ECLI:NL:RBGEL:2016:5611

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
20 oktober 2016
Zaaknummer
5033236
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Weerkamp - Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht van Turkije naar Duitsland met Condor Flugdienst GmbH

In deze zaak vorderen vier passagiers compensatie van Condor Flugdienst GmbH voor een vertraagde vlucht van Dalaman, Turkije naar Düsseldorf, Duitsland. De vlucht, die op 2 juni 2014 om 11:25 uur zou vertrekken, arriveerde pas op 3 juni 2014 om 07:01 uur, wat resulteerde in een vertraging van 17 uur en 6 minuten. De passagiers hebben herhaaldelijk geprobeerd om de compensatie van € 400,00 per persoon te verkrijgen, maar Condor weigerde dit, stellende dat de vertraging te wijten was aan buitengewone omstandigheden. De passagiers hebben uiteindelijk een procedure aangespannen bij de rechtbank Gelderland, waar de kantonrechter de bevoegdheid vaststelde op basis van de Europese regelgeving voor geringe vorderingen.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de passagiers binnen het toepassingsgebied van de Verordening Geringe Vorderingen valt, aangezien de totale vordering onder de € 2.000,00 blijft. De rechtbank bevestigde dat de passagiers recht hebben op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertragingen. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe, inclusief de wettelijke rente en een deel van de buitengerechtelijke kosten, maar wees de gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten af. Condor werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.600,00 aan compensatie, € 240,00 aan buitengerechtelijke kosten, en de proceskosten van de passagiers.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5033236 \ CV EXPL 16-6610 \ 693 \ 636
uitspraak van 18 oktober 2016
beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007
in de zaak van
1.
[verzoeker 1]
wonende te [woonplaats]
2.
[verzoeker 2]
wonende te [woonplaats]
3.
[verzoeker 3]
wonende te [woonplaats]
4.
[verzoeker 4]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partijen
gemachtigde M.A.P. Duinkerke
en
Condor Flugdienst GmbH
gevestigd te Oberursel, Duitsland
verwerende partij
Verzoekende partijen zullen hierna gezamenlijk ‘de passagiers’ worden genoemd, dan wel ieder afzonderlijk [verzoeker 1] , [verzoeker 2] , [verzoeker 3] en [verzoeker 4] . Gedaagde zal worden aangeduid als Condor.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het standaard vorderingsformulier A van bijlage I van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: de Verordening Geringe Vorderingen) en de daarbij gevoegde stukken, ingekomen ter griffie op 25 april 2016
- het door Condor ingevulde en geretourneerde antwoordformulier (formulier C van bijlage III van de Verordening) en de daarbij gevoegde stukken, ingekomen ter griffie op 19 augustus 2016

2.De feiten

2.1.
De passagiers zijn met Condor overeengekomen dat zij op maandag 2 juni 2014 om 11:25 uur (lokale tijd) door Condor zouden worden vervoerd met vlucht DE 1349 van Dalaman Airport, Turkije naar Düsseldorf Airport, Duitsland. De aankomsttijd was vastgesteld op maandag 2 juni 2014 om 13:55 uur (lokale tijd) op Düsseldorf Airport, Duitsland.
2.2.
De afstand van de vlucht bedraagt ongeveer 2.379 kilometer.
2.3.
Condor heeft de vlucht vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn op dinsdag 3 juni 2014 om 04:54 uur (lokale tijd) vanuit Dalaman Airport met vlucht DE 1349 vertrokken en op dinsdag 3 juni 2014 om 07:01 uur (lokale tijd) aangekomen op Düsseldorf Airport. De passagiers zijn dus 17 uur en 6 minuten later dan overeengekomen aangekomen op de eindbestemming.
2.4.
De gemachtigde van de passagiers heeft vanaf 8 juli 2014 Condor herhaaldelijk aangeschreven tot betaling, binnen 14 dagen, van € 400,00 per passagier als financiële compensatie voor de vertraagde vlucht, alsmede tot betaling van de rente over dit bedrag. Daarbij is gemeld dat bij gebreke van tijdige betaling een procedure zou worden gestart en dat dan ook de betaling van proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten zouden worden gevorderd.
2.5.
Condor heeft zich blijkens de e-mail van 7 mei 2015 van haar gemachtigde, met bijgevoegde brieven, ten aanzien van de passagiers op het standpunt gesteld dat zij geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging van vlucht DE 1349 te wijten was aan een buitengewone omstandigheid.
2.6.
Bij brieven van 10 juli 2015 respectievelijk 6 augustus 2015 heeft de gemachtigde van de passagiers dit standpunt weersproken en nogmaals van Condor betaling gevorderd.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen in het vorderingsformulier A betaling door Condor aan hen van een compensatie van € 1.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Verder vorderen zij een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 363,00 (gebaseerd op rapport Voorwerk II) dan wel
€ 240,00 (gebaseerd op het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Tenslotte vorderen zij veroordeling van Condor in de proceskosten (€ 223,00 aan griffierechten en € 150,00 aan salaris gemachtigde) en in de nakosten (€ 75,00).
3.2.
De passagiers leggen het volgende aan hun vorderingen ten grondslag. Op grond van artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 (van 11 februari 2004, tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten) en rechtspraak van onder meer het Europese Hof van Justitie is Condor bij een dergelijk langdurige vertraging, mede gelet op de afstand van de vlucht, een compensatie van € 400,00 per passagier verschuldigd. Door ondanks aanmaningen in gebreke te blijven met betaling van deze compensatie, is Condor ook de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten verschuldigd, alsmede de nakosten. De passagiers stellen dat zij in eerste instantie zelf hebben geprobeerd de compensatie van Condor te verkrijgen, dat zij vervolgens een gemachtigde hebben moeten inschakelen en dat deze gemachtigde Lennoc Flight Intelligence B.V. (hierna: Lennoc) heeft ingeschakeld om nader onderzoek te verrichten naar de vlucht (onder meer om uit te sluiten dat er sprake was van buitengewone omstandigheden) en het (mogelijke) recht op financiële compensatie op basis van de Verordening 261/2004. Lennoc heeft de resultaten van dat onderzoek verwerkt in een ‘Flight Observation Pack’. Hun gemachtigde heeft vervolgens veelvuldig met Condor gecorrespondeerd en gepoogd om een gerechtelijke procedure te voorkomen. Aan de gevorderde nakosten leggen zij ten grondslag dat zij kosten zullen moeten maken voor de vertaling van het D-formulier of certificaat in het Duits. Zij begroten deze kosten op 50% van het toepasselijke liquidatietarief.
3.3.
Condor stemt op haar antwoordformulier in met betaling van een compensatie van
€ 1.600,00 aan de passagiers (€ 400,00 per passagier). Zij voert echter aan dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 363,00 moeten worden afgewezen omdat deze buitenproportioneel zijn in verhouding tot de compensatievergoeding van € 400,00 per passagier. Volgens artikel 16 van de Verordening Geringe Vorderingen behoeven kosten die buitenproportioneel zijn ten opzichte van de claim niet te worden vergoed, aldus Condor. Condor voert verder aan dat de gemachtigde van de passagiers ook voor andere passagiers dan de onderhavige voor dezelfde vertraagde vlucht DE 1349 compensatie heeft gevorderd, terwijl zij voor deze vlucht maar één keer de kosten van het ‘Flight Observation Pack’ van Lennoc heeft hoeven maken. Ook betwist Condor de verschuldigdheid aan de passagiers van de gevorderde nakosten. Ten eerste is formulier D niet bijgevoegd en is daarom niet duidelijk hoeveel woorden er moeten worden vertaald en wat de precieze vertaalkosten zijn. Ten tweede is het vorderingsformulier van Verordening Geringe Vorderingen ook in andere zaken gebruikt om compensatie voor dezelfde vertraagde vlucht DE 1349 te vorderen. De vertaling was/is dus al beschikbaar en het was/is daarom niet noodzakelijk om het formulier nogmaals te vertalen, aldus Condor.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal hierna – voor zover nodig – nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Europese procedure voor geringe vorderingen (de Verordening Geringe Vorderingen) is – zakelijk weergegeven – van toepassing in grensoverschrijdende gevallen in burgerlijke en handelszaken indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan € 2.000,00, behoudens de in artikel 2 van de Verordening genoemde uitzonderingen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Verordening Geringe Vorderingen valt, nu deze lager is dan € 2.000,00, de passagiers in Nederland wonen, Condor in Duitsland is gevestigd en beide landen lidstaten zijn waarvoor de Verordening Geringe Vorderingen geldt.
4.3.
Verder dient aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de EEX-Verordening II), die op 10 januari 2015 in werking is getreden, te worden bepaald of de Nederlandse kantonrechter bevoegd is, nu een aparte bevoegdheidsregeling in de Verordening Geringe Vorderingen ontbreekt. Krachtens de hoofdregel van artikel 4 van de EEX-Verordening II worden zij die woonplaats (of, in het geval van Condor, plaats van vestiging) hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat (in dit geval dus voor het gerecht van Duitsland, waar Condor is gevestigd).
4.4.
Nu de passagiers consumenten zijn, dient te worden nagegaan of op hen de bijzondere bevoegdheidsregels van afdeling 4 (artikelen 17 tot en met 19) van de EEX-Verordening II van toepassing zijn. Dat is het geval. In artikel 17 lid 3 van de EEX-Verordening II is namelijk bepaald dat deze afdeling weliswaar niet van toepassing is op vervoerovereenkomsten, maar wel op overeenkomsten waarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf worden aangeboden. Van dat laatste is in het onderhavige geval sprake: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben hun reis naar Turkije als pakket bij D-Reizen geboekt, dus zowel vervoer (waaronder vlucht DE 1349 met Condor) als verblijf en [verzoeker 4] en [verzoeker 3] hebben hun reis naar Turkije als pakket bij X-Öger GmbH geboekt, ook zowel vervoer (waaronder vlucht DE 1349 met Condor) als verblijf. Op grond van artikel 18 van de EEX Verordening II kan de rechtsvordering die door een consument wordt ingesteld tegen de wederpartij bij een overeenkomst ook worden ingesteld voor het gerecht van de plaats waar de consument woonplaats heeft, in dit geval dus de Nederlandse rechter.
4.5.
De kantonrechter van de rechtbank Gelderland is de relatief bevoegde rechter op grond van artikel 101 Rv., nu passagier / consument [verzoeker 1] woonachtig is te [woonplaats] , gelegen in het arrondissement van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem. Dezelfde rechtbank is ook bevoegd voor de vorderingen van de andere passagiers omdat deze hiermee zodanig samenhangen, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
4.6.
Gelet op het verweer van Condor is niet meer in geschil dat Condor een compensatie van € 400,00 per passagier, in totaal € 1.600,00, aan de passagiers is verschuldigd. Dit deel van de vordering zal, evenals de daarover gevorderde wettelijke rente, worden toegewezen.
4.7.
Ter beoordeling resteert de vraag of Condor de gevorderde buitengerechtelijke kosten aan de passagiers dient te betalen, zoals de passagiers vorderen en Condor betwist.
De onderhavige vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is omdat geen sprake is van een uit overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van een geldsom. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal.
De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De hoogte van het gevorderde bedrag dient wel te worden getoetst aan de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en die geacht worden redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag van € 240,00 (15% van € 1.600,00) is daarmee in overeenstemming en zal daarom worden toegewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarbij geen sprake van kosten die niet in verhouding staan tot de vordering, zoals Condor heeft aangevoerd, en is daarbij niet relevant wat de exacte kosten voor het Flight Observation Pack zijn geweest. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten al zijn betaald.
4.8.
Condor wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
Omdat de passagiers procederen met een gemachtigde, is artikel 238 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) van toepassing. Als hoofdregel geldt dan dat de rechter een geschat bedrag toewijst voor salaris van die gemachtigde, waarbij het liquidatietarief van de kantonrechter wordt gevolgd. De kantonrechter wijst, conform dit liquidatietarief, een bedrag van € 150,00 toe. Onder de kosten van de procedure valt ook het door de passagiers betaalde griffierecht van € 223,00.
4.9.
De gevorderde kosten die na deze beschikking zullen ontstaan zullen worden afgewezen omdat, gelet op het verweer van Condor, niet voldoende is onderbouwd dat nadere vertaalkosten nodig zullen zijn en deze onder de werking van artikel 237 lid 4 Rv. vallen.
4.10.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen, als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening Geringe Vorderingen, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt Condor om aan de passagiers te betalen een bedrag van € 1.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.600,00 vanaf 2 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Condor om aan de passagiers te betalen een bedrag van € 240,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt Condor in de proceskosten van de passagiers, tot deze uitspraak aan de kant van de passagiers begroot op € 223,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. A.J. Weerkamp - Beens en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2016.