Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gedaagde in conventie sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 juni 2016
- het proces-verbaal van comparitie van 12 juli 2016.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie en in reconventie
in conventie:
- een verklaring voor recht dat de Holding en/of [gedaagde in conventie sub 3] op grond van artikel 2:248 lid 1 BW, subsidiair artikel 2:9 BW en meer subsidiair 6:162 BW aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort en hen hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan de curator van dat tekort, nader op te maken bij staat, met een voorschot van € 250.000,00,
- een verklaring voor recht dat Beheer op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor het faillissementstekort, haar te veroordelen tot vergoeding aan de curator van dat tekort, nader op te maken bij staat, met een voorschot van € 250.000,00,