ECLI:NL:RBGEL:2016:5376

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 september 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
05/760049-15 (2)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank Gelderland in militaire strafzaak

Op 5 september 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die militair is. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen, op basis van de artikelen 2, 3 en 4 van de Wet Militaire Strafrechtspraak. De verdediging stelde dat de rechtbank Gelderland niet bevoegd was, omdat de verdachte, ten tijde van de ten laste gelegde feiten, militair was en de militaire kamer van de rechtbank Gelderland bevoegd zou zijn. De officier van justitie was van mening dat de rechtbank Gelderland bevoegd was, omdat er sprake was van deelneming aan strafbare feiten met niet-militairen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte militair was, de militaire kamer in eerste aanleg bevoegd is tot kennisneming van strafbare feiten begaan door militairen. De rechtbank heeft besloten zich onbevoegd te verklaren zonder de zaak door te verwijzen naar de militaire kamer, omdat de officier van justitie had beoogd dat de zaak gelijktijdig met die van de medeverdachten zou worden behandeld door een rechtbank die bevoegd is voor de feiten die door de medeverdachten zijn gepleegd. De rechtbank heeft zich uiteindelijk onbevoegd verklaard om van de onderhavige strafzaak kennis te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760049-15
Datum uitspraak : 5 september 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Militair Penitentiair Centrum te Stroe
raadsman: mr. B.D.W. Martens, advocaat te 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting
van 5 september 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 juli 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning aan de [adres 2] weg te nemen een hoeveelheid geld
en/of goederen van zijn en/of verdachtes mededader(s) gading, geheel of ten
dele toebehorende aan [naam 1], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de
plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of
goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak/verbreking,
daartoe de voordeur van genoemde woning hebben/heeft geforceerd en/of
(vervolgens) de genoemde woning zijn/is binnengegaan, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 5 november 2015 (omstreeks 02.00 uur), althans in de nacht
van 4 november 2015 op 5 november 2015 te De Westereen, gemeente Dantumadiel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de
voor de nachtrust bestemde tijd (omstreeks 02.00 uur), met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3]
heeft weggenomen een of meer (auto)sleutel(s), geheel of ten dele
toebehorend aan [naam 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft door
middel van inklimming en/of braak en/of verbreking, te weten door het
opklimmen van het platte dak van de badkamer en/of het (vervolgens)
verwijderen van twee schanierpennen uit de twee schanieren van de aldaar
aanwezige lichtkoepel van de badkamer;
3.
hij op of omstreeks 5 november 2015 (omstreeks 02.00 uur), althans in de nacht
van 4 november 2015 op 5 november 2015 te De Westereen, gemeente Dantumadiel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto
(merk: Audi, type: [type], voorzien van het kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die auto hebben/heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik hebben gebracht door
middel van een valse sleutel, te weten een autosleutel welke (daarvoor) door
verdachte en/of zijn mededader(s) was weggenomen bij de inbraak in de woning
van die [naam 2];
4.
hij op of omstreeks 5 november 2015, althans in de nacht van 4 november 2015
op 5 november 2015 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een
geparkeerd staande auto op het parkeerterrein aan de [adres 4] heeft
weggenomen twee kentekenplaten (voorzien van het kenteken: [kenteken 2]), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.

2.Beslissing inzake de bevoegdheid van de rechtbank

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting van 5 september 2016 betoogd dat de rechtbank Gelderland te Arnhem onbevoegd is om van de zaak tegen verdachte kennis te nemen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte, die militair is en dat ook was ten tijde van de ten laste gelegde feiten, weliswaar kan worden vervolgd voor de commune strafrechter nu er sprake is van een verdenking van deelneming aan strafbare feiten met iemand die geen militair is, maar dat dit dan dient te geschieden voor de rechtbank die relatieve bevoegdheid heeft tot kennisneming van de door de deelnemer(s) begane feiten. Echter, niet is gebleken dat de rechtbank Gelderland op grond van één der situaties van artikel 2 Wetboek van Strafvordering bevoegd is om van de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kennis te nemen, aldus de raadsman.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in beginsel de militaire kamer van de rechtbank Gelderland op basis van artikel 2 jo artikel 3 lid 2 van de Wet militaire strafrechtspraak bevoegd is kennis te nemen van de zaak van verdachte, maar dat - nu sprake is van deelneming in de zin van artikel 6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met “burger”-medeverdachten - de rechtbank Gelderland te Arnhem bevoegd is kennis te nemen van de onderhavige strafzaak tegen verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Ingevolge de artikelen 2 en 3 van de Wet militaire strafrechtspraak is de militaire kamer van de rechtbank Gelderland te Arnhem in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd tot kennisneming van strafbare feiten begaan door militairen.
Omdat verdachte ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten militair was, is in beginsel niet de meervoudige strafkamer in de rechtbank Gelderland bevoegd, maar de meervoudige militaire kamer.
Nu de officier van justitie kennelijk heeft willen bereiken dat deze strafzaak tegen verdachte, op de voet van artikel 4 Wet Militaire Strafrechtspraak, gelijktijdig met die van de medeverdachte(n) wordt behandeld bij een rechtbank tot kennisneming van de door deze deelnemer(s) begane feiten bevoegd, zal de rechtbank volstaan met een onbevoegd- verklaring zonder verwijzing naar de meervoudige militaire kamer.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank Gelderland zich onbevoegd verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart zich onbevoegdom van de onderhavige strafzaak kennis te nemen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.G. Eskes (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 september 2016.