ECLI:NL:RBGEL:2016:5316

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
10 oktober 2016
Zaaknummer
05/700995-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [voorzitter]
  • mr. [rechter 1]
  • mr. [rechter 2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraffen voor medeplegen hennepteelt en diefstal van elektriciteit

De Rechtbank Gelderland heeft op 7 oktober 2016 drie mannen uit Arnhem van 38 en 39 jaar oud veroordeeld voor het gezamenlijk exploiteren van twee hennepkwekerijen in Ede. In totaal werden 3528 hennepplanten aangetroffen, wat duidt op een grote hoeveelheid hennep. Om de kwekerijen van stroom te voorzien, was er een illegale elektriciteitsaansluiting aangelegd, wat hen schuldig maakte aan diefstal van elektriciteit. De rechtbank legde de mannen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met het feit dat het om een oude zaak ging. Een vierde man, de (voormalig) eigenaar van de panden, werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van stelselmatige observatie van de verdachte, en dat de betrokkenheid bij de hennepkwekerijen voldoende bewezen was. De rechtbank achtte het medeplegen van het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats [plaats 2]
Parketnummer : 05/700995-12
Datum uitspraak : 07 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
raadsvrouw: mr. J. Steenbrink, advocaat te [plaats 2] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 oktober 2014, 30 oktober 2015, 19 februari 2016 en 23 september 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 29 juni 2012, te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad - in een loods gelegen aan de [adres 2] ongeveer 2110 hennepplanten en/of - in een woning aan gelegen aan de [adres 3] ongeveer 1418 hennepplanten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van dat middel, te weten in totaal 3528 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 29 juni 2012 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een loods gelegen aan de [adres 2] en/of in een woning gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen die electriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (het verwijderen van één of meer op de - in die loods en/of woning aanwezige - electriciteitsmeters aangebrachte zegels);
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 29 juni 2012, te [plaats 1] , althans in Nederland, een of meer voorwerp(en), te weten een Volkswagen Passat en/of een Nissan Murano, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer van voormelde voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Rechtmatigheid observatie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de loods aan de [straatnaam 1] te [plaats 1] in de periode van 22 maart 2012 tot en met 31 mei 2012 zonder machtiging ex artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering (Sv) stelselmatig is geobserveerd. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim ten aanzien van een belangrijk strafvorderlijk voorschrift, als gevolg waarvan verdachte nadeel heeft ondervonden. Nu de vervolgstappen in het verdere onderzoek alle het rechtstreeks gevolg zijn van de onrechtmatige start van het onderzoek, dienen ook deze van het bewijs te worden uitgesloten, waardoor vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank stelt voorop dat van stelselmatige observatie in de zin van art. 126g Sv sprake is, indien de observaties in verband met de plaats waar zij zijn uitgevoerd, de duur, het doel, de intensiteit en frequentie ervan, alsmede het gebruik van technische hulpmiddelen, geschikt zijn om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van verdachte. Indien dat niet het geval is, kan de met het observeren samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als zo beperkt worden beschouwd dat de algemene taakomschrijving van opsporingsambtenaren, neergelegd in artikel 3 Politiewet 2012 en de artikelen 141 en 142 Sv, daarvoor voldoende legitimatie biedt (HR 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9338; HR 21 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5254).
De rechtbank is, gelet op de plaats van de observatie, van oordeel dat deze niet geschikt was om van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van de verdachte een compleet beeld te verkrijgen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de camera gericht was op de toegangsdeur van een loods, waarvan bovendien niet verdachte, maar mevrouw Van Leest eigenaresse was. Er is feitelijk ook geen min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het leven van verdachte in beeld gebracht. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat er geen sprake is geweest van stelselmatige observatie van de verdachte.
De observaties hebben slechts een zo beperkte inbreuk gemaakt op verdachtes persoonlijke levenssfeer, dat artikel 3 Politiewet 2012 en artikel 141 Sv daarvoor een toereikende grondslag boden. Het verweer van de verdediging dat sprake is van een vormverzuim wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van feit 1: hennepkwekerijen
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 juni 2012 werden in een loods aan de [adres 2] te [plaats 1] en in een woning aan de [adres 3] te [plaats 1] grote, professionele, in werking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen. In deze kwekerijen bevonden zich respectievelijk 2110 en 1418 hennepplanten en bijbehorende attributen. In beide kwekerijen werden aanwijzingen aangetroffen die erop duiden dat meerdere keren is geoogst. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van feit 1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, nu uit het dossier onvoldoende blijkt van betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerijen.
Beoordeling door de rechtbank
Door de politie is op 22 maart 2012 een camera geplaatst met zicht op de ingang van de loods aan de [straatnaam 1] . Uit deze camerabeelden blijkt dat drie verschillende personen bij deze loods kwamen en dat zij veelal in een grijze [automerk 1] met kenteken [kenteken] deze loods binnen gingen en na enige tijd weer naar buiten kwamen. Deze personen zijn aangemerkt als verdachte nummer 1, 2 en 3. Verbalisant [verbalisant 1] herkent medeverdachte [medeverdachte 1] voor honderd procent als verdachte nummer 1. Tevens stelt deze verbalisant vast dat de persoon die als verdachte 1 staat vermeld dezelfde persoon betreft als de persoon die door het observatieteam als ‘man A’ wordt aangeduid. Verbalisant [verbalisant 1] stelt voorts vast dat ‘man B’ dezelfde persoon is als ‘man C’ en verdachte nummer 3 op fotoblad 1. Deze verbalisant herkent deze persoon voor honderd procent als verdachte [verdachte 2] . [3] Wanneer aan medeverdachte [medeverdachte 2] drie foto’s worden getoond, herkent hij verdachte op foto 1 en zichzelf op foto 3. [4] De rechtbank stelt vast dat de aan medeverdachte [medeverdachte 2] getoonde foto 1 overeenkomt met de foto van verdachte nummer 3 op fotoblad 1. Voorts stelt de rechtbank vast dat de aan medeverdachte [medeverdachte 2] getoonde foto 3 overeenkomt met de foto van verdachte nummer 2 op fotoblad 1. Uit voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte nummer 1 medeverdachte [medeverdachte 1] is, verdachte nummer 2 medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte nummer 3 verdachte [verdachte 3] .
Verdachte [verdachte 3] is in de periode van 22 maart 2012 tot en met 12 mei 2012 negen keer gezien bij de loods aan de [straatnaam 1] , te weten op 26 maart, 29 maart, 2 april, 7 april, 20 april, 1 mei, 2 mei, 4 mei en 8 mei. [5]
Medeverdachte [medeverdachte 1] is in de periode van 22 maart 2012 tot en met 12 mei 2012 veertien keer gezien bij de loods aan de [straatnaam 1] , te weten op 23 maart, 26 maart, 27 maart, 31 maart, 4 april, 10 april, 14 april, 17 april, 23 april, 25 april, 28 april, 6 mei, 10 mei en 12 mei. [6]
Medeverdachte [medeverdachte 2] is in de periode van 22 maart 2012 tot en met 12 mei 2012 één keer gezien bij de loods aan de [straatnaam 1] , te weten op 22 maart. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij handelingen heeft verricht bij de kwekerijen aan de [adres 3] en de [adres 2] . [medeverdachte 1] kreeg opdrachten en voerde deze uit. Hij moest onder andere tonnen met water vullen in de kelder en een knopje omzetten op de eerste verdieping. Hij kreeg hier geld voor. [8] [medeverdachte 1] heeft verklaard rond september 2011 voor het eerst op beide locaties aanwezig te zijn geweest. [9]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 14 juli 2012 verklaard dat hij sinds een paar maanden op de locaties aan de [straatnaam 1] en [straatnaam 2] komt. Hij heeft verklaard een soort van hulpje te zijn en er iets mee te verdienen. Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij weet dat er in totaal bij beide panden een paar duizend plantjes stonden. [10]
In de agenda van [medeverdachte 2] zijn aantekeningen aangetroffen betreffende goederen die – naar algemeen bekend is – gebruikt worden bij een hennepkwekerij, zoals CaMg-Boost. [11]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij een zilveren [automerk 1] heeft gehuurd en aan [verdachte 2] heeft gegeven. [verdachte 4] betaalde voor de [automerk 2] 550 of 600 euro. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de [automerk 1] heeft gekregen van [verdachte 4] [rb: [verdachte 3] ] en voor dit voertuig niets heeft betaald. Hij heeft verklaard deze auto sinds het begin van 2012 in zijn bezit te hebben. [13]
In de periode van 15 juni 2012 tot en met 29 juni 2012 is de [automerk 1] met kenteken [kenteken] stelselmatig geobserveerd door middel van een peilbaken. Uit een analyse van deze gegevens blijkt dat het voertuig ’s avonds en ’s nachts veelal geparkeerd heeft gestaan op de [straatnaam 3] in [plaats 2] , de straat achter de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft het voertuig meerdere malen ter hoogte van de [adres 3] en de [straatnaam 1] 55 te [plaats 1] gestaan. Ook heeft het voertuig meerdere malen op de [straatnaam 4] te [plaats 2] gestaan ter hoogte van de growshop [naam 1] en aan de [straatnaam 5] ter hoogte van nummer [nummer 1] , het adres van verdachte [verdachte 3] . [14]
Bij het doorzoeken van de [automerk 1] met kenteken [kenteken] zijn diverse goederen aangetroffen en in beslag genomen, waaronder diverse paren zwarte handschoenen, stanleymessen, een klapmes, een snoeier, een gebruikt mondkapje, een elektronische thermometer, een hygrometer, een briefje met de tekst ‘kist 325, aansluiting 25, stuk ketting, gip, 20 flores, 10 boost, niet apparaat’ en een blauwe Albert Heijn tas met daarin henneprestjes. [15] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij zwarte handschoenen droeg als hij in de kwekerijen was, omdat hem verteld werd dit te doen. [16]
Op 4 juni 2012 wordt medeverdachte [medeverdachte 1] (man A) door het observatieteam waargenomen als bestuurder van een [automerk 1] met kenteken [kenteken] . Deze [automerk 2] rijdt het terrein van de loods aan de [straatnaam 1] op en gaat de loods binnen. Even later komt de [automerk 2] weer naar buiten en wordt waargenomen dat bijrijder [verdachte 3] (man B) de roldeur sluit en als bijrijder in de [automerk 2] stapt. Vervolgens rijdt de auto het terrein op aan de [adres 3] en beide inzittenden lopen naar de woning. Enige tijd later komen beide mannen de woning weer uit en vertrekken met de [automerk 2] naar het terrein van [naam 2] aan het [straatnaam 6] te [plaats 3] . Daar pakken medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte 3] een aantal goederen uit de laadruimte van de auto en deponeren deze. [17]
Op 15 juni 2012 wordt door het observatieteam waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte 1] als bestuurder in de [automerk 1] op de [straatnaam 5] rijdt. Verdachte [verdachte 3] zit als bijrijder naast hem. Later wordt gezien dat de [automerk 2] stopt aan de [straatnaam 1] te [plaats 1] en even later weer wegrijdt. [medeverdachte 1] is op dat moment de bestuurder. Vervolgens wordt gezien dat hij de [automerk 2] op de [straatnaam 7] te [plaats 2] parkeert en de brandgang inloopt, gelegen achter de woningen van de [straatnaam 5] . [18] Verdachte [verdachte 3] is woonachtig aan de [straatnaam 5] nummer [nummer 1] in [plaats 2] . [19]
Op 22 juni 2012 wordt medeverdachte [medeverdachte 1] wederom waargenomen door het observatieteam. Zij zien dat hij in de [automerk 2] stapt en vertrekt. Vervolgens wordt gezien dat dit voertuig geparkeerd staat op het terrein van de winkel [naam 1] aan de [straatnaam 4] te [plaats 2] . Voorts wordt [medeverdachte 1] waargenomen als bestuurder van de [automerk 2] en ziet het observatieteam dat het voertuig stopt op de [straatnaam 1] te [plaats 1] . Gezien wordt dat de roldeur van de loods geopend en gesloten wordt en dat de roldeur even later weer geopend wordt waarna de [automerk 2] weer naar buiten rijdt. De [automerk 2] vertrekt en een aantal minuten later wordt gezien dat [medeverdachte 1] uit het voertuig stapt en de voordeur van de woning aan de [adres 3] te [plaats 1] opent met een sleutel en naar binnen gaat. [20]
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Zowel verdachte [verdachte 3] , als medeverdachte [medeverdachte 1] zijn meerdere malen gezien bij de loods aan de [straatnaam 1] . Ook medeverdachte [medeverdachte 2] is daar waargenomen. [medeverdachte 1] en [verdachte 3] zijn in de periode van 22 maart 2012 tot 12 mei 2012 regelmatig en met korte tussenpozen gezien bij de loods. Gelet op het feit dat de loods geen andere bestemming had dan het houden van een hennepkwekerij, concludeert de rechtbank dat hieruit volgt dat zij zich beiden hebben beziggehouden met deze hennepkwekerij.
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben beiden verklaard handelingen te hebben verricht bij de hennepkwekerijen aan de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] en hier geld mee te hebben verdiend. Nu [medeverdachte 2] bij de politie voorts geen redelijke verklaring heeft gegeven voor de aantekeningen die in zijn agenda zijn aangetroffen, concludeert de rechtbank dat ook deze notities duiden op de exploitatie van een hennepkwekerij.
[medeverdachte 2] heeft verder verklaard de [automerk 1] te hebben gehuurd en aan verdachte [verdachte 3] te hebben gegeven, die deze auto op zijn beurt weer aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gegeven. De [automerk 2] is op verschillende momenten gelokaliseerd bij beide kwekerijen, bij een growshop en bij de woningen van verdachte [verdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 1] . In deze [automerk 2] zijn bovendien goederen aangetroffen die geschikt zijn voor gebruik bij een hennepkwekerij. Verdachte is verschillende keren waargenomen als bijrijder in de [automerk 1] , terwijl [medeverdachte 1] dit voertuig bestuurde. Tevens is waargenomen dat zij samen aanwezig waren in de loods aan de [straatnaam 1] en vervolgens goederen vanuit de laadruimte van de [automerk 2] deponeerden bij [naam 2] in [plaats 3] .
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Gelet op het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen, bereiden, bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid hennep.
Ten aanzien van feit 2: diefstal van elektriciteit
De feiten
Door Liander is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. Op 29 juni 2012 heeft een fraudespecialist van elektriciteitsbedrijf Liander de elektriciteitsmeter aan de [straatnaam 1] [nummer 2] onderzocht. Deze adresaanduiding (nr [nummer 2] ) ziet de rechtbank als een kennelijke verschrijving; bedoeld zal zijn [adres 2] . Immers in dezelfde aangifte wordt gerefereerd aan een contract tussen Liander en [naam 3] , de voormalige eigenaar van de loods. Bovendien maakt ook het proces-verbaal van bevindingen over het ontdekken van de hennepkwekerij aldaar melding van een onderzoek door de fraudespecialist van Liander op 28 juni 2012. [21]
Geconstateerd werd dat het deksel van de hoofdaansluitkast niet meer aanwezig was. Aan de onderzijde van de zekeringhouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt en deze aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage waardoor deze van elektriciteit werd voorzien. [22]
Op 29 juni 2012 heeft een fraudespecialist van elektriciteitsbedrijf Liander de elektriciteitsmeter aan de [adres 3] onderzocht. Geconstateerd werd dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en niet meer aanwezig waren. Aan de onderzijde van de zekeringhouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt en deze aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage waardoor deze van elektriciteit werd voorzien. [23]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Hierbij wijst de officier van justitie op de aangiftes en het onderzoek door Liander.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, nu uit het dossier niet blijkt van enige betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van elektriciteit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwijst naar de hiervoor met betrekking tot feit 1 gehanteerde bewijsmiddelen, die hier als herhaald en ingelast gelden.
Verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan het exploiteren van hennepkwekerijen op de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] . Gelet op de betrokkenheid van verdachte en zijn medeverdachten bij deze hennepkwekerijen en het feit dat niet is gebleken van enige betrokkenheid van andere personen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte en zijn medeverdachten ook betrokken zijn bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3: witwassen
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 september 2011 tot en met 29 juni 2012, te [plaats 1] tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
(telkens
)opzettelijk heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad- in een loods gelegen aan de [adres 2] ongeveer 2110 hennepplanten en
/of- in een woning
aangelegen aan de [adres 3] ongeveer 1418 hennepplanten,
althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel,terwijl dit gepleegde feit
(mede)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van dat middel, te weten in totaal 3528 hennepplanten
, althans meer dan 200 hennepplanten;
2.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 september 2011 tot en met 29 juni 2012 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een loods gelegen aan de [adres 2] en
/ofin een woning gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Liander NV,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/ofdie
/datweg te nemen
dieelektriciteit onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking (het verwijderen van één of meer op de - in die loods en/of woning aanwezige - elektriciteitsmeters aangebrachte zegels).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het hier een tweetal hennepkwekerijen betreft waarin in beide kwekerijen minimaal twee keer geoogst is. Een gevangenisstraf zou een passende eis kunnen zijn, maar gelet op het tijdsverloop in deze zaak acht de officier een lagere straf op zijn plaats.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake is van een schending van de redelijke termijn en dit tot een aanzienlijke strafvermindering dient te leiden. Daarnaast dient bij het bepalen van de strafmaat rekening te worden gehouden met het feit dat de feitelijk vast te stellen rol van verdachte – als deze al vast te stellen is – erg klein is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 augustus 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 21 augustus 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen kweken van hennep. Het ging om een grote hoeveelheid hennepplanten. Er werd gekweekt op twee locaties, waarbij is komen vast te staan dat op beide locaties meerdere keren is geoogst. Hennep betreft een stof die - eenmaal in het verkeer gebracht - schadelijk kan zijn voor de gebruikers ervan. Het gebruik brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. Daarbij komt dat de kweek van hennep meer dan eens gepaard gaat met ernstige vormen van (gewelddadige) criminaliteit.
Ten behoeve van de hennepkwekerij heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit. Hij heeft hierdoor elektriciteitsleverancier Liander N.V. benadeeld en door het verbreken van zegels en maken van illegale aansluitingen een potentieel brandgevaarlijke - en dus levensbedreigende - situatie in de omgeving van de loods en de woning veroorzaakt. De rechtbank rekent hem dit handelen aan.
Dergelijke feiten rechtvaardigen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien het tijdsverloop in deze zaak en daarmee de schending van de redelijke termijn, acht de rechtbank een straf, zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden.
Ten aanzien van het beslag
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten diverse wapens, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van een mobiele telefoon, te weten een iPhone, aan de veroordeelde en tevens de teruggave worden gelast van de [automerk 1] met kenteken [kenteken] aan de rechthebbende.
Met betrekking tot overige inbeslaggenomen goederen zal de rechtbank geen beslissing nemen nu uit het dossier onvoldoende blijkt waar verder beslag op ligt.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36b, 36c, 47, 57, 91 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11, 13 en 13a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:

spreekt verdachte vrijvan het onder feit 3 tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
- dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Ten aanzien van het beslag:
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: diverse wapens;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de veroordeelde, te weten: een mobiele telefoon (iPhone);
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende, te weten: een [automerk 1] met het kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter] (voorzitter), mr. [rechter 1] en mr. [rechter 2] , rechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 07 oktober 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL074H-2012100862, gesloten op 14 september 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 220-244; proces-verbaal testen verdovende middelen, p. 291; proces verbaal testen verdovende middelen, p. 292.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 208-210.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 504, alinea 1 en 3, p. 511 en 513.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 157-158.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 157-158.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 157-158.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 536, alinea 10-11 en 7.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 537, alinea 5-6.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 504, alinea 12.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 507.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 493, alinea 3-5.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 534, alinea 11.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 293-294.
15.Proces verbaal van bevindingen, p. 308-316.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 537, alinea 1.
17.Proces-verbaal van bevindingen observatieteam d.d. 4 juni 2012, p. 166-172.
18.Proces-verbaal van bevindingen observatieteam d.d. 15 juni 2012, p. 186-188.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 3] , p. 443.
20.Proces-verbaal van bevindingen observatieteam d.d. 22 juni 2012, p. 195-197.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 223.
22.Proces-verbaal van aangifte Liander, p. 394-395.
23.Proces-verbaal van aangifte Liander, p. 424-425.