ECLI:NL:RBGEL:2016:5915

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 oktober 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
05/880236-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [voorzitter]
  • mr. [rechter 1]
  • mr. [rechter 2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op cafetaria met geweld en bedreiging, jeugddetentie opgelegd

Op 13 oktober 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige man, die samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een cafetaria in Ugchelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de cafetaria heeft betreden met gezichtsbedekkende kleding en vuurwapens, waarbij zij de aanwezige medewerkers hebben bedreigd en gedwongen tot afgifte van geld en goederen. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval, door het regelen van vervoer en het wachten op de medeverdachten tijdens de overval. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Gezien de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft de rechtbank besloten het jeugdsanctierecht toe te passen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 65 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. Daarnaast is aan de slachtoffers schadevergoeding toegekend. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de impact van de overval op de slachtoffers, waaronder psychische gevolgen en angstgevoelens. De rechtbank heeft ook de adviezen van de reclassering en psycholoog meegenomen in de beslissing, waarbij is geadviseerd om de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880236-16
Datum uitspraak : 13 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum 1] te Apeldoorn,
wonende te [adres 1] .
raadsman: mr. M.Ü. Özsüren, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2016, waarbij het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 29 september 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of een
geldlade en/of een of meer andere goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of aan [slachtoffer 3] en/of aan
[slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- met een auto naar de snackbar waar onder andere die [slachtoffer 2] werkzaam was
( [adres 2] ) zijn toegereden en/of vervolgens
- met (een) bivakmuts(en) over het gezicht en/of met (een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en/of met een of meer pisto(o)l(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met een of meer op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) die snackbar
heeft/hebben betreden en/of
- dat/die pisto(o)l(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van (de buikstreek van) die -zichtbaar
zwangere- [slachtoffer 2] en/of op/tegen een of meer andere aanwezige
personeelsleden/personen heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben
gehouden en/of heeft/hebben geroepen: "Doe de kassa open" en/of (daarbij)
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de bar
heeft geslagen en/of heeft/hebben geroepen: "Sneller.", althans woorden van
gelijke aard of strekking;
EN/OF
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een geldbedrag en/of een geldlade en/of een of meer andere goederen
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 3] en/of aan
[slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of een of meer andere
personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s),
- met een auto naar de snackbar waar onder andere die [slachtoffer 2] werkzaam was
( [adres 2] ) zijn toegereden en/of vervolgens
- met (een) bivakmuts(en) over het gezicht en/of met (een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en/of met een of meer pisto(o)l(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met een of meer op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) die snackbar
heeft/hebben betreden en/of
- dat/die pisto(o)l(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van (de buikstreek van) die -zichtbaar
zwangere- [slachtoffer 2] en/of op/tegen een of meer andere aanwezige
personeelsleden/personen heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben
gehouden en/of heeft/hebben geroepen: "Doe de kassa open" en/of (daarbij)
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de bar
heeft geslagen en/of heeft/hebben geroepen: "Sneller.", althans woorden van
gelijke aard of strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
één of meer perso(o)n(en) te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op
of omstreeks 06 februari 2016 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of
een geldlade en/of een of meer andere goederen, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of aan [slachtoffer 3] en/of aan
[slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die
pers(o)n(en) en/of zijn/hun mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die
perso(o)n(en) te weten die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of
zijn/hun mededaders:
- met een auto naar de snackbar waar onder andere die [slachtoffer 2] werkzaam was
( [adres 2] ) zijn toegereden en/of vervolgens
- met (een) bivakmuts(en) over het gezicht en/of met (een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en/of met een of meer pisto(o)l(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met een of meer op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) die snackbar
heeft/hebben betreden en/of
- dat/die pisto(o)l(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van (de buikstreek van) die -zichtbaar
zwangere- [slachtoffer 2] en/of op/tegen een of meer andere aanwezige
personeelsleden/personen heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben
gehouden en/of heeft/hebben geroepen: "Doe de kassa open" en/of (daarbij)
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de bar
heeft geslagen en/of heeft/hebben geroepen: "Sneller.", althans woorden van
gelijke aard of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijven/misdrijf hij, verdachte, op of
omstreeks 06 februari 2016 te Deventer en/of Vaassen en/of te Ugchelen,
gemeente Apeldoorn, en/of elders in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door
voor die perso(o)n(en) een auto via zijn vriendin te regelen en/of haar deze
auto te laten besturen en/of die perso(o)n(en) naar die snackbar te vervoeren
en/of in de nabije omgeving van die snackbar in die auto op de uitkijk te gaan
en/of blijven staan teneinde die perso(o)n(en) bij mogelijk gevaar of onraad
te waarschuwen
EN/OF
één of meer perso(o)n(en) te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op
of omstreeks 06 februari 2016 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een geldbedrag en/of een geldlade en/of een of meer andere goederen
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 3] en/of aan
[slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
die perso(o)n(en) te weten [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of
zijn/hun mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of een of meer andere
personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die
perso(o)n(en) te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of
meer van zijn/hun mededader(s),
- met een auto naar de snackbar waar onder andere die [slachtoffer 2] werkzaam was
( [adres 2] ) zijn toegereden en/of vervolgens
- met (een) bivakmuts(en) over het gezicht en/of met (een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en/of met een of meer pisto(o)l(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met een of meer op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) die snackbar
heeft/hebben betreden en/of
- dat/die pisto(o)l(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van (de buikstreek van) die -zichtbaar
zwangere- [slachtoffer 2] en/of op/tegen een of meer andere aanwezige
personeelsleden/personen heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben
gehouden en/of heeft/hebben geroepen: "Doe de kassa open" en/of (daarbij)
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de bar
heeft geslagen en/of heeft/hebben geroepen: "Sneller.", althans woorden van
gelijke aard of strekking
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijven/misdrijf hij, verdachte, op of
omstreeks 06 februari 2016 te Deventer en/of Vaassen en/of te Ugchelen,
gemeente Apeldoorn, en/of elders in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door
voor die perso(o)n(en) een auto via zijn vriendin te regelen en/of haar deze
auto te laten besturen en/of die perso(o)n(en) naar die snackbar te vervoeren
en/of in de nabije omgeving van die snackbar in die auto op de uitkijk te gaan
en/of blijven staan teneinde die perso(o)n(en) bij mogelijk gevaar of onraad
te waarschuwen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 6 februari 2016 vond een overval plaats op snackbar ’ [naam 1] te Ugchelen. Vlak na de overval heeft een getuige het kenteken van de vluchtauto genoteerd, welk kenteken was afgegeven aan de moeder van [medeverdachte 3] , die verklaarde dat de auto tijdens de overval op ’ [naam 1] in gebruik was bij [medeverdachte 3] om hiermee naar haar vriend [verdachte 2] (verdachte) te gaan [2] .
Uit de verklaringen van [medeverdachte 3] en verdachte en het onderzoek door de politie kwam naar voren dat de medeverdachten van de overval op ’ [naam 1] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven, aan de hand van een door haar overgelegde zittingsnotitie welke bewijsmiddelen daartoe voorhanden zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, eveneens aan de hand van een schriftelijk uitgewerkte pleitnota, vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde (medeplegen van de afpersing en diefstal met geweld). Hiertoe heeft hij, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat geen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering.
Het aandeel van verdachte was enkel dat hij met een auto naar de snackbar is gereden, zoals is opgenomen onder het eerste gedachtestreepje op de tenlastelegging.
Het tenlastegelegde medeplegen houdt voor verdachte derhalve enkel in de gedraging die met het vervoeren van de plegers in verband kan worden gebracht. Deze op zichzelf medeplichtige gedraging wordt niet gecompenseerd door een grote(re) rol van verdachte in de voorbereiding uitvoering of afhandeling. In het plegen van de overval zelf heeft verdachte geen enkele rol gehad. Aan de overval is geen voorbereiding, voorverkenning etcetera vooraf gegaan. Er is ook geen sprake van een gelijkwaardige verhouding, gelet op de verdeling van de buit.
Met betrekking tot het onderdeel medeplichtigheid refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat er op geen enkel moment sprake is geweest van het op de uitkijk staan en/of blijven staan, teneinde de plegers bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangaande de gedragingen van verdachte in verband met de overval en de daarbij passende kwalificatie, overweegt de rechtbank als volgt.
In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014: 3474, NJ 2015/390, 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:7169 en 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank overweegt, met inachtneming van de aangehaalde jurisprudentie, als volgt.
Uit de verklaring van verdachte zelf en de verklaringen van zijn medeverdachten blijkt over de gedragingen van verdachte tijdens de uitvoering van de overval het volgende.
Hij heeft tijdens de overval met zijn vriendin in de auto gewacht tot de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] weer terug zouden komen, opdat ze vervolgens met de auto konden ontkomen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vond dat er teveel mensen waren, dat hij daarom is uitgestapt en aan een vrouw heeft gevraagd of ze daar wel mochten parkeren. Medeverdachte [medeverdachte 3] , die (als bestuurster) samen met de verdachte in de auto bleef, heeft verklaard dat op het moment dat er een andere auto kwam aanrijden, verdachte haar opdroeg weg te rijden [3] . Na twee minuten konden ze weer veilig terug naar de oorspronkelijke wachtplek.
De rol van verdachte tijdens de uitvoering van de overval bestond derhalve uit wachten met de auto, teneinde de vlucht mogelijk te maken, en op de uitkijk staan. Zijn rol is hiermee geringer geweest dan de rol van zijn medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Zij zijn immers met bivakmutsen op en gewapend de snackbar binnengegaan en hebben binnen onder bedreiging met geweld geld geëist.
De rechtbank is echter van oordeel dat de geringere rol van verdachte ten tijde van de uitvoering wordt gecompenseerd door een grotere rol in met name de voorfase.
Aangaande verdachtes gedragingen in de voorfase overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hem enkele dagen voor de overval door [medeverdachte 5] is gevraagd vervoer te regelen. [medeverdachte 5] had geld nodig en wilde het afpakken van mensen. Vervolgens heeft verdachte een goede vriend van hem gevraagd te chaufferen, die echter niet wilde, waarna hij zijn vriendin hiervoor heeft benaderd. Zij heeft ingestemd en geregeld dat zij de auto van haar moeder konden gebruiken.
Op de dag van de overval heeft verdachte zich met de auto laten ophalen door zijn vriendin, waarna ze samen eerst [medeverdachte 5] zijn gaan ophalen. [medeverdachte 5] toonde in de auto ook zijn pistool en heeft zich in de auto omgekleed. Vervolgens hebben ze samen [medeverdachte 4] opgehaald. Daarna zijn ze naar het huis van verdachte gereden om nog wat op te halen dat bij de overval gebruikt zou kunnen worden. Blijkens zijn verklaring bij de politie ging het om een bahco die [medeverdachte 4] tijdens de overval zou kunnen gebruiken om lawaai te maken. [medeverdachte 4] heeft zich in de woning van verdachte ook omgekleed in donkere kleding [4] .
Uit de eigen verklaring van verdachte volgt derhalve dat verdachte van te voren vervoer heeft geregeld, de medeverdachten heeft opgehaald, dat hij bij hem thuis een stuk gereedschap heeft opgehaald dat bestemd was om de overval tijdens de uitvoering kracht bij te kunnen zetten en dat een medeverdachte zich bij hem thuis heeft kunnen omkleden.
Verdachte heeft voorts ter zitting verklaard dat in de auto pas de plannen voor de overval concreet werden gemaakt, te weten hoe en waar de overval precies zou gaan plaatsvinden. Verdachte heeft zelf ook deelgenomen aan het gesprek hierover, zo blijkt uit de verklaring van zijn vriendin ( [medeverdachte 3] ). Zij verklaart hierover onder andere dat verdachte in de auto aanvankelijk voorstelde om cafetaria [naam 2] te overvallen, maar dat ‘ [medeverdachte 6] ’ daarover twijfelde, waarna ze anders besloten. Ze zijn hier ook nog wel naar toe gereden. Vervolgens is in de auto besloten dat de overval zou gaan plaatsvinden bij cafetaria ’ [naam 1] . Verdachte vertelde hoe zij moesten rijden. Ze zijn één keer langs ’ [naam 1] gereden, waarbij verdachte tegen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] heeft gezegd dat zij moesten bukken voor het geval er camera’s waren, aldus [medeverdachte 7] [5] .
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 7] , mede in ogenschouw genomen dat zij destijds verliefd was op verdachte en ook zichzelf in deze verklaring belast. De rechtbank concludeert uit bovenstaande dat verdachte - nadat hij eerst het vervoer en het stuk gereedschap had geregeld en gelegenheid had verschaft tot omkleden - zelf in de auto actief heeft deelgenomen aan de keuze van de plaats delict en de bestuurder ook de weg heeft gewezen naar de uiteindelijk gekozen cafetaria.
Ten aanzien van de gedragingen van verdachte na de overval overweegt de rechtbank als volgt.
Na de overval, toen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] weer ingestapt waren, zijn ze samen snel weggereden. Onderweg is de meegenomen kassalade weggegooid. Verdachte heeft zich ook toen op geen enkel moment aan de medeverdachten onttrokken. Het geld is vervolgens verdeeld. Verdachte had geld nodig en heeft gedeeld in de buit.
Gelet op de hierboven beschreven gedragingen van verdachte omtrent de overval, in volle omvang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich op geen enkel moment heeft teruggetrokken en daarentegen op belangrijke momenten juist een significante, wezenlijke rol en bijdrage heeft gehad. Hij heeft intensief overleg gevoerd met zijn medeverdachten. Aldus is bij verdachte sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met zijn medeverdachten. Hij moet daarom worden beschouwd als medepleger.
Bekennende verdachte
Gelet op de omstandigheid dat de bewezen geachte gedragingen grotendeels door verdachte zijn bekend en de rechtbank hierboven heeft gemotiveerd op welke onderdelen aanvullend gebruik is gemaakt van de belastende verklaring van met name medeverdachte [medeverdachte 7] , wordt, mede gelet op artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 358 t/m 364;
- het proces-verbaal van bevindingen (aanvulling de aangifte van [slachtoffer 1] ), p. 366;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 6] , p. 377 t/m 379;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 8] , p. 582 t/m 587 en p. 592;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] , p. 519 t/m 522, p. 534 t/m 537, p. 550 t/m 552;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 5 september 2016;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 september 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
primair.
hij op
of omstreeks06 februari 2016 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/ofanderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en
/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en
/ofeen
geldlade
en/of een of meer andere goederen,
geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of aan [slachtoffer 3] en/of aan
[slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- met een auto naar de snackbar waar onder andere die [slachtoffer 2] werkzaam was
( [adres 2] ) zijn toegereden en
/ofvervolgens
- met
(een)bivakmuts
(en
)over het gezicht en
/ofmet (
een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en/of meteen
of meerpisto
(o
)l
(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met
een ofmeer op vuurwapen
(s
)gelijkende voorwerp
(en
)die snackbar
heeft/hebben betreden en
/of
- dat
/diepisto
(o
)l
(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van (de buikstreek van) die -zichtbaar
zwangere- [slachtoffer 2] en
/ofop/tegen een of meer andere aanwezige
personeelsleden/personen heeft
/hebbengericht
en/of gericht heeft/hebben
gehoudenen
/ofheeft/hebben geroepen: "Doe de kassa open" en
/of (daarbij
)
met een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkendvoorwerp op de bar
heeft geslagen en
/ofheeft/hebben geroepen: "Sneller.", althans woorden van
gelijke aard of strekking;
EN
/OF
hij op
of omstreeks06 februari 2016 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
en/of alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een geldbedrag
en/of een geldlade en/of een of meer andere goederen
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 3] en/of aan
[slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en/of gevolgd van geweld en
/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of
een of meerandere
personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, en
/ofeen
of meervan zijn mededader
(s
),
- met een auto naar de snackbar waar onder andere die [slachtoffer 2] werkzaam was
( [adres 2] ) zijn toegereden en
/ofvervolgens
- met
(een)bivakmuts
(en
)over het gezicht
en/of met (een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en
/ofmet een
of meerpisto
(o
)l
(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met
een of meerop vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) die snackbar
heeft/hebben betreden en
/of
- dat
/diepisto
(o
)l
(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van (de buikstreek van) die -zichtbaar
zwangere- [slachtoffer 2] en
/of op/tegen een of meer andere aanwezige
personeelsleden/personen heeft/hebben
gericht en/of gericht heeft/hebben
gehoudenen
/ofheeft/hebben geroepen: "Doe de kassa open" en
/of (daarbij
)
met een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkendvoorwerp op de bar
heeft geslagen en
/ofheeft/hebben geroepen: "Sneller."
, althans woorden van
gelijke aard of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
de voortgezette handeling van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het advies van de psycholoog om verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren over te nemen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht het jeugdsanctierecht toe te passen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, waarvan 65 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat aanwijzingen zijn met betrekking tot zijn school dan wel dagbesteding, een behandeling die is gericht op de persoon van verdachte en de ouder/kind-relatie;
- een contactverbod met de medeverdachten;
- een locatiegebod met elektronisch toezicht;
alles voor zover en voor zolang de reclassering dit nodig acht.
Daarnaast is een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren geëist.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is, zakelijk weergegeven, verzocht te volstaan met een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Het resterende deel zou voorwaardelijk opgelegd moeten worden, met daarbij de bijzondere voorwaarden als door de reclassering voorgesteld, behoudens het locatiegebod. Naar de overtuiging van de verdediging heeft verdachte zich ter zake reeds ruimschoots bewezen en is vanuit preventief oogpunt een verlenging van de duur van het locatiegebod met drie maanden onnodig.
Ook wordt verzocht het geschorste bevel gevangenhouding op te heffen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 4 augustus 2016;
- een adviesrapport van de Reclassering Nederland, gedateerd 19 september 2016;
- een rapport van drs. [naam 3] , gz-psycholoog, gedateerd 9 mei 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstig feit, te weten het medeplegen van een overval op een cafetaria. Bij deze overval zijn de twee medeverdachten gewapend en met bivakmutsen op de cafetaria binnengegaan, waar zij de daar aanwezige personeelsleden hebben bedreigd en waar zij geld en een kassalade hebben meegenomen. Hoewel verdachte niet één van de overvallers is geweest die de cafetaria is binnengegaan heeft hij wel een grote rol gehad in de voorbereiding van de overval, heeft hij op wacht gestaan ten tijde van de overval en heeft hij na afloop gedeeld in de buit.
Deze overval heeft een grote impact op de slachtoffers. Uit de slachtofferverklaringen en de, in enkele gevallen, daarop gegeven toelichting ter terechtzitting, komt dit zeer duidelijk naar voren.
Eén van de slachtoffers, mevrouw [slachtoffer 2] , heeft toegelicht dat zij tijdens de overval door het agressieve gedrag van de overvallers en het dreigen met vuurwapens erg bang was. Zij was zich als eigenaresse bewust van het gevaar voor het leven van haarzelf, haar ongeboren kind (het slachtoffer was ten tijde van de overval 29 weken zwanger) en haar twee collega’s. Direct na de overval voelde zij steken in haar buik. Gelukkig bleek alles goed te zijn. De eerste nacht heeft zij niet geslapen. De volgende dag was zij in de avond erg angstig. Sinds de overval is het slachtoffer niet meer alleen in haar zaak. Na de overval heeft zij nog tien dagen gewerkt, waarna zij met vakantie is gegaan en verlof heeft genomen. Sinds de overval heeft het slachtoffer last van angstgevoelens, vooral ’s avonds. Zij durfde bijvoorbeeld niet meer te douchen wanneer ze alleen thuis was, omdat ze dan niet alles hoorde. Ze sliep slecht en had nachtmerries. De overval was altijd in haar gedachten. Nu gaat het overdag iets beter, maar vooral ’s avonds voelt zij zich nog erg onrustig. Het slachtoffer is meer alert dan voor de overval en voelt zich minder veilig. Voor haar gevoel is ook een deel van haar zwangerschap verpest. Het slachtoffer neemt het de overvallers erg kwalijk dat ze lieten merken dat ze zagen dat zij zwanger was, door tijdens de overval een pistool in de richting van haar buik te houden. Het slachtoffer is doorverwezen naar HSK. Het is gebleken dat zij PTSS heeft ontwikkeld, waarvoor het behandeltraject inmiddels is opgestart. Het slachtoffer volgt EMDR-therapie. Het herstel gaat langzaam en de behandelingen zijn lastig en zwaar.
Mevrouw [getuige 2] , één van de medewerksters, heeft naar voren gebracht dat zij tijdens de overval aan het werk was bij [naam 4] . Zij had oogcontact met één van de overvallers en durfde daardoor niet op de overvalknop te drukken. Pas achteraf besefte zij wat er was gebeurd. De eerste nacht na de overval heeft zij met een lamp aan geslapen.
Het slachtoffer is bang alleen in het donker te zijn. Zij vond het lastig weer te werken op de plek van de overval en durfde de eerste paar weken ’s avonds niet meer buiten op het terras te werken. Gedurende de eerste twee weken na de overval durfde het slachtoffer niet goed alleen in het donker naar haar achterdeur te lopen. Elke keer na het werk reed iemand met haar mee naar huis. De eerste paar maanden dacht zij vaak aan wat er was gebeurd en had zij regelmatig nachtmerries. Ze schrikt nog steeds van dingen die haar aan de overval doen herinneren.
Mevrouw [getuige 3] , de andere medewerkster, heeft naar voren gebracht dat zij de eerste weken na de overval er erg tegenop zag om weer te gaan werken en ze vond het fijn dat er die weken extra mannelijk personeel in de avonduren werd ingezet. De eerste drie tot vier maanden na de overval had ze regelmatig vervelende dromen. Zij werkt minder ontspannen in de cafetaria dan voor de overval. Zij let meer op wie er binnenkomt, is eerder bang. Associaties met geweld in het algemeen roepen nog steeds paniekgevoelens op. In het donker op straat is zij veel alerter.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Naast de overduidelijke gevolgen die de overval op de directe slachtoffers heeft gehad, zorgt een dergelijk feit ook bij anderen die er later van horen voor een verhoogd gevoel van onveiligheid.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat verdachte geen relevante documentatie heeft blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister.
De rechtbank slaat acht op de inhoud van genoemd psychologisch rapport, waaruit, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren komt.
Op het gebied van cognitieve vaardigheden functioneert verdachte op het niveau van normaalbegaafd. In zijn sociaal-emotionele ontwikkeling wordt een forse achterstand gezien. Verdachte verkeert in dat opzicht nog in de zelfbeschermende fase, meer passend bij de (pré)puberteitsjaren. Verdachte is streng opgevoed door zijn ouders, vanuit liefde en betrokkenheid op hun zoon. Mogelijk is het opvoedingsklimaat ook als verstikkend ervaren door verdachte en heeft hij zich, al dan niet bewust, een rebellerende houding aangemeten jegens zijn ouders. Hoewel bij verdachte in diagnostische termen niet direct aan een ziekelijke stoornis wordt gedacht, kan in sociaal-emotioneel opzicht van een forse achterstand worden gesproken en daarmee van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, bij een cognitief normaalbegaafd niveau. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. De geconstateerde achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling, zich uitdrukkend in een geringe mate van introspectie en autonomie in combinatie met een zelfbeschermende attitude maakt verdachte vatbaar voor prikkels van buitenaf die een maatschappelijk marginaal karakter kunnen aannemen, waaraan mogelijk ook een onbewust verzet tegen de autoriteit van zijn ouders ten grondslag kan liggen. Verdachte is beïnvloedbaar, naïef en té optimistisch waar het de intenties van zogenaamde vrienden betreft. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, wordt geadviseerd verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog, om verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten, over en maakt dit tot de hare.
In het psychologisch rapport wordt verder naar voren gebracht dat de achterstand in sociaal-emotioneel opzicht zorgelijk is en risico’s impliceert. In het traject zullen ook de ouders betrokken moeten worden. Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag kan als matig tot bovenmatig worden aangemerkt.
Verdachte heeft een nog lang niet uitgerijpte, ‘jonge’ persoonlijkheid, is niet voldoende in staat tot zelfreflectie en autonomie en heeft sociaal-emotioneel een grote achterstand opgelopen. Hij lijkt niet gediend met toepassen van het volwassenenstrafrecht. Geadviseerd wordt verdachte, middels het jeugd/adolescentenstrafrecht bij bewezenverklaring, een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Als voorwaarde hierbij kan gedacht worden aan een traject van cognitieve gedragstherapie. Een ambulant traject van (cognitieve gedrags-) therapie zou uitgevoerd kunnen worden binnen de forensische polikliniek van Transfore in Deventer.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de inhoud van het rapport van de reclassering.
Hierin wordt, zakelijk weergegeven, geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht: verdachte moet zich melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- behandelverplichting-ambulante behandeling: de verdachte wordt verplicht zich te laten begeleiden en behandelen voor de achterstand in zijn persoonlijkheidsontwikkeling en bij het herstellen van de ouder-kind relatie bij een ambulante forensische zorginstelling (bijvoorbeeld Transfore), zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- contactverbod: de verdachte heeft geen contact met medeverdachten en/of andere procriminele personen, zonder hierover vooraf overleg te hebben met de reclassering. Als medeverdachten contact met hem opnemen houdt hij dit af en meldt hij dit.
- locatiegebod: verdachte zal op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres. Daarbij heeft hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 14 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekeinden heeft verdachte 8 uur per dag vrij te besteden. Wanneer hij op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft, heeft hij 2 uur vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld door de reclassering, in overleg met verdachte en afhankelijk van de dagbesteding. Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel. Het huidige verblijfadres is [adres 3] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte wordt minimaal drie maanden aangesloten op EC.
De beperkte handelingsvaardigheden, zijn impulsiviteit en de (door het NIFP vastgestelde) achterstand in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling zijn indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Aangezien de belangrijkste doelen van het toezicht zijn het ontwikkelen van een eigen identiteit en het vergroten van de zelfredzaamheid wordt geadviseerd het toezicht te laten uitvoeren door de volwassenreclassering, met het advies bij de begeleiding gebruik te maken van de Jong Volwassenen-aanpak.
Gelet op de adviezen in de uitgebreide rapporten van de psycholoog en de reclassering, ziet de rechtbank in de persoonlijkheid van verdachte en de voor hem noodzakelijke begeleiding/behandeling aanleiding tot toepassing van het jeugdsanctierecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op genoemde rapporten, aan het daarvoor geldende wettelijk criterium voldaan.
De rechtbank weegt hierin, ten voordele van verdachte, ook zijn proceshouding mee. Verdachte heeft ter zitting spijt betuigd voor hetgeen hij heeft gedaan.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. Hiervan legt de rechtbank 65 dagen voorwaardelijk op, mede om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer moet plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal als bijzondere voorwaarde worden gekoppeld de voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat het volgen van aanwijzingen inhoudt met betrekking tot school, dan wel dagbesteding.
De rechtbank ziet niet langer de noodzaak een contactverbod op te leggen als voorwaarde, nu geen reden wordt gezien aan te nemen dat verdachte nog contact zal zoeken met de medeverdachten. Ook ziet de rechtbank niet langer de noodzaak van een locatiegebod, gecontroleerd door elektronische controle, nu verdachte zicht tijdens het reclasseringscontact gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis begeleidbaar heeft opgesteld.
De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
Naast deze, deels voorwaardelijke, jeugddetentie zal de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, aan verdachte opleggen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Bij de meeste hieronder nader te bespreken vorderingen wordt om een vergoeding verzocht voor immateriële schade.
Ten aanzien van de wijze waarop deze vorderingen beoordeeld dienen te worden, overweegt de rechtbank vooraf als volgt.
De wet regelt in artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek de vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade. Bij delicten die geen lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad, zoals bijvoorbeeld afpersing en diefstal met bedreiging met geweld, dient te worden bezien of sprake is van aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze. Ingevolge vaste jurisprudentie is voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon op ander wijze nodig dat bij benadeelde sprake is van een ‘in de psychiatrie erkend ziektebeeld’ dan wel dat de benadeelde voldoende concrete gegevens heeft aangevoerd waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan. De Hoge Raad heeft bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer (Hoge Raad 29 juni 2012, ECLI:NL:HR2012:BW1519, JA 2012,147 met noot S.D. Lindenbergh). Daarmee kan ook zonder dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld vergoeding van smartengeld aan de orde zijn (Hoge Raad 9 juli 2004, ECLI:NL:HR2004:AO7721, NJ 2005,391, met noot J.B.M. Vranken). In de literatuur wordt deze grond ook wel aangeduid als schending van een persoonlijkheidsrecht (zie bijvoorbeeld A.J. Verheij, vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon, diss. VU 2002, p. 35).
[slachtoffer 1]
De benadeelde [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.200,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot het bedrag van € 2.000,-, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd, omdat onvoldoende stukken van een deskundige zijn bijgevoegd waaruit blijkt dat de benadeelde psychische schade heeft geleden, die toewijzing van het gevorderde bedrag rechtvaardigt. Een e-mailbericht waaruit blijkt dat negen gesprekken zijn gevoerd is naar het standpunt van de verdediging onvoldoende onderbouwing om het door de Hoge Raad bedoeld bestaan van geestelijk letsel vast te stellen. Verwezen wordt naar arresten van de Hoge Raad van 22 februari 2002 en 9 mei 2003. Zonder voornoemde onderbouwing levert een behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan desgewenst de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Subsidiair wordt verzocht de vordering gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 250,- en voor het overige deel de vordering af te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn, tegen de achtergrond van de bijzondere ernst van het feit, ruimschoots voldoende concrete gegevens aangevoerd die een vergoeding van immateriële schade rechtvaardigen. De rechtbank slaat hierbij acht op de inhoud van de schriftelijke vordering (deels hierboven verwoord bij bespreking van de strafmaat) en de daarbij geschetste gevolgen van de overval voor het slachtoffer. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 2.200,-, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij de rechtbank, gelet op de persoon van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2016.
[slachtoffer 5]
De benadeelde [slachtoffer 5] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.375,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe te wijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd, doordat geen voldoende gewichtige stukken van een deskundige zijn bijgevoegd waaruit dit zou kunnen blijken. Verwezen wordt naar arresten van de Hoge Raad van 22 februari 2002 en 9 mei 2003. Zonder voornoemde onderbouwing levert een behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan desgewenst de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Subsidiair wordt verzocht de vordering af te wijzen, nu de benadeelde geen directe confrontatie met de overvallers heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn, tegen de achtergrond van de bijzondere ernst van het feit, ruimschoots voldoende concrete gegevens aangevoerd die een vergoeding van immateriële schade rechtvaardigen. De rechtbank slaat hierbij acht op de inhoud van de schriftelijke vordering (deels hierboven verwoord bij bespreking van de strafmaat) en de daarbij geschetste gevolgen van de overval voor het slachtoffer. Dat geen professionele hulp is gezocht en derhalve geen stukken van een deskundige zijn overgelegd doet daaraan niet af. Gelet op al het bovenstaande is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 1.375,-, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dat de benadeelde partij zich ten tijde van de overval in de keuken bevond doet hieraan niet af. Zij heeft in haar toelichting op de vordering ruim voldoende toegelicht wat het feit met haar heeft gedaan. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij de rechtbank, gelet op de persoon van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2016.
[slachtoffer 6]
De benadeelde [slachtoffer 6] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.575,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe te wijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd, doordat geen voldoende gewichtige stukken van een deskundige zijn bijgevoegd waaruit dit zou kunnen blijken. Verwezen wordt naar arresten van de Hoge Raad van 22 februari 2002 en 9 mei 2003. Zonder voornoemde onderbouwing levert een behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan desgewenst de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Subsidiair wordt verzocht de vordering af te wijzen, nu de benadeelde in haar eigen verklaring bij de politie heeft aangegeven dat zij zich niet bedreigd voelde, aangezien zij het vermoeden had dat de jongens neppistolen bij zich hadden.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn, tegen de achtergrond van de bijzondere ernst van het feit, ruimschoots voldoende concrete gegevens aangevoerd die een vergoeding van immateriële schade rechtvaardigen. De rechtbank slaat hierbij acht op de inhoud van de schriftelijke vordering (deels hierboven verwoord bij bespreking van de strafmaat) en de daarbij geschetste gevolgen van de overval voor het slachtoffer. Gelet op al het bovenstaande is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 1.575,-, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dat de benadeelde in haar verklaring bij de politie, afgelegd op de avond van de overval, heeft aangegeven dat zij zich niet bedreigd heeft gevoeld doet hieraan niet af. Door de benadeelde partij is ter terechtzitting ook naar voren gebracht dat zij in eerste instantie uit zelfverdediging heeft geprobeerd te ontkennen wat haar was overkomen, aangezien zij niet wilde beseffen wat voor ernstigs haar was overkomen.
De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij de rechtbank, gelet op de persoon van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2016.
VOF ’ [naam 1]
De benadeelde VOF ‘ [naam 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.019,63 voor geleden materiële schade, te weten:
  • kassalade € 89,-;
  • reparatie bovenblad € 2.435,00;
  • beveiligingbedrijf beelden opslaan € 95,63;
  • zaak eerder dicht op dag overval € 100,-;
  • extra inzet personeel na overval € 300,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij VOF ‘ [naam 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 1.084,63, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij met betrekking tot de post ‘reparatie bovenblad’ is verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen tot een bedrag van € 500,-. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot het totaalbedrag.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is naar voren gebracht dat er geen opmerkingen zijn met betrekking tot de kassalade en de kosten voor het opslaan van beelden door een beveiligingsbedrijf. Wel is verzocht de kosten omzetderving af te wijzen, omdat het onvoldoende is onderbouwd. Hetzelfde is verzocht met betrekking tot de kosten voor inzet extra personeel, nu de noodzaak hiertoe ontbreekt en daarnaast blijkt dat op de bewuste avond drie man personeel rondliep, waardoor de stelling dat extra personeel is ingezet om ervoor te zorgen dat niemand meer alleen in de zaak hoeft te staan niet te volgen is. Bovendien staat naar mening van de verdediging deze post in een te ver verwijderd verband met het strafbare feit. Met betrekking tot de post voor het repareren van het bovenblad wordt aangegeven dat dit bedrag is gebaseerd op een offerte en niet een betaalde rekening. Bovendien is niet duidelijk waarom een heel bovenblad moet worden vervangen en niet is gekozen voor een goedkopere variant. Ook is niet duidelijk of de verzekering niet een deel van deze schade heeft vergoed. behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Primair wordt verzocht de vordering tot te wijzen tot een bedrag van € 189,- en de vordering voor het overige af te wijzen.
Subsidiair wordt verzocht het bedrag te matigen tot € 1.000,- en de vordering voor het overige af te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, met betrekking tot de post ‘reparatie bovenblad’ onvoldoende gebleken of dit blad in zijn geheel vervangen dient te worden, of dat reparatie ook nog mogelijk is. Dat sprake is van schade aan het bovenblad als gevolg van het strafbare feit is naar het oordeel van de rechtbank wel duidelijk. De rechtbank zal dan ook gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en met betrekking tot deze post een schadebedrag van € 500,- toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de overige posten voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, dan ook komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 1.084,63 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor dat deel voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij de rechtbank, gelet op de persoon van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2016.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4:
primair:de voortgezette handeling van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij Reclassering Nederland en gedurende de
proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en
zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan de afspraken en aanwijzingen die hem door
genoemde reclasseringsinstantie worden gegeven, zolang deze
instantie dit nodig acht, ook als dat inhoudt het opvolgen van
aanwijzingen met betrekking tot schoolgang en zinvolle
dagbesteding;
- meewerkt aan begeleiding en behandeling voor de achterstand in zijn
persoonlijkheidsontwikkeling en bij het herstellen van de ouder-
kindrelatie bij een ambulante forensische zorginstelling (bijvoorbeeld
Transfore), zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de
veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het
kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar
zullen worden gegeven, alles voor zover en voor zolang Reclassering
Nederland dit nodig acht;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer 1] € 2.200,-vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 6 februari 2016;
2. [slachtoffer 5] € 1.375,-vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 6 februari 2016;
3. [slachtoffer 6] € 1.575,-vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 6 februari 2016;
4. VOF ’ [naam 1] € 1.084,63vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 6 februari 2016;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders betreffende schadebedragen zijn betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal jeugddetentie zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag jeugddetentie
1. [slachtoffer 7] € 2.200,-,vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 6 februari 2016
11 dagen;
2. [slachtoffer 5] € 1.375,-,vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 6 februari 2016
6 dagen;
3. [slachtoffer 6] € 1.575,-vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 6 februari 2016
7 dagen;
4. VOF ’ [naam 1] € 1.084,64vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 6 februari 2016
5 dagen;
bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers voor de veroordeelde komt te vervallen indien en voor zover de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter] (voorzitter), mr. [rechter 1] en mr. [rechter 2] , rechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2016.
RECHTBANK GELDERLAND
Team Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer:
Fout! De documentvariabele ontbreekt.05/880236-16
Uitspraak d.d. 13 oktober 2016
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2016.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte 3]
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 4] ,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. M.Ü. Özsüren, is niet / wel verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door brigadier van politie [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016063595, gesloten op 30 mei 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 351.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] , pag. 521
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 582 t/m 584.
5.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , p. 520 t/m 521.