wagenziekte, waarbij ook sprake kan zijn van visuovestibulaire conflicten. In essentie heeft hij deze klacht nu nog. Bij onderzoek, zowel neurologisch als neuro-otologisch vind ik geen afwijkingen.
In zijn daaraan gehecht zakelijk rapport van dezelfde datum schrijft [naam 3] na bestudering en bespreking van aanvullende correspondentie onder andere:
Samenvatting en bespreking
Blijkens het dossier had betrokkene als kind last van wagenziekte, maar hij had wel een goed evenwicht. Hij liep als kind over de nok. Bij het uitspuiten van zijn rechter oor in 2007 door de huisarts, hetgeen daarvoor regelmatig gebeurde vanwege cerumenvorming, werd hij heftig duizelig en verloor hij kortdurend het bewustzijn. [naam 2] meldt dat hij daarbij heftige vertigo had, maar [naam 4] meldt in 2008 dat er sprake was van een drukkend gevoel voorafgaand aan het uitspuiten van het oor. Er wordt gesteld dat er geen sprake is van draaisensaties, met een dronken en zweverig gevoel. Er waren geen gehoorproblemen. Cinnarizine had geen effect. In 2008 werden geen afwijkingen gevonden bij KNO-onderzoek, ook niet bij evenwichtsonderzoek, terwijl ook beeldvormend onderzoek geen afwijkingen liet zien. Er trad spontaan verbetering op zonder relevante medicamenteuze behandeling. In 2009 was er sprake van recidief klachten, waarbij bij KNO-onderzoek ook ENG werd herhaald waarbij geen afwijkingen werden gevonden. Ook nu wordt gemeld dat er sprake is van een onzeker gevoel zonder manifeste draaisensaties zonder gehoorklachten. Bij de VU wordt in 2010 gesteld dat er sprake is van verminderde prikkelbaarheid van het rechter labyrint, maar uit de informatie van [naam 2] komt naar voren dat het onderzoek niet compleet is uitgevoerd. Er is sprake van goede compensatie. Er werd gesproken over hyperventilatie of wel een angst- of paniekstoornis. In 2011 is in [plaats] aanvullend onderzoek verricht. Dit werd afgebroken in verband met hyperreactiviteit. In 2012 werd in het Academisch Ziekenhuis Maastricht een symmetrisch calorigram gezien met wel hyperreactieve reacties op warmte. Er wordt gedacht dat het evenwichtsysteem in 2007 heel gevoelig is geworden. CT en MRI van hoofd en brughoek lieten geen afwijkingen zien. Bij aanvullend onderzoek waren er geen afwijkingen. Er is 2 maal een psychiatrische expertise gedaan waarbij geen aanwijzingen werden gevonden voor psychiatrische problematiek. In december 2014 wordt het evenwichtsonderzoek herhaald. De klachten zijn onveranderd. Hij is constant misselijk en draaierig. Bij onderzoek wordt weliswaar een geringe upbeat component gezien bij de Hallpike, maar er wordt geen melding gemaakt van klachten. Bij onderzoek zijn er ook geen afwijkingen. Ook bij aanvullend onderzoek worden geen bijzonderheden gezien, waar enkel de O-VEMP niet opwekbaar is, hetgeen wordt geduld als een mogelijk benigne afwijking van de utriculus. Verder zijn er aan het evenwichtssysteem geen afwijkingen. Niettemin concludeert [naam 2] dat het beeld het best past bij vestibulaire migraine in combinatie met een geringe multichannel positioneringsvertigo. Naar mijn mening ontbreekt elke onderbouwing voor deze diagnose. Voor een definitieve vestibulaire migraine dient een persoon tenminste 5 periodes van vestibulaire symptomen met matige of ernstige intensiteit gehad te hebben gedurende een periode van 5 minuten tot 72 uur, bekend zijn met migraine in het heden of verleden met of zonder aura volgens de ICHD-criteria, 1 of meer migrainekenmerken tijdens op zijn minst 50% van de aanvallen te hebben: hoofdpijn met tenminste 2 van de volgende kenmerken: eenzijdig, kloppend van aard, matig of ernstig van aard, toename bij routinematige lichamelijke activiteiten, foto- of fonofobie, visuele aura, gerelateerd aan menstruatie en geen verklaring door andere diagnosen of ICDH-diagnosen.
Voor waarschijnlijk vestibulaire migraine geldt het hier boven eerste punt ten aanzien van de periodes, naast 1 van de criteria hierboven genoemd als migraine-kenmerk en geen andere verklaring. Op grond hiervan moge duidelijk zijn dat er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van vestibulaire migraine. Ook waren er geen aanwijzingen voor BPPD. Er wordt weliswaar een nystagmus beschreven, maar deze is miniem en er is geen sprake van klachten.
Samenvattend is er op basis van het dossier dus sprake van klachten, maar geen afwijkingen bij vestibulair onderzoek. Met name geen aanwijzingen voor perifeer of centraal vestibulaire afwijkingen, noch voor oculomotor afwijkingen.
De anamnese ten aanzien van het uitspuiten in 2007 en het vervolg daarop komt overeen met de dossierbevindingen, met dien verstande dat betrokkene niet kan aangeven hoe lang het bewustzijnsverlies heeft geduurd, terwijl in het dossier wordt vermeld dat het kort is. De klachten worden omschreven als enerzijds misselijk, anderzijds draaierig, waarbij er niet altijd op basis van de anamnese gesproken kan worden over vertigo. Dit geldt wel van tenminste 1 episode in de bedstee, waarbij de wereld naar links draaide. Er is weliswaar sprake van een dronkenmansgang met de regelmaat wanneer hij meer last heeft, maar geen afwijkingen in een specifieke richting. Vanwege aanhoudende klachten volgt onderzoek door 3 KNO-artsen, waarbij bij het onderzoek door [naam 5] anamnestisch sprake is van een afgebroken onderzoek bij het draaistoelonderzoek omdat hij daar misselijk van werd. Verder onderzoek heeft volgens de anamnese niets opgeleverd en dat geldt ook voor het verrichte beeldvormend onderzoek in de zin van scan van het hoofd. Er is in 2014 uitvoerig onderzoek gedaan door Prof. [naam 2] , vestibulair deskundige; deze vond geen noemenswaardige afwijkingen en heeft nog medicamenteuze behandeling overwogen, maar dit uiteindelijk niet gedaan. Hij heeft eigenlijk constant een licht misselijk gevoel en draaierig gevoel. Hij scoort 15 op een schaal van 0 tot 100. Dit kan toenemen, waarbij het op zeer uiteenlopende momenten kan verergeren, ook in rust en niet uitgelokt door beweging. Als de klacht aanwezig is, kan dat een dag tot een week duren voordat hij weer terugzakt naar het oude niveau. Daarnaast spelen vermoeidheidklachten een rol. Er is geen sprake van andere neurologische klachten, wel kan hij misselijk zijn wanneer de klachten heftiger zijn. Hij meldt wagenziekte als kind. Toen hij later zelf mocht rijden, had hij er geen last van. Nu is het nog steeds zo dat hij last van wagenziekte heeft wanneer hij bij anderen in de auto zit, maar nu ook wanneer hij zelf een rotonde te snel neemt en te snel afslaat. Bij onderzoek worden geen afwijkingen gevonden. Na mijn onderzoek heb ik ook geen enkele reden om aan vestibulaire migraine te denken, zoals [naam 2] suggereerde. Bij onderzoek door [naam 2] werden geen aanwijzingen gevonden voor vestibulaire hyperreactiviteit. Hij meldt een positioneringsvertigo die ik nu bij onderzoek niet kan bevestigen, waarbij betrokkene overigens ook geen last had bij het onderzoek door [naam 2] . Beeldvormend onderzoek liet geen afwijkingen zien.
Op grond van mijn neurologische expertise, bestudering van het dossier en bestudering van de eerder vervaardigde radiodiagnostiek kom ik tot de volgende beantwoording van de door u aan mij voorgelegde vragen.
Beantwoording van uw vragen
Vraag 1:
Hoe luidt de anamnese?
Antwoord:
Voor de anamnese wil ik verwijzen naar het hoofdstuk “Anamnese” in mijn geneeskundig rapport.
Vraag 2:
Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek?
Antwoord:
Voor mijn bevindingen bij het lichamelijk onderzoek wil ik verwijzen naar het hoofdstuk “Lichamelijk onderzoek” in mijn geneeskundig rapport.
Vraag 3:
Welke diagnose(n) kunt u stellen?
Antwoord:
Op basis van de anamnese kan gedacht worden aan het bestaan van vestibulaire hyperreactiviteit, maar bij aanvullend onderzoek wordt een en ander niet bevestigd. Ik heb mede ook gezien het ontbreken van afwijkingen bij neurologisch en neuro-otologisch onderzoek op het gebied van de neuro(-oto)logie geen klinische diagnose c.q. neuro(oto)logische verklaring voor de klachten van betrokkene.
Vraag 4:
Is er naar uw mening sprake van medisch vast te stellen gevolgen van ziekte? Zo ja, geeft dit dan aanleiding tot beperkingen? Zo ja, welke beperkingen zijn dit? Wilt u zo concreet mogelijk de mate aangeven?
Antwoord:
Op basis van mijn anamnese en bevindingen van onderzoek kan ik bij betrokkene geen afwijkingen op neurotogisch/neuro-otologisch gebied vaststellen.
Vraag 5:
Acht u een eindtoestand bereikt, of verwacht u verbetering of verslechtering? In welke mate en op welke termijn?
Antwoord:
Betrokkene heeft klachten maar geen afwijkingen op het vakgebied van de neurologie. Voor wat betreft het vakgebied van de neurologie is er naar mijn mening sprake van een eindtoestand en verwacht ik geen verandering.
Vraag 6:
Hebt u nog (andere) therapeutische suggesties?
Antwoord:
Ik heb geen therapeutische suggesties.
Vraag 7:
Acht u, afgezien van een eventueel arbeidsdeskundig onderzoek, nadere consultatie buiten uw vakgebied noodzakelijk of gewenst? Zo ja, op welk gebied?
Antwoord:
Er is bij betrokkene psychiatrisch onderzoek verricht en er is ook uitgebreid vestibulair onderzoek verricht. Bij vestibulair en otologisch en ook aanvullend otologisch onderzoek zijn geen afwijkingen gevonden. Herhaling van het onderzoek lijkt mij derhalve niet zinvol.
2.9.
In een brief van 29 juni 2015 schrijft Interpolis aan de advocaat van [eiser] dat zij op basis van het onderzoek van [naam 3] er bij blijft dat [eiser] geen beperkingen heeft en dat het arbeidsongeschiktheidsdossier gesloten blijft. In de brief geeft Interpolis het advies van haar medisch adviseur weer:
Neurologisch expertise rapport van 28 mei ontvangen. De expert, neuroloog [naam 3] , heeft alle gegevens van de specialisten door wie betrokkene is gezien bestudeerd en een eigen onderzoek verricht. Bij het onderzoek worden er geen afwijkingen geconstateerd. Volgens neuroloog [naam 3] ontbreekt iedere onderbouwing voor de door de vestibuloog gestelde conclusie. Er wordt geen positioneringsduizeligheid gezien. Er zijn geen aanwijzingen voor het bestaan van vestibulaire migraine. Er zijn ook geen aanwijzingen voor een andere diagnose. Samenvattend kan gesteld worden dat sprake is van klachten maar dat er geen aanwijzingen zijn voor afwijkingen, geen verklaring voor de klachten. Er is geen diagnose.
2.10.
Een door [eiser] ingeschakelde medische adviseur, [naam 6] (Verder [naam 6] ), schrijft in een brief van 12 oktober 2015 aan diens advocaat:
De heer [eiser] ondervindt sinds het uitspuiten van de oren op 28 september 2007 o.a. duizeligheidsklachten. Het is een bekend fenomeen dat, als het water waarmee de gehoorgangen gereinigd worden te koud of te warm is, duizeligheid met misselijkheid/braken kan ontstaan. Bij de later uitgevoerde calorische testen blijkt de heer [eiser] overgevoelig te zijn voor (te) warm water met telkens heftige reacties van duizeligheid en misselijkheid/braken. Ik ben het dan ook met de conclusie van prof. [naam 2] eens dat het evenwichtsorgaan sinds het voorval van september 2007 overgevoelig is geworden. [...]
Prof. [naam 2] is in Nederland een autoriteit op het vlak van evenwichtsproblematiek. Hij dacht aan vestibulaire migraine en positioneringsduizeligheid. Dat zijn dus beide aanvallen van duizeligheid. Het vervelende is dat het niet te voorspellen is wanneer deze optreden, wat de heer [eiser] begrijpelijkerwijs onzeker maakt, ook in het uitvoeren van zijn professionele werkzaamheden. De neuroloog [naam 3] accepteert de door prof. [naam 2] gestelde diagnoses niet. De genoemde problematiek ligt echter hoofdzakelijk op het terrein van de KNO-arts. Een neuroloog kan wel nagaan of er geen centrale (lees: in de hersenen) oorzaak is voor de duizeligheid, maar als dat niet het geval is, ligt het voor de hand om (indien dat noodzakelijk is) een expertiseonderzoek door een KNO-arts te laten verrichten, Ik stel hiervoor prof. dr. [naam 7] (Nijmegen) of dr. [naam 8] (Rijnstate ziekenhuis Arnhem) voor, hoewel deze laatste wellicht niet gesubspecialiseerd is in evenwichtsproblemen. Dat is zijn collega mw. dr. [naam 9] (ook Rijnstate) wel. Het is mij echter niet bekend of zij expertises verricht. Ook dr. [naam 10] , KNO-arts in de Gelre ziekenhuis houdt zich specifiek met duizeligheidsproblematiek bezig. Het is mij evenmin bekend of hij expertises verricht. Interpolis stelt dat er geen sprake is van een medisch objectiveerbare stoornis. Terecht hebt u al aangevoerd dat het dan volgens de rechtspraak gaat om een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld. Prof. [naam 2] heeft dat ziektebeeld dus benoemd. Dat de neuroloog [naam 3] zich daar niet kan in vinden doet daar niets van af. Het ziektebeeld is immers bij uitstek op KNO-vakgebied.
2.11.
Interpolis reageert in een brief van 9 november 2015 op het in 2.10 weergegeven, schrijven van [naam 6] :
Wij blijven bij het standpunt dat meneer [eiser] volledig arbeidsgeschikt is vanaf 1 februari 2014.
Ik geef u de reactie van onze medisch adviseur als motivatie.
Onze medisch adviseur geeft de volgende reactie:
‘Medisch adviseur [naam 6] stelt dat ondanks het feit dat neuroloog [naam 3] geen diagnose kan stellen, dit niets af zou doen aan de eerdere door de vestibuloog gestelde diagnose. Het zou namelijk niet op het gebied van een neuroloog liggen maar een KNO-arts. Medisch adviseur [naam 6] stelt derhalve expertise KNO-arts voor. Hierover het volgende: In gezamenlijk overleg is een expertise onderzoek verricht bij neuroloog [naam 3] . Het betreft wel degelijk het vakgebied van een neuroloog en zeker het vakgebied van neuroloog [naam 3] . Neuroloog [naam 3] is namelijk gespecialiseerd op het gebied van duizeligheid, daarbij is hij ook aangesloten bij de vestibulaire vereniging en heeft artikelen geschreven op het gebied van neuro-otologische duizeligheid, vestibulaire stoornissen. Daarbij dient aangegeven te worden dat alle KNO-artsen die betrokkene hebben onderzocht geen afwijkingen hebben geconstateerd. […]

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat Interpolis op basis van de verzekeringsovereenkomst gehouden is tot betaling van de verzekeringspenningen behorende bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 50%, ingaande 1 januari 2014 en dit percentage aan te passen, indien de door de heer [eiser] gewerkte uren hiertoe aanleiding geven;
2. Interpolis veroordeelt om met terugwerkende kracht premieverlaging door te voeren en teveel betaalde verzekeringspremie aan [eiser] terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
3. Interpolis veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 2.775,00 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1.710,94 aan kosten van de door [eiser] ingeschakelde medisch adviseur,
Met veroordeling van Interpolis in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] stelt ter onderbouwing van zijn vordering - kort weergegeven -, met verwijzing naar de brief van [naam 2] en de stukken van zijn medisch adviseur, dat is voldaan aan de voorwaarden uit zijn verzekering voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid. Aangezien sprake is van een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld bestaat er immers een in relatie tot ziekte of ongeval objectief medisch vast te stellen stoornis, waardoor hij beperkt is in zijn functioneren, aldus [eiser] . Uit het rapport van [naam 1] volgt dat er een directe relatie is tussen het ontstaan van de klachten en de inkomensterugval van gemiddeld 50 %. Naar dit percentage kan, zo stelt [eiser] , worden gekeken bij het vaststellen van het arbeidsongeschiktheidspercentage.
3.3.
Interpolis voert verweer. Zij voert - kort weergegeven - aan dat Interpolis niet tot betaling van verzekeringspenningen gehouden is, nu geen sprake is van een objectief medisch vast te stellen stoornis, waardoor [eiser] wordt beperkt in de zin van de verzekering. Zij verwijst daarbij naar de stukken van [naam 3] en van haar medisch adviseur. Subsidiair voert Interpolis aan dat voor zover al sprake zou zijn van een dergelijke stoornis de gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar is aangezien zonder arbeidskundige onderzoek conform de polis het arbeidsongeschiktheidspercentage ongewis is en geen percentage van arbeidsongeschiktheid als verzocht kan worden vastgesteld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Geen punt van geschil is dat [eiser] reële klachten ervaart die hem beperken in zijn functioneren. Partijen verschillen van standpunt over de vraag of bij [eiser] sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 5 van de verzekeringsvoorwaarden en met name of er sprake is van een in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornis.
4.2.
Daarbij is allereerst van belang vast te stellen hoe de desbetreffende bepaling moet worden uitgelegd en met name wat een “in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornis” precies omvat. Interpolis heeft zich in dat verband te comparitie aangesloten bij het standpunt van [eiser] , inhoudende dat de bepaling zo moet worden uitgelegd dat voor zover kan worden vastgesteld dat de klachten van [eiser] voortvloeien uit een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld een onder de verzekeringsvoorwaarden vallende stoornis aanwezig is. Geen punt van geschil is voorts dat indien een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld afwezig is het enkele bestaan van lichamelijke klachten niet een dergelijke stoornis opleveren. De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vraag of bij [eiser] sprake is van een in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornis, in de zin van de verzekeringsvoorwaarden, uit van voornoemde door partijen gedeelde uitleg van die bepaling.
4.3.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of met in achtneming van voornoemde uitleg vastgesteld kan worden dat bij [eiser] een als arbeidsongeschiktheid aan te merken stoornis aanwezig is.
4.4.
[eiser] stelt dat [naam 2] op het gebied van het evenwichtsorgaan de grootste autoriteit is en dat uit zijn diagnose, zoals aangehaald onder 2.7, dat [eiser] lijdt aan vestibulaire migraine, reeds volgt dat sprake is van een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld. Interpolis erkent dat indien de diagnose vestibulaire migraine kan worden vastgesteld dit is aan te merken als een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld. Zij betwist echter de juistheid van de diagnose door [naam 2] en betwist, onder verwijzing naar de rapportages van [naam 3] , dat de diagnose vestibulaire migraine kan worden gesteld.
[eiser] stelt voorts dat ook “duizeligheid en een evenwichtsstoornis” als een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld kunnen worden aangemerkt. Interpolis betwist dit. Het gaat, volgens Interpolis, hier enkel om subjectieve klachten, die niet onder de dekking van de verzekering vallen en niet om een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat geen punt van geschil is dat bij [eiser] sprake is van reële klachten met betrekking tot duizeligheid en evenwichtsproblemen, maar dat partijen van inzicht verschillen over de vraag of er in dat opzicht sprake is van een te benoemen stoornis. De rechtbank stelt voorts vast dat rapporten van de deskundigen, waarop beide partijen zich beroepen niet eenduidig zijn en geen uitsluitsel geven over de vraag of sprake is van vestibulaire migraine, noch over de vraag of de door [eiser] gestelde “duizeligheid en een evenwichtsstoornis” en de door hem ervaren klachten overigens een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld opleveren.
De rechtbank acht het daarom - ondanks dat beide partijen ter comparitie hebben aangegeven dat wat hun betreft de voorliggende medische gegevens voldoende duidelijkheid geven, zij het dat beide daar een andere conclusie aan verbinden - voorshands nodig daarover een deskundigenbericht in te winnen. De rechtbank overweegt daarbij dat, zoals Interpolis ter comparitie heeft erkend, de clausule van het eerste lid van artikel 5 van de verzekeringsvoorwaarden dat de arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld door een door Interpolis aan te wijzen deskundige, er niet aan in de weg staat dat de rechtbank het al dan niet bestaan van een stoornis en arbeidsongeschiktheid vaststelt aan op basis van een deskundigenbericht van een door de rechtbank aangewezen deskundige.
Voordat tot het inwinnen van een deskundigenbericht wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich nader uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.6.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige, te weten een op het gebied van het evenwichtsorgaan gespecialiseerde KNO-arts en dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
Anamnese
1. a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard, de ernst en het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot voor het verrichten van werkzaamheden die verbonden zijn aan beroep zelfstandig interieurbouwer.
Medische gegevens
2. b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van de onderzochte en het resultaat daarvan.
c. Wat vindt u van de in deze zaak overgelegde rapport van neurolooog dr. [naam 3] alsmede de in de brief van 19 januari 2015 weergegeven bevindingen van klinisch fysicus/vestibuloloog prof. Dr. [naam 2] ? Onderschrijft u hun bevindingen? Kunt u motiveren waarom wel/niet?
Medisch onderzoek
3. d. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie
4. e. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? Is er naar uw mening sprake van reële en consistente klachten bij betrokkene?
5. f. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose
6. f. Wat is de diagnose op uw vakgebied op dit moment en ten aanzien van de periode vanaf 1 januari 2014? Wilt u daarbij uw differentiaal-diagnostische overweging geven?
g. Kan bij [eiser] de diagnose vestibulaire migraine worden gesteld?
h. Kan bij [eiser] op uw vakgebied een ander herkenbaar en benoembaar ziektebeeld worden vastgesteld?
7. i. Acht u, afgezien van een eventueel arbeidsdeskundig onderzoek, nadere consultatie buiten uw vakgebied noodzakelijk of gewenst? Zo ja, op welk gebied?
8. j. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiser] moeten worden betaald.
4.8.
Als subsidiair verweer voert Interpolis aan dat ook indien een stoornis kan worden vastgesteld de gevorderde verklaring voor recht niet kan worden toegewezen nu het daarin genoemde arbeidsongeschiktheidspercentage niet enkel bepaald kan worden aan de hand van de stoornis en de door [eiser] gewerkte uren. De rechtbank overweegt dat afhankelijk van het deskundigenonderzoek en het mede daarop te baseren oordeel van de rechtbank over de vraag of sprake is van een stoornis in de zin van artikel 5 van de verzekeringsvoorwaarden, nader onderzoek door een verzekeringsarts en/of een arbeidskundige nodig kan zijn om het arbeidsongeschiktheidspercentage van [eiser] vast te kunnen stellen.
4.9.
Iedere verder beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 augustus 2016voor het nemen van een akte door beide partijen gelijktijdig met betrekking tot het aangekondigde deskundigenbericht,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2016.