ECLI:NL:RBGEL:2016:5703

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 oktober 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
05/254935-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [voorzitter]
  • mr. [rechter 1]
  • mr. J. Barrau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling na uitgaansgeweld in Doornenburg

Op 17 oktober 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man uit Bemmel, die werd beschuldigd van meerdere mishandelingen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. Een medeverdachte, een 37-jarige man uit Gendt, is veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 voor mishandeling. Een 29-jarige vrouw uit Arnhem is vrijgesproken van alle beschuldigingen. De zaak vond zijn oorsprong in een gewelddadig voorval dat plaatsvond in de vroege ochtend van 23 november 2013 in een café in Doornenburg, waar een woordenwisseling uitmondde in een gevecht. De rechtbank oordeelde dat de openlijke geweldpleging niet bewezen kon worden, maar dat de mishandelingen wel degelijk hadden plaatsgevonden. De 38-jarige man uit Bemmel heeft tijdens het incident drie verschillende personen mishandeld, waarbij hij hen tegen het hoofd sloeg, stompten en schoppen toediende. Zijn beroep op noodweer werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat de meeste aanwezigen onder invloed van alcohol waren. De rechtbank heeft de straffen opgelegd met het oog op de ernst van de feiten en de impact van het geweld op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/254935-14
Datum uitspraak :17 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1]
raadsvrouw: mr. S. Grilk, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
van 1 oktober 2015 (PR), 11 juli 2016 (PR) en 3 oktober 2016 (MK).

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 23 november 2013 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , met een ander
of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek
toegankelijke ruimte, te weten café " [naam 1] " gevestigd aan de [adres 2] aldaar en/of op de openbare weg, te weten de [adres 3] , openlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit slaan/stompen/schoppen/trappen
tegen diens gezicht en/of hoofd en/of lichaam, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 5] (meermalen) in/op/tegen diens gezicht heeft gestompt/geslagen en/of (meermalen) in/op/tegen diens hoofd en/of lichaam heeft getrapt/geschopt, welk door hem gepleegd geweld, enig lichamelijk letsel (pijn hoofd en/of rechter oogkas) voor die [slachtoffer 5] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 november 2013 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4] ) (meermalen) in/op/tegen diens
hoofd en/of gezicht en/of lichaam heeft getrapt/geschopt/geslagen/gestompt,
waardoor voornoemde [slachtoffer 5] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
Primair
hij op of omstreeks 23 november 2013 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in
een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten cafe " [naam 1] " gevestigd
aan de [adres 2] aldaar en/of op de openbare weg, te weten de
[adres 3] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit slaan/stompen in dier gezicht, en/of schoppen en/of trappen waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 12] in/op/tegen dier gezicht heeft
geslagen/gestompt, welk door hem gepleegd geweld, enig lichamelijk letsel
(blauwe plekken en/of schaafwonden) voor die [slachtoffer 12] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 23 november 2013 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3] ) (met kracht) in/op/tegen
dier gezicht heeft geslagen/gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 12] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 23 november 2013 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2]
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 6] , (met kracht)
in/op/tegen diens gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
Primair
hij op of omstreeks 23 november 2013 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café " [naam 1] " gevestigd aan de [adres 2] aldaar en/of op de openbare weg, te weten de [adres 3] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit meermalen in/op/tegen diens
hoofd te slaan/stompen en/of wurggreep aan te leggen, waarbij hij, verdachte,
die [slachtoffer 5] (meermalen) in/op/tegen diens hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
(met kracht) een zogeheten wurggreep heeft aangelegd, welk door hem gepleegd
geweld, enig lichamelijk letsel (blauwe plekken en/of buiten bewustzijn
geraakt) voor die [slachtoffer 5] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 23 november 2013 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ) (met kracht) (meermalen)
in/op/tegen diens hoofd heeft geslagen/gestompt en/of een zogeheten wurggreep
heeft aangelegd, waardoor voornoemde [slachtoffer 5] letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 november 2013 ontstond een woordenwisseling tussen [medeverdachte 2] en aangeefster [slachtoffer 2] (hierna te noemen [slachtoffer 7] ) in café [naam 2] te [plaats 1] hetgeen uitmondde in een vechtpartij tussen verschillende personen binnen en vooral buiten het café. Verdachte en diens medeverdachten - [medeverdachte 2] (hierna te noemen [medeverdachte 3] ) en een collega van verdachte, [medeverdachte 4] (hierna te noemen: [medeverdachte 5] ) - enerzijds, en aangevers [voorletters 1] ( [slachtoffer 8] ) [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] (de moeder van [slachtoffer 8] ) en [slachtoffer 1] (hierna te noemen [slachtoffer 9] ), de vader van [slachtoffer 8] tevens echtgenoot van [slachtoffer 7] , anderzijds, waren hierbij onder anderen aanwezig [2] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 2 primair, feit 3 en feit 4 primair.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat, gelet op de onbetrouwbare en inconsistente verklaringen van getuigen en aangevers, de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en verdachte dus moet worden vrijgesproken, althans dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake was van noodweer.
Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid van de verklaringen
Met uitzondering van [slachtoffer 8] en getuige [getuige 1] hadden de voornoemde aanwezigen inclusief de uitbater [getuige 2] en getuige [getuige 3] die avond op 23 november 2013 alcohol gedronken [3] . Op diezelfde avond werd ter plekke aangifte van mishandeling gedaan door [slachtoffer 8] . [getuige 1] werd als getuige gehoord. De aangiften door [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] zijn enkele dagen later opgenomen. Verdachte en diens medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] en ook getuige [getuige 3] zijn in december 2013 over de gebeurtenissen op 23 november 2013 gehoord. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de meeste aangevers en getuigen die bewuste avond onder invloed van alcohol verkeerden niet zonder meer tot de conclusie leidt dat de verklaringen van deze personen op voorhand dermate onbetrouwbaar zijn dat deze van het bewijs moeten worden uitgesloten. Voor zover verklaringen inconsistent of afwijkend zijn zal de rechtbank de geloofwaardigheid van deze verklaringen bij de bewijswaardering, hieronder, nader toetsen.
Feit 1
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1.
De verklaring van [slachtoffer 8] dat hij buiten het café door zowel verdachte als [medeverdachte 5] tegen het hoofd werd getrapt wordt immers niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
Feit 2
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 7] heeft geslagen. [slachtoffer 7] heeft verklaard dat, terwijl zij op de grond lag (met [medeverdachte 2] ), zij voelde dat zij door verdachte en [medeverdachte 5] werd geslagen. Zij voelde dat zij met gebalde vuist op beide ogen werd geslagen. Zij voelde ook dat zij tegen het lichaam werd geschopt maar ze weet niet door wie [4] . [slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij buiten zag dat verdachte zijn moeder [slachtoffer 7] tegen het hoofd schopte. [5] [slachtoffer 9] heeft verklaard dat toen hij naar buiten ging, zag dat verdachte zijn vrouw [slachtoffer 7] met gebalde vuist in het gezicht sloeg [6] . Op de bijlage bij de aangifte van [slachtoffer 7] is een foto van [slachtoffer 7] te zien met bloeduitstortingen onder beide ogen [7] . Dergelijk letsel past naar het oordeel van de rechtbank bij fors geweld dat door slaan en schoppen kan worden veroorzaakt.
De rechtbank heeft niet de overtuiging dat verdachte deze geweldplegingen jegens [slachtoffer 7] samen met anderen pleegde, nu de verklaring van [slachtoffer 7] dat zij zowel door verdachte als [medeverdachte 5] is geslagen, niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De rechtbank zal verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde in die zin dat hij [slachtoffer 7] in haar gezicht heeft geslagen en tegen het hoofd heeft geschopt.
Feit 3
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 10] heeft geslagen. Aangever [slachtoffer 10] heeft verklaard dat verdachte hem zag bellen en hem sloeg aan de linkerkant van zijn gezicht en dat hij knock-out is gegaan [8] .
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij binnen in het café was, dat [slachtoffer 11] het alarmnummer 112 wilde bellen, dat verdachte binnen kwam en tegen [slachtoffer 10] zei “niet bellen” of woorden van gelijke strekking en dat verdachte vervolgens [slachtoffer 10] drie keer in het gezicht sloeg met gebalde vuist [9] . Op een ter plaatse gemaakte foto is het letsel in het gezicht van [slachtoffer 10] waarneembaar. [10] Daarbij overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 11] niet betrokken was bij de vechtpartij(en) tussen de eerder genoemde partijen, zodat zijn letsel niet anders kan zijn ontstaan dan door de vuistslagen van verdachte.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 tenlastegelegde.
Feit 4
Op de vraag of hij [slachtoffer 9] heeft geslagen heeft verdachte verklaard dat hij het niet meer weet omdat het een grote chaos was. Ook weet hij niet meer wie hij heeft geraakt en wie hem heeft geraakt [11] . Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij buiten, toen hij zijn vriendin [medeverdachte 3] bij [slachtoffer 7] probeerde weg te halen, in zijn ribben is getrapt en dat verdachte hem te hulp schoot. [medeverdachte 5] heeft ontkend dat hij [slachtoffer 9] heeft getrapt en hij heeft verklaard dat hij zag dat het verdachte was die [slachtoffer 9] sloeg [12] . Verdachte zelf heeft hieromtrent verklaard dat hij twee mannen zag die op [medeverdachte 5] insloegen waarvan hij er één herkende als [slachtoffer 9] en dat hij [medeverdachte 5] heeft geholpen en hierdoor aan het vechten is geraakt [13] .
[slachtoffer 9] heeft verklaard dat hij naar buiten liep om zijn vrouw, [slachtoffer 7] , te helpen en dat hij ook buiten met kracht op zijn achterhoofd werd geslagen en dat, nadat hij op de grond was gevallen, verdachte bij hem een wurggreep aanlegde waarop hij wederom buiten westen raakte [14] . [slachtoffer 7] heeft verklaard dat zij zag dat haar man [slachtoffer 9] werd geslagen en geschopt door verdachte of [medeverdachte 5] , maar dat ze dat niet goed kon zien [15] .
De rechtbank heeft niet de overtuiging dat verdachte deze geweldplegingen jegens [slachtoffer 9] samen met anderen heeft gepleegd, nu de verklaring van [slachtoffer 8] dat hij zag dat [slachtoffer 9] door zowel verdachte als [medeverdachte 5] werd geslagen, niet wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 7] , noch door enig ander bewijsmiddel. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 4 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde mishandelingen in die zin dat hij [slachtoffer 9] heeft geslagen en daarna bij hem een wurggreep heeft aangelegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder de feiten 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair heeft begaan, te weten dat:
2. subsidiair
hij op
of omstreeks23 november 2013 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3] )
(met kracht
)in
/op/tegen
dier gezicht heeft
geslagen/gestompt en
/ofgeschopt
en/of getrapt, waardoor voornoemde
[slachtoffer 12] letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;
3.
hij op
of omstreeks23 november 2013 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2]
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 6] ,
(met kracht
)
in/op/tegen diens gezicht heeft
geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft
bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;
4. subsidiair
hij op
of omstreeks23 november 2013 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] )
(met kracht
) (meermalen
)
in/op/tegen diens hoofd heeft geslagen/
gestompten
/ofeen zogeheten wurggreep
heeft aangelegd, waardoor voornoemde [slachtoffer 5]
letsel heeft bekomen en/ofpijn
heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
mishandeling
Ten aanzien van feit 4 subsidiair:
mishandeling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging een beroep gedaan op noodweer als recht-vaardigingsgrond en heeft verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Naar de mening van de verdediging was immers sprake van een noodweersituatie nu verdachte heeft geholpen om [medeverdachte 4] te ontzetten omdat [medeverdachte 5] werd aangevallen door twee mannen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte geen beroep op noodweer toekomt nu, voor zover al sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van [medeverdachte 5] , de verdediging door verdachte niet proportioneel was.
Beoordeling door de rechtbank
Nu verdachte zich beroept op noodweer, moet aannemelijk worden dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van [medeverdachte 5] waartegen verdachte hem diende te verdedigen. Mocht van een dergelijke aanranding sprake zijn, dan moet die verdediging noodzakelijk en proportioneel zijn geweest. Met andere woorden: er moeten dan geen zinvolle alternatieven voor het slaan en het in een wurggreep leggen van [slachtoffer 9] hebben bestaan en deze gedragingen van verdachte moeten in een redelijke verhouding hebben gestaan tot de ernst van de aanranding.
Zowel verdachte als [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] hebben verklaard dat toen [medeverdachte 5] buiten het café was twee mannen van achteren op [medeverdachte 5] begonnen in te slaan. In het licht van deze omstandigheden is de rechtbank wel van oordeel dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [medeverdachte 5] , waartegen verdediging door verdachte geoorloofd was. Echter, verdachte had anders kunnen reageren dan hij heeft gedaan, bijvoorbeeld door [medeverdachte 5] weg te trekken bij deze mannen, in plaats van zich in het gevecht te mengen en geweld toe te passen. Gelet op de aard van de aanranding, vindt de rechtbank de door verdachte gekozen verdedigingswijze niet proportioneel. Het beroep op noodweer wordt om die reden dan ook verworpen.
Alle feiten zijn derhalve strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde onder de feiten 2 primair, 3 en 4 primair zal worden veroordeeld tot het verrichten van 150 uren werkstraf, te vervangen door 75 dagen hechtenis en voorts een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 september 2016.
Verdachte heeft tijdens het uitgaan op één avond drie verschillende personen mishandeld, door tegen het hoofd te slaan en of te stompen, te schoppen in het gezicht en een wurggreep aan te leggen. Weliswaar gebeurde dit in een sfeer van ruzie tussen twee groepen, maar verdachte had hierbij naar het oordeel van de rechtbank een leidende rol in het geweld. De rechtbank acht het agressieve handelen van verdachte ontoelaatbaar. Slachtoffers van dergelijke geweldsincidenten kunnen daarvan nog geruime tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen ondervinden. Daarnaast veroorzaakt uitgaansgeweld ook in het algemeen angst en onrust onder het uitgaanspubliek. Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat het zeer lang heeft geduurd voordat deze zaak door de rechtbank inhoudelijk is behandeld.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, verdachte een werkstraf opleggen. Echter, nu de rechtbank verdachte vrij zal spreken van feit 4 primair, zal deze werkstraf minder hoog zijn dan door de officier van justitie is geëist. Tevens acht de rechtbank het van belang om, als waarschuwing voor verdachte en als signaal naar de samenleving dat dergelijk uitgaansgeweld ontoelaatbaar is, een voorwaardelijke straf op te leggen in de vorm van een maand gevangenisstraf.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [voorletters 2] [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd worden bedragen van respectievelijk € 818,05, € 850,00 en € 845,00.
Het standpunt van de officier van justitie
Ter zake van de vordering van [voorletters 2] [slachtoffer 4] heeft de officier van justitie gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering nu verdachte van feit 1 zal moeten worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe te wijzen tot het bedrag van € 513,05,00 met wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot het bedrag van € 650,00 met wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, dan wel hun vorderingen in verband met medeschuld moeten worden gematigd.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij [voorletters 2] [slachtoffer 4] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. Deze benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 12] als gevolg van het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. In het bijzonder houdt de rechtbank rekening met het aan [slachtoffer 12] toegebrachte oogletsel, hetgeen als ingrijpend kan worden aangemerkt. De rechtbank acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 13,05 wegens materiële schade en € 650,00 wegens immateriële schade.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] is naar het oordeel van de rechtbank, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het feit 4 subsidiair bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. In het bijzonder houdt de rechtbank ermee rekening dat [slachtoffer 1] door het op hem uitgeoefende geweld buiten westen is geraakt. De vordering dient tot een bedrag ad € 500,00 te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Over de toewijsbare schadevergoeding zal telkens de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen, met ingang van 23 november 2013.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en), eveneens te ver meerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2013. Bij het bepalen van de vervangende hechtenis wordt de wettelijke rente buiten beschouwing gelaten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 63, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een
werkstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen,
alsmede tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand
en bepaalt daarbij dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die op
twee jarenwordt bepaald niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [voorletters 2] [slachtoffer 4] .
 verklaart de benadeelde partij [voorletters 2] W [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 subsidiair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van
€ 663,05(zeshonderddrieënzestig euro en vijf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 subsidiair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 500,00(vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter] (voorzitter), mr. [rechter 1] en mr. J. Barrau, rechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie regio Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL079A-20140031, gesloten op 9 januari 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] van 16 december 2013, proces-verbaalnummer PL079A-2013125775-7 p. 36-37; het proces-verbaal-verbaal van verhoor [medeverdachte 6] van 17 december 2013, proces-verbaalnummer PL079A-2013125775-8 p.46 -47; het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] van 25 november 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013126424-1 p.49-51; het proces-verbaal van aangifte [voorletters 2] [slachtoffer 4] van 23 november 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013125775-1 p. 18-19; het proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 december 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013125775-5 p.30-32; het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 30 november 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013128497-1 p.63-64.
3.Het proces-verbaal van bevindingen proces-verbaalnummer PL079A-201315775-4 p. 24; het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10] van 30 november 2013 proces-verbaalnummer 2013128477-1 p.59; het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 7] van 5 december 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013125775-5 p.32; het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] van 16 december 2013, proces-verbaalnummer PL079A-2013125775-7 p. 37.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] van 25 november 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013126424-1 p. 50.
5.Het proces-verbaal van aangifte [voorletters 2] [slachtoffer 4] van 24 november 2013, proces-verbaalnummer PL079A-2013125775-1 p.19.
6.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 30 november 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013128497-1 p. 64.
7.De bijlage bij het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] van 25 november 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013126424-1 p. 50.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10] van 30 november 2013 proces-verbaalnummer 2013128477-1 p.59.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 2 december 2013 proces-verbaalnummer PL0790 2013128477-2 p. 61
10.Het proces-verbaal van bevindingen proces-verbaalnummer PL079A-201315775-4 p. 24 en 26.
11.Het proces-verbaal-verbaal van verhoor [medeverdachte 6] van 17 december 2013, proces-verbaalnummer PL079A-2013125775-8 p.46.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 7] van 5 december 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013125775-5 p.32
13.Het proces-verbaal-verbaal van verhoor [medeverdachte 6] van 17 december 2013, proces-verbaalnummer PL079A-2013125775-8 p.46 (midden).
14.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 30 november 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013128497-1 p. 64.
15.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] van 25 november 2013 proces-verbaalnummer PL079A-2013126424-1 p. 50.