ECLI:NL:RBGEL:2016:5698

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
270717
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigd betaalde voorschotten door Gemeente Utrecht aan Albin Groep B.V. en Jobeko B.V. in liquidatie

In deze zaak heeft de Gemeente Utrecht Albin Groep B.V. en Jobeko B.V. in liquidatie aangeklaagd voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten die zijn verstrekt voor dagbestedingsprogramma's voor risicojongeren. De rechtbank Gelderland heeft op 7 september 2016 uitspraak gedaan. De Gemeente had de dienstverleners maandelijks bevoorschot en diende deze achteraf af te rekenen. De rechtbank constateerde dat de verantwoording van de dienstverleners ondeugdelijk was en dat er meer dan het door de Gemeente teruggevorderde bedrag te veel was bevoorschot. De rechtbank oordeelde dat Albin Groep niet had voldaan aan de instructies van de rechtbank en dat de berekeningen van Albin Groep niet klopten. De rechtbank heeft de vordering van de Gemeente tot terugbetaling van € 229.528,85 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de Gemeente toegewezen, die op € 13.936,48 zijn begroot. Jobeko B.V. in liquidatie is ook veroordeeld tot betaling, maar slechts voor het bedrag dat bij dagvaarding was gevorderd, omdat zij verstek had laten gaan. De rechtbank heeft de vordering van de Gemeente in zijn geheel toegewezen, omdat Albin Groep en Jobeko niet konden aantonen dat de vordering onrechtmatig of ongegrond was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/270717 / HA ZA 14-515
Vonnis van 7 september 2016
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE UTRECHT,
zetelend te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. J.M. van Noort te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALBIN GROEP B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
advocaat mr. S.M. van der Zwan te Dieren,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JOBEKO B.V. IN LIQUIDATIE,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de Gemeente en Albin Groep genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 januari 2016
  • de akte met bijlagen van Albin Groep van 23 maart 2016
  • de antwoordakte tevens houdende akte wijziging van eis van de Gemeente van 20 april 2016
  • de antwoordakte op wijziging van eis met bijlage van Albin Groep van 1 juni 2016
  • de akte uitlating productie van de Gemeente van 29 juni 2016.
1.2.
Ten slotte is weer vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank volhardt bij voormeld tussenvonnis en de daaraan voorafgaande tussenvonnissen, waarnaar de rechtbank verwijst. Albin Groep is het niet eens met die vonnissen, maar hetgeen zij aanvoert is onvoldoende om tot de conclusie te kunnen komen dat de in die tussenvonnissen genomen, bindende, eindbeslissingen berusten op een onjuist gebleken feitelijke of juridische grondslag.
2.2.
In het tussenvonnis van 27 januari 2016 heeft de rechtbank Albin Groep opgedragen om een deugdelijke, begrijpelijke en met onderliggende bescheiden onderbouwde berekening in het geding te brengen, waarmee de aan Albin Groep c.q. Jobeko in 2012 en 2013 betaalde maandelijkse voorschotten van in totaal € 894.105,52 worden verantwoord. Daarbij heeft de rechtbank Albin Groep instructies gegeven van welke uitgangspunten bij die verantwoording moet worden uitgaan.
2.3.
In de bijlage bij de akte, die Albin Groep daarna indiende op 23 maart 2016, presenteert Albin Groep een berekening, die, indien de tariefsverhoging met 5% buiten beschouwing moet worden gelaten (hetgeen de rechtbank in het tussenvonnis van 27 januari 2016 in rechtsoverweging 2.8 bindend heeft beslist), uitkomt op aanspraak op betaling van € 812.361,91, zodat Albin Groep (€ 894.105,52 - € 812.361,91 =) € 81.743,61 aan de Gemeente moet terugbetalen.
2.4.
De Gemeente heeft vervolgens in haar akte van 20 april 2016 erop gewezen dat Albin Groep zich niet heeft gehouden aan de instructies van de rechtbank. Albin Groep heeft namelijk niet afgerekend per jongere, ongeacht het jaar van instroom, binnen de beperking van 50 trajecten per jaar. Dat maximum is volgens de Gemeente stelselmatig overschreden, terwijl ook bij een groot aantal jongeren de maximale trajectfinanciering is overschreden, voor een aantal jongeren tweemaal de intakevergoeding is gedeclareerd, bonussen worden geclaimd over maanden waarin de jongere geen traject heeft gevolgd en teveel jongeren als positief uitgestroomd worden geteld.
2.5.
De Gemeente heeft, ondanks haar informatieachterstand, zelf ook nieuwe berekeningen gemaakt en zij heeft in haar akte van 20 april 2016 opnieuw haar eis gewijzigd. De Gemeente wil nu de hoofdelijke veroordeling van Albin Groep en Jobeko vorderen tot betaling van € 229.528,85, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW, althans de gewone wettelijke rente, alsmede met een bedrag van € 2.922,64 aan buitengerechtelijke kosten met de wettelijke rente hierover en de proceskosten met rente en nakosten. Aanvankelijk vorderde de Gemeente in haar dagvaarding € 220.357,00 aan hoofdsom, daarna verminderde zij dit in haar akte van 26 maart 2015 tot € 154.257,52, vermeerderde zij dit weer in haar akte van 10 juni 2015 tot € 195.908,79 en nu stelt zij die hoofdsom dus nader op € 229.528,85. Het gaat nog steeds om de definitieve afrekening inzake de door haar over de jaren 2012 en 2013 betaalde maandelijkse voorschotten.
2.6.
Albin Groep heeft zich verzet tegen deze nieuwe wijziging van eis. Albin Groep stelt dat hierdoor de goede procesorde geweld wordt aangedaan, omdat de Gemeente voortdurend van standpunt en gevorderd bedrag verandert. De rechtbank verwerpt dit verzet op dezelfde grond als waarop zij het verzet tegen de voorlaatste wijziging heeft verworpen. De rechtbank verwijst naar het tussenvonnis van 2 september 2015, rechtsoverweging 2.3.
2.7.
Hierbij merkt de rechtbank op dat zij bij herhaling heeft geoordeeld dat het aan Albin Groep en niet aan de Gemeente is om rekening en verantwoording af te leggen. Het betreft de dienstverlening in de jaren 2012 en 2013, waartoe de Gemeente zich in dit geding heeft beperkt. In deze jaren werd, even zoals in de jaren daarvoor, de dienstverlening van Albin Groep bekostigd op basis van door Albin Groep c.q. Jobeko verstuurde voorschotfacturen. Op basis van die voorschotfacturen heeft de Gemeente over die jaren in totaal € 894.105,52 aan Albin Groep c.q. Jobeko betaald. Nu de dienstverlening in de loop van 2013 definitief is beëindigd, zal een eindafrekening moeten plaats hebben aan de hand van de tussen partijen overeengekomen, resultaat gebonden, tarieven. Die eindafrekening kan uiteraard sluiten op een ander bedrag, waarbij het verschuldigde bedrag hoger of lager kan blijken te zijn, maar er waren sterke aanwijzingen dat de gedeclareerde voorschotten te hoog waren.
2.8.
Als voorbeeld neemt de rechtbank het gefactureerde voorschot voor de eerste maand van de desbetreffende periode, de maand januari 2012. Voor die maand factureerde Albin Groep (‘Titan’) destijds een maandelijkse trajectvergoeding voor 60 deelnemers in haar factuur van 28 januari 2012 (productie 9 bij dagvaarding). Het in totaal gefactureerde bedrag was € 63.014,34. Bij haar akte van 23 maart 2016 heeft Albin Groep als bijlage 3 het bijbehorende afloopbericht van januari 2012 overgelegd, gedateerd op 31 januari 2012 (drie dagen later) en eveneens sluitend op € 63.014,34. De rechtbank gaat ervan uit dat dit afloopbericht destijds reeds aan de Gemeente is toegestuurd. In dit afloopbericht staat nog steeds dat het gaat om 60 deelnemers, maar daarbij worden slechts 51 namen genoemd en geturfd, dus 9 minder, terwijl in die niet-alfabetische lijst met 51 namen en turfjes 3 deelnemers tweemaal worden genoemd en dus dubbel in rekening zijn gebracht ( [X] , tevens [X] genoemd, [Y] en [Q] ). Dit kan natuurlijk niet kloppen: er worden 60 trajectvergoedingen in rekening gebracht voor slechts 48 deelnemers.
2.9.
In deze is Albin Groep de rekenplichtige en het is juist Albin Groep die telkens andere berekeningen en bedragen presenteert. In haar conclusie van antwoord ging Albin Groep nog niet in op de omvang van het eventuele terugvorderingsrecht van de Gemeente, maar op de comparitie deed zij dat wel. Daar presenteerde Albin Groep in de spreekaantekeningen van haar advocaat een rekensom, die de rechtbank niet goed kon volgen, maar die erop neer leek te komen dat Albin Groep (en/of Jobeko) juist nog geld tegoed had van de Gemeente. Staande de comparitie paste de advocaat die berekeningen aan en berekende hij dat Albin Groep ‘hooguit € 5.000,00’ moest terugbetalen. Daarna berekende Albin Groep in haar akte van 8 juli 2015 dat zij over 2012 en 2013 nog € 24.341,54 à € 178.878,19 tegoed had van de Gemeente. Na het commentaar van de Gemeente en de instructies van de rechtbank heeft Albin Groep dit in haar akte van 23 maart 2016 bijgesteld en berekende zij in de daarbij behorende bijlage 1 dat zij, afhankelijk van de vraag of de tarieven met 5% verhoogd mogen worden, € 39.628,88 of € 81.743,61 aan de Gemeente moet terugbetalen. Na het commentaar van de Gemeente op deze nieuwe berekening, heeft Albin Groep in haar laatste akte, de antwoordakte op wijziging van eis van 1 juni 2016, weer een nadere berekening gepresenteerd. Hierbij berekent Albin Groep dat zij € 42.766,68 of € 84.724,51 moet terugbetalen.
2.10.
Bij de laatste berekening zijn lijsten gevoegd van de uitstroom in 2012 en 2013, alsmede een (aangepaste) lijst ‘Trajecten 2012’ waarop de namen van de deelnemers staan met de (aangepaste) aantallen van de door hen gevolgde trajectmaanden in 2011 en 2012. Bij haar eerdere akte van 23 maart 2016 had Albin Groep een andere versie van die lijst ‘Trajecten 2012’ overgelegd en ook de lijsten ‘Trajecten 2011’ en ‘Trajecten 2013’, alsmede lijsten met intakes in 2011, 2012 en 2013. Tevens heeft Albin Groep daarbij overgelegd de facturen en afloopberichten van 2011 en de afloopberichten (niet de facturen) van 2012 en 2013. De rechtbank heeft in het vonnis van 27 januari 2016 opgedragen om ook de facturen van 2010 over te leggen en dit is niet gedaan.
2.11.
Ten aanzien van de nieuwe berekeningen van Albin Groep overweegt de rechtbank dat Albin Groep zich nog steeds niet heeft geconformeerd aan de instructies van de rechtbank in het vonnis van 27 januari 2016. Albin Groep gaat nog steeds ten aanzien van alle deelnemers uit van het aantal maanden van hun traject (gemaximeerd op 12) ten bedrage van € 784,45 per maand (c.q. € 745,22 exclusief 5% verhoging), in de meeste gevallen vermeerderd met een ‘bonus’ van € 1.661,16 (c.q. € 1.578,10), terwijl de rechtbank in dat vonnis had bepaald dat Albin Groep bij positieve uitstroom aanspraak heeft op de vaste trajectprijs van € 12.814,81 (onder aftrek van hetgeen vóór 2012 reeds is betaald voor de desbetreffende deelnemer) en dat Albin Groep bij een niet-positieve uitstroom geen aanspraak heeft op de trajectprijs, maar slechts op een vergoeding van € 209,54 per week van actieve deelname aan het traject (en géén ‘bonus’).
2.12.
De rechtbank constateert evenwel dat de Gemeente niet, althans niet uitdrukkelijk, protesteert tegen een afrekening op maandbasis en de rechtbank zal dit daarom laten rusten en geen rechtsgevolgen verbinden aan de op deze onderdelen afwijkende berekening door Albin Groep. Dit geldt echter niet voor de door Albin Groep geclaimde ‘bonussen’, waarover hieronder meer.
2.13.
Wel werpt de Gemeente met recht tegen dat ook de nieuwe berekening van Albin Groep niet goed te volgen is en niet naadloos lijkt aan te sluiten bij de eerder door Albin Groep aan de Gemeente verstrekte deelnemerslijst (productie 30 van de Gemeente) en de door Albin Groep bij haar akte van 23 maart 2016 overgelegde facturen. Ook dit laat de rechtbank verder maar rusten en de rechtbank zal hieronder, zo goed en zo kwaad als dat gaat, proberen om de berekeningen van Albin Groep te controleren en te beoordelen.
2.14.
Wel verbindt de rechtbank consequenties aan de herhaalde tegenwerping van de Gemeente dat Albin Groep nog steeds meer dan 50 trajecten inclusief intake op jaarbasis in rekening brengt, terwijl de rechtbank in het tussenvonnis van 27 januari 2016 bindend heeft beslist dat dit niet gehonoreerd kan worden.
2.15.
Bij de beoordeling van deze kwestie stelt de rechtbank voorop dat het lastig is om invulling te geven aan het aantal van ‘50 trajecten op jaarbasis’, omdat natuurlijk sprake is van overlopende trajecten, die beginnen in het ene kalenderjaar en eindigen in een ander kalenderjaar, terwijl er ook trajecten zijn die korter dan 12 maanden duren, omdat zij al dan niet om een positieve reden voortijdig worden afgebroken. Daarom kan het voorkomen dat in de ene maand meer dan 50 trajecten lopen en dat dat geen overschrijding van het maximum aantal op jaarbasis oplevert, omdat in een andere maand van het peiljaar minder dan 50 trajecten lopen. Eigenlijk kan dit alleen goed berekend worden als de volledige contractsduur van maart 2010 tot en met juni 2013 en het totale aantal trajecten in die periode in de berekening worden betrokken, maar dat is niet mogelijk omdat Albin Groep niet alle daarvoor benodigde gegevens heeft overgelegd. Indien voor het antwoord op de vraag of het maximum aantal is overschreden alleen van de jaren 2012 en 2013 wordt uitgegaan, dan gaat het dus om anderhalf jaar en een maximum van 1,5 x 50 = 75 trajecten voor 75 jongeren in totaal. Dit aantal is onmiskenbaar aanzienlijk overschreden. In de lijst ‘Trajecten 2012’ ziet de rechtbank reeds ongeveer 110 verschillende namen en trajecten staan en daar komen nog nieuwe trajecten/jongeren bij in 2013
2.16.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de overschrijding van het maximum voorts dat zij de berekeningen van Albin Groep niet kan volgen. Albin Groep geeft in haar overzicht bij de akte van 1 juni 2016 op dat zij in 2012 voor 17 overlopende trajecten uit 2011 aanspraak heeft op betaling van 207 trajectmaanden. Dat zouden dan dus in 2012 meer dan 12 maanden per traject/persoon zijn (17x12=204) en dit vindt de rechtbank onbegrijpelijk, omdat er maar 12 maanden in een jaar zitten en daarnaast vanzelfsprekend is en uit de bijgevoegde excellijst ‘Trajecten 2012’ ook blijkt dat die overlopende trajecten uit 2011 niet het gehele jaar 2012 hebben doorgelopen. Voor de ‘nieuwe’ trajecten in 2012 berekent Albin Groep 418 trajectmaanden voor 35 trajecten en dat is dus wel minder dan 12 maanden per jaar per traject (35x12=420), maar vanzelfsprekend is en uit de excellijst en de intakelijst volgt ook dat de meeste in 2012 gestarte trajecten pas in de loop van dat jaar zijn gestart en dus geen 12 maanden hebben gelopen in het jaar 2012.
2.17.
De rechtbank merkt het overzicht en de berekeningen van Albin Groep als onbegrijpelijk aan en de rechtbank zal overeenkomstig de (subsidiaire) berekeningen van de Gemeente ervan uitgaan dat Albin Groep over 2012 627-533 = 94 trajectmaanden en over 2013 180-149 = 31 trajectmaanden teveel in rekening heeft gebracht. Bij elkaar is dat 94 + 31 = 125 maanden.
2.18.
In haar berekeningen gaat Albin Groep uit van een trajectvergoeding van € 784,45 per maand (exclusief de ‘bonus’). Dit is echter inclusief de 5% verhoging, waarop zij volgens het vonnis van 27 januari 2016 geen aanspraak heeft. Exclusief die verhoging bedraagt de door Albin Groep in rekening gebrachte maandvergoeding blijkbaar € 745,22 (te weten: € 154.262,09 gedeeld door 207), hetgeen overigens rekenkundig niet helemaal kan kloppen (€ 745,22 + 5% daarvan is € 782,48; exclusief de verhoging zou het € 784,45 x 100 : 105 = € 747,09 moeten zijn). Uitgaande van het in de verantwoording van Albin Groep tot uitgangspunt genomen bedrag van € 745,22 per trajectmaand, brengt Albin Groep dus € 745,22 x 125 = € 93.152,50 te veel in rekening.
2.19.
Voorts blijkt de rechtbank dat Albin Groep ook in haar laatste overzicht, dat reeds werd bijgesteld naar aanleiding van de kritiek van de Gemeente, in 2012 nog steeds voor twee personen de trajectvergoeding dubbel in rekening brengt. Het betreft [Z] en [X] , die ook in rekening worden gebracht onder de namen [Z] , Umut en [X] . Het gaat volgens de lijst ‘Trajecten 2012’ om 7 + 1 = 8 trajectmaanden, dus 8 x € 745,22 = € 5.961,76.
2.20.
Ook wordt de ‘bonus’ bij positieve uitstroom in drie gevallen tweemaal voor dezelfde persoon in rekening gebracht: het betreft [A] in 2012 en [B] en [C] in 2013. Het gaat om 3 x € 1.578,10 = € 4.734,30.
2.21.
Verder wordt een aantal keren tweemaal voor dezelfde persoon de intakevergoeding opgevoerd, terwijl de rechtbank in het tussenvonnis heeft beslist dat per deelnemer slechts één intake in rekening mag worden gebracht. Het betreft [D] en [E] in 2012 en [F] , [G] , [H] , [I] , [K] en [J] in 2013. Al deze personen hadden volgens de lijst van Albin Groep in 2011 ook al een intake gehad. Indien en voor zover Albin Groep meent dat een nieuwe intake nodig was, dan hoorde dit bij de overeengekomen, inbegrepen, ‘nazorg’. Hier gaat het om 8 x € 2.381,03 = € 19.048,24.
2.22.
[F] had bovendien in het verleden al 12 maanden traject erop zitten (3 in 2011 en 9 in 2012), dus de 4 extra maanden in 2013 waren niet declarabel. Hetzelfde geldt voor [G] , [H] , [I] en [J] . Er zijn dus 5 x 4 = 20 trajectmaanden te veel in rekening gebracht. Het gaat om een bedrag van 20 x € 745,22 = € 14.904,40.
2.23.
Ten slotte geldt voor alle personen die op de lijst ‘Uitstroom 2013’ als in juni 2013 uitgestroomd staan vermeld, dat Albin Groep voor deze personen ten onrechte aanspraak maakt op de ‘bonus’ bij positieve uitstroom. Deze 21 personen staan niet als positief uitgestroomd genoteerd in de eerder door Albin Groep verstrekte deelnemerslijst (productie 30 van de Gemeente) en dat is overigens ook erg onwaarschijnlijk, omdat deze personen, op een enkele uitzondering na, nog maar net waren begonnen aan hun traject, toen Albin Groep daarmee moest stoppen. Als ‘positief’ uitgestroomd kunnen alleen personen worden aangemerkt die voldoen aan eis 49 van het bestek. Kort gezegd is daaraan pas voldaan als de risicojongere aansluitend aan het traject voor een minimale duur van 6 aaneengesloten maanden is doorgestroomd naar het onderwijs en/of een arbeidsmarkt gerelateerd traject, dan wel anderszins een verhoogde maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid heeft bereikt. De rechtbank acht ongeloofwaardig dat dat het geval is geweest bij de 21 personen, van wie het traject in juni 2013 werd beëindigd toen Albin Groep moest stoppen, maar wat daarvan zij, dat kon in elk geval nog niet worden geconcludeerd toen Albin Groep c.q. Jobeko hen als positief uitgestroomd aanmerkte in het afloopbericht van 30 juni 2013. Toen waren immers nog geen zes maanden verstreken na beëindiging van het traject.
Voor deze 21 personen kan Albin Groep dus geen aanspraak hebben op de geclaimde ‘bonussen’. Dit geldt vermoedelijk voor veel meer uitstromers, maar alleen al bij deze 21 personen gaat het in de uitstroomlijst 2013 om € 18.549,62 in totaal.
2.24.
Het komt er dus op neer dat zonder inhoudelijke controle en diepergaand onderzoek reeds op grond van de eigen lijsten en berekeningen van Albin Groep geconstateerd moet worden dat haar berekeningen nog steeds niet kloppen. Uit het voorgaande volgt dat nu reeds kan worden vastgesteld dat Albin Groep, bovenop het bedrag van € 84.724,51 dat zij zelf meent te moeten terugbetalen, nog € 93.152,50 + € 5.961,76 + € 4.734,30 + € 19.048,24 + € 14.904,40 + € 18.549,62 = € 156.350,82 te veel in rekening wil brengen. Daarmee kan nu reeds worden vastgesteld dat de Gemeente € 84.724,51 + € 156.350,82 = € 241.075,33 onverschuldigd heeft betaald. Dat is meer dan de Gemeente in dit geding vordert en haar vordering kan derhalve zonder nader onderzoek worden toegewezen.
2.25.
Dit geldt voor de vordering op Albin Groep. Tegen Jobeko kan slechts het (lagere) bij dagvaarding gevorderde bedrag worden toegewezen, omdat Jobeko verstek heeft laten gaan en de eiswijzigingen niet aan haar zijn betekend.
2.26.
Over de hoofdsom kan de gevorderde wettelijke handelsrente worden toegewezen. Anders dan Albin Groep betoogt, is in de onderhavige situatie, waarin de Gemeente als crediteur de afrekening vordert van de door haar betaalde voorschotten voor de overeengekomen dienstverlening, weldegelijk sprake van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. Nu de Gemeente geen duidelijke ingangsdatum heeft genoemd zal de rechtbank de rente echter slechts toewijzen vanaf de dagvaarding.
2.27.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten kan wel worden toegewezen tegen Jobeko, die immers verstek heeft laten gaan, maar niet tegen Albin Groep, die verweer heeft gevoerd. Dit verweer hield in dat door de advocaat van de Gemeente ter inleiding van deze rechtszaak slechts één enkele eenvoudige sommatiebrief aan Albin Groep is verstuurd, van welke brief de vergoeding is begrepen in de gebruikelijke proceskostenveroordeling. De Gemeente heeft niet expliciet gereageerd op dit verweer en in elk geval niet aangetoond dat meer of andere buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt.
2.28.
Albin Groep heeft nog verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdelijke veroordeling. Bij dit verweer heeft Albin Groep geen belang. De rechtbank heeft Albin Groep immers aangemerkt als de contractspartij van de Gemeente en Albin Groep zal als zodanig aan de Gemeente moeten terugbetalen hetgeen de Gemeente onverschuldigd heeft betaald uit hoofde van dat contract. De rechtbank zal naast Albin Groep ook Jobeko tot betaling veroordelen, omdat Jobeko verstek heeft laten gaan en niet gebleken is dat de vordering tegen Jobeko onrechtmatig of ongegrond is. De veroordeling tegen Jobeko is echter beperkt tot de bij dagvaarding gevorderde bedragen en geldt, gezien de gevorderde hoofdelijke veroordeling, slechts indien en voor zover Albin Groep niet aan de veroordelingen voldoet. Dit geldt ook voor na te melden proceskosten.
2.29.
Albin Groep wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten en de nakosten. De proceskosten worden aan de zijde van de Gemeente ten aanzien van Albin Groep begroot op:
- dagvaarding € 107,48
- griffierecht 3.829,00
- salaris advocaat
10.000,00(5,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 13.936,48
2.30.
Ten aanzien van Jobeko beperkt de rechtbank de medeveroordeling in de proceskosten tot de kosten van het geding tot aan het verstek.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Albin Groep om aan de Gemeente te betalen een bedrag van € 229.528,85 (tweehonderdnegenentwintigduizend vijfhonderdachtentwintig euro en vijfentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 15 september 2014 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Albin Groep in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 13.936,48, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van negende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Albin Groep in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Albin Groep niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
veroordeelt Jobeko, indien en voor zover Albin Groep niet aan bovenstaande veroordelingen voldoet, tot betaling aan de Gemeente van het bedrag van € 220.357,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 15 september 2014 tot de dag van volledige betaling, alsmede van € 2.876,79 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 14 dagen na dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, en van € 5.936,48 voor de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten zoals bij Albin Groep,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen, mr. D. Vergunst en mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2016.