ECLI:NL:RBGEL:2016:5919

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 oktober 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
05/880376-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [voorzitter]
  • mr. [rechter 1]
  • mr. [rechter 2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 15-jarige jongen voor meerdere overvallen en afpersingen

In deze zaak is een 15-jarige jongen veroordeeld voor het plegen van twee overvallen op cafetaria's en de afpersing van een leeftijdsgenoot. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan in deze strafzaak. De jongen is veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 75 uren. De rechtbank heeft ook schadevergoeding toegewezen aan de slachtoffers van de overvallen. De feiten vonden plaats in de periode van oktober 2015 tot en met februari 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, geweld heeft gebruikt en bedreigingen heeft geuit om geld en goederen af te dwingen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals blijkt uit psychologisch onderzoek. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie gevolgd, maar ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan systeemtherapie. De rechtbank heeft de impact van de overvallen op de slachtoffers en de gevolgen voor hen in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880376-16
Datum uitspraak : 13 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [adres 1] ,
raadsman: mr. M.A.D. Kok, advocaat te Ermelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 20 september 2016, waarna het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 29 september 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of een
geldlade en/of een of meer andere goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan die de [slachtoffer 3] en/of aan [slachtoffer 4] en/of aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- met een auto naar de snackbar waar onder andere die de [slachtoffer 3] werkzaam was
( [adres 2] ) zijn toegereden en/of vervolgens
- met (een) bivakmuts(en) over het gezicht en/of met (een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en/of met een of meer pisto(o)l(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met een of meer op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) die snackbar
heeft/hebben betreden en/of
- dat/die pisto(o)l(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van (de buikstreek van) die -zichtbaar
zwangere- de [slachtoffer 3] en/of op/tegen een of meer andere aanwezige
personeelsleden/personen heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben
gehouden en/of heeft/hebben geroepen: "Doe de kassa open" en/of (daarbij)
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de bar
heeft geslagen en/of heeft/hebben geroepen: "Sneller.", althans woorden van
gelijke aard of strekking;
EN/OF
hij op of omstreeks 06 februari 2016 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een geldbedrag en/of een geldlade en/of een of meer andere goederen
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 4] en/of aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of een of meer andere
personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s),
- met een auto naar de snackbar waar onder andere die de [slachtoffer 3] werkzaam was
( [adres 2] ) zijn toegereden en/of vervolgens
- met (een) bivakmuts(en) over het gezicht en/of met (een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en/of met een of meer pisto(o)l(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met een of meer op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) die snackbar
heeft/hebben betreden en/of
- dat/die pisto(o)l(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van (de buikstreek van) die -zichtbaar
zwangere- de [slachtoffer 3] en/of op/tegen een of meer andere aanwezige
personeelsleden/personen heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben
gehouden en/of heeft/hebben geroepen: "Doe de kassa open" en/of (daarbij)
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de bar
heeft geslagen en/of heeft/hebben geroepen: "Sneller.", althans woorden van
gelijke aard of strekking;
(Onderzoek Kalf bvh-nummer 2016063595)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
13 oktober 2015 tot en met 5 november 2015 in de gemeente Apeldoorn , althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en)
(totaalbedrag 800 Euro)
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond
dat hij, verdachte
- via Whats App aan die [slachtoffer 5] de woorden heeft toegevoegd : "Hey
kankerkneus. Ik wil 800 Euro van jou anders gebeurt er iets." en/of
" Ik meen het" en/of
"Ik wil binnen twee weken 800 Euro van je , anders sloop ik je huis en doe
je familie wat aan. "en/of
"Ik weet dat je een gehandicapt broertje hebt.Ik zou het maar snel regelen"
en/of een zogenaamde emoticon (in de vorm van een paarse duivel) heeft
bijgevoegd, en/of
" Schiet maar snel op. Ik weet waar je woont" , althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking, en/of
dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- nadat er een afspraak tussen verdachte en die [slachtoffer 15] was gemaakt
met een boksbeugel aan de hand op de afgesproken plaats is/zijn verschenen
en/of intimiderend voor/bij die [slachtoffer 7] is gaan en/of blijven staan;
(Afpersing [slachtoffer 7] bvh-nummer 2016047108)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 04 december 2015 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 8] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders,
- met (een)bivakmuts(en) en/of (een)capuchon(s) over de bivakmuts(en) heen,
althans met gezichtsverhullende kleding en/of met (een) mes(sen), althans
met (een) scherp(e)/puntig(e) voorwerp(en) die snackbar waar die [slachtoffer 11]
werkzaam was ( [adres 3] )heeft/hebben betreden en/of
- met dat mes/voorwerp in de hand (meermalen) naar die [slachtoffer 11] heeft geroepen
" Doe me die kassa! en/of
-(nadat die [slachtoffer 11] had gezegd dat hij de kassa niet zou geven) nogmaals
(meermalen)naar die [slachtoffer 11] heeft geroepen : "Doe mij die kassa!" en/of
-(nadat die [slachtoffer 11] had gezegd dat verdachte en/of zijn mededader(s) die kassa
niet zal krijgen) heeft geroepen: "Geef me de kassa anders maak ik hem dood
doelend op [slachtoffer 12] (een in die snackbar aanwezige klant) en/of
"Pak snel geld, anders ga ik deze man wat aandoen!"(doelend op die [slachtoffer 13]
) , alhans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
heeft/hebben toegevoegd en/of daarbij met dat/een mes/voorwerp in de
richting van die [slachtoffer 13] heeft/hebben gewezen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 04 december 2015 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
een geldbedrag en/of een kassa en/of een of meer andere goederen
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 10] en/of tegen [slachtoffer 12]
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of een (een)
ander(e) deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
- met (een)bivakmuts(en) en/of (een)capuchon(s) over de bivakmuts(en) heen,
althans met gezichtsverhullende kleding en/of met (een) mes(sen), althans
met (een) scherp(e)/puntig(e) voorwerp(en) die snackbar waar die [slachtoffer 11]
werkzaam was ( [adres 3] )heeft/hebben betreden en/of
- met dat mes/voorwerp in de hand (meermalen) naar die [slachtoffer 11] heeft geroepen
" Doe me die kassa! en/of
-(nadat die [slachtoffer 11] had gezegd dat hij de kassa niet zou geven) nogmaals
(meermalen)naar die [slachtoffer 11] heeft geroepen : "Doe mij die kassa!" en/of
-(nadat die [slachtoffer 11] had gezegd dat verdachte en/of zijn mededader(s) die kassa
niet zal krijgen) heeft geroepen: "Geef me de kassa anders maak ik hem dood
doelend op [slachtoffer 12] (een in die snackbar aanwezige klant) en/of
"Pak snel geld, anders ga ik deze man wat aandoen!"(doelend op die [slachtoffer 13]
) , alhans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
heeft/hebben toegevoegd en/of daarbij met dat/een mes/voorwerp in de
richting van die [slachtoffer 13] heeft/hebben gewezen en/of
- ( het scherm van) de kassa heeft vastgegrepen/vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Onderzoek Pingo bvh-nummer 2015593516)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek in de verschillende zaken
Op 6 februari 2016 vond een overval plaats op snackbar [slachtoffer 14] te Ugchelen. Meteen hierna is door een getuige het kenteken van de vluchtauto genoteerd, welk kenteken was afgegeven aan de moeder van [medeverdachte 1] , die verklaarde dat de auto tijdens de overval op [slachtoffer 14] in gebruik was bij [medeverdachte 1] om hiermee naar haar vriend [medeverdachte 2] te gaan [2] .
Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en het onderzoek door de politie kwam naar voren dat medeverdachten voor de overval op [slachtoffer 14] [verdachte 2] en [medeverdachte 3] waren. Ook kwam naar voren dat, in wisselende samenstelling, [medeverdachte 3] , [verdachte 2] , diens broer [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , als verdachten konden worden aangemerkt voor (pogingen tot) overvallen op de [slachtoffer 17] te Apeldoorn, de [slachtoffer 16] te Zutphen, de [slachtoffer 9] te Apeldoorn en een woning te Lochem.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie, aan de hand van een door haar overgelegde zittingsnotitie, aangegeven welke bewijsmiddelen daartoe per feit voorhanden zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de ten laste gelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 358 t/m 364;
- het proces-verbaal van bevindingen (aanvulling op de aangifte van [slachtoffer 1] ), p. 366;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 25] , p. 377 t/m 379;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 6] p. 582 t/m 587 en p. 592;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 5 september 2016;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 september 2016.
Ten aanzien van feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 1881 t/m 1883;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2016.
Ten aanzien van feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , p. 1487 t/m 1493;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1499 t/m 1503;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 12] , p.1504 t/m 1507;
- processen-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 7] , p.1592 t/m 1593,
p. 1605, p. 1610;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 8] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 5 september 2016;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks06 februari 2016 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/ofanderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en
/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en
/ofeen
geldlade
en/of een of meer andere goederen,
geheel of ten deletoebehorende aan die de [slachtoffer 3] en/of aan [slachtoffer 4] en/of aan
[slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- met een auto naar de snackbar waar onder andere die de [slachtoffer 3] werkzaam was
( [adres 2] ) zijn toegereden en
/ofvervolgens
- met
(een)bivakmuts
(en
)over het gezicht en
/ofmet (
een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en/of meteen
of meerpisto
(o
)l
(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met
een ofmeer op vuurwapen
(s
)gelijkende voorwerp
(en
)die snackbar
heeft/hebben betreden en
/of
- dat
/diepisto
(o
)l
(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van (de buikstreek van) die -zichtbaar
zwangere- de [slachtoffer 3] en
/ofop/tegen een of meer andere aanwezige
personeelsleden/personen heeft
/hebbengericht
en/of gericht heeft/hebben
gehoudenen
/ofheeft/hebben geroepen: "Doe de kassa open" en
/of (daarbij
)
met een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkendvoorwerp op de bar
heeft geslagen en
/ofheeft/hebben geroepen: "Sneller.", althans woorden van
gelijke aard of strekking;
EN
/OF
hij op
of omstreeks06 februari 2016 te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
en/of alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een geldbedrag
en/of een geldlade en/of een of meer andere goederen
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 4] en/of aan
[slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en/of gevolgd van geweld en
/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of
een of meerandere
personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, en
/ofeen
of meervan zijn mededader
(s
),
- met een auto naar de snackbar waar onder andere die de [slachtoffer 3] werkzaam was
( [adres 2] ) zijn toegereden en
/ofvervolgens
- met
(een)bivakmuts
(en
)over het gezicht
en/of met (een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en
/ofmet een
of meerpisto
(o
)l
(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met
een of meerop vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) die snackbar
heeft/hebben betreden en
/of
- dat
/diepisto
(o
)l
(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van (de buikstreek van) die -zichtbaar
zwangere- de [slachtoffer 3] en
/of op/tegen een of meer andere aanwezige
personeelsleden/personen heeft/hebben
gericht en/of gericht heeft/hebben
gehoudenen
/ofheeft/hebben geroepen: "Doe de kassa open" en
/of (daarbij
)
met een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkendvoorwerp op de bar
heeft geslagen en
/ofheeft/hebben geroepen: "Sneller."
, althans woorden van
gelijke aard of strekking;
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van
13 oktober 2015 tot en met 5 november 2015 in de gemeente Apeldoorn,
althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens
)met het oogmerk om zich
en/of anderenwederrechtelijk te bevoordelen
door
geweld en/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van
(een)geldbedrag
(en
)
(totaalbedrag 800 Euro)
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 6] ,
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
dat hij, verdachte
- via Whats App aan die [slachtoffer 5] de woorden heeft toegevoegd : "Hey
kankerkneus. Ik wil 800 Euro van jou anders gebeurt er iets." en/of
" Ik meen het" en
/of
"Ik wil binnen twee weken 800 Euro van je , anders sloop ik je huis en doe
je familie wat aan. "en
/of
"Ik weet dat je een gehandicapt broertje hebt. Ik zou het maar snel regelen"
en
/ofeen zogenaamde emoticon (in de vorm van een paarse duivel) heeft
bijgevoegd, en
/of
" Schiet maar snel op. Ik weet waar je woont
", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking, en/of
dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- nadat er een afspraak tussen verdachte en die J. [slachtoffer 7] was gemaakt
met een boksbeugel aan de hand op de afgesproken plaats is/zijn verschenen
en/of intimiderend voor/bij die [slachtoffer 7] is gaan en/of blijven staan;
3.
hij op
of omstreeks04 december 2015 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/ofanderen wederrechtelijk te bevoordelen
door
geweld en/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer 8] te dwingen tot de afgifte van geld,
in elk geval van enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 9] ,
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders,welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn medededader
- met
(een)bivakmuts
(en
) en/of (een)capuchon(s) over de bivakmuts(en) heen,
althans met gezichtsverhullende kledingen
/ofmet
(een
)mes
(sen), althans
met (een) scherp(e)/puntig(e) voorwerp(en)die snackbar waar die [slachtoffer 11]
werkzaam was ( [adres 3] )
heeft/hebben betreden en
/of
- met dat mes
/voorwerpin de hand
(meermalen)naar die [slachtoffer 11] heeft geroepen
" Doe me die kassa! en
/of
-
(nadat die [slachtoffer 11] had gezegd dat hij de kassa niet zou geven
)nogmaals
(meermalen)naar die [slachtoffer 11] heeft geroepen : "Doe mij die kassa!" en
/of
-
(nadat die [slachtoffer 11] had gezegd dat verdachte en
/ofzijn mededader
(s)die kassa
niet zal krijgen) heeft geroepen: "Geef me de kassa anders maak ik hem dood”
doelend op [slachtoffer 12] (een in die snackbar aanwezige klant) en
/of
"Pak snel geld, anders ga ik deze man wat aandoen!"(doelend op die [slachtoffer 13]
),
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
heeft/hebben toegevoegden
/ofdaarbij met dat
/eenmes
/voorwerpin de
richting van die [slachtoffer 13] heeft
/hebbengewezen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 04 december 2015 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
een geldbedrag en/of een kassa en/of een of meer andere goederen
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 10] en/of tegen [slachtoffer 12]
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of een (een)
ander(e) deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
- met (een)bivakmuts(en) en/of (een)capuchon(s) over de bivakmuts(en) heen,
althans met gezichtsverhullende kleding en/of met (een) mes(sen), althans
met (een) scherp(e)/puntig(e) voorwerp(en) die snackbar waar die [slachtoffer 11]
werkzaam was ( [adres 3] )heeft/hebben betreden en/of
- met dat mes/voorwerp in de hand (meermalen) naar die [slachtoffer 11] heeft geroepen
" Doe me die kassa! en/of
-(nadat die [slachtoffer 11] had gezegd dat hij de kassa niet zou geven) nogmaals
(meermalen)naar die [slachtoffer 11] heeft geroepen : "Doe mij die kassa!" en/of
-(nadat die [slachtoffer 11] had gezegd dat verdachte en/of zijn mededader(s) die kassa
niet zal krijgen) heeft geroepen: "Geef me de kassa anders maak ik hem dood
doelend op [slachtoffer 12] (een in die snackbar aanwezige klant) en/of
"Pak snel geld, anders ga ik deze man wat aandoen!"(doelend op die [slachtoffer 13]
) , alhans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
heeft/hebben toegevoegd en/of daarbij met dat/een mes/voorwerp in de
richting van die [slachtoffer 13] heeft/hebben gewezen en/of
- (het scherm van) de kassa heeft vastgegrepen/vastgepakt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
de voortgezette handeling van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
afpersing, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal houden aan aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat zou inhouden dat hij deelneemt aan MST of soortgelijke systeemtherapie en aan een daaruit voortvloeiende behandeling, bijvoorbeeld bij Accare of een soortgelijke instelling, alles voor zover en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht.
Daarnaast is een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 75 uren geëist.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de forse schorsingsvoorwaarden. Bepleit wordt de strafeis van de officier van justitie te volgen met betrekking tot de op te leggen voorwaarden, maar in plaats van een voorwaardelijke jeugddetentie een voorwaardelijke werkstraf op te leggen, nu een jeugddetentie gecontra-indiceerd is en een voorwaardelijke werkstraf voldoende afschrikwekkend effect zal hebben.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 4 augustus 2016;
- een rapport van [naam] , psycholoog, gedateerd 17 mei 2016;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 4 juli 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige feiten. Verdachte heeft met anderen twee overvallen op cafetaria’s gepleegd. Verdachte is bij beide overvallen één van de overvallers geweest die met een bivakmuts op naar binnen is gegaan. Bij de overval op cafetaria [slachtoffer 26] had verdachte een ijzeren stang/staaf bij zich waarmee hij op de toonbank heeft geslagen.
Deze feiten hebben een grote impact op de slachtoffers. Uit de slachtofferverklaringen en de, in enkele gevallen, daarop gegeven toelichting ter terechtzitting, komt dit zeer duidelijk naar voren.
Met betrekking tot de overval op cafetaria [slachtoffer 14] is door mevrouw [slachtoffer 18] , in de toelichting op de door haar ingediende schadevordering met betrekking tot de gevolgen van de overval, toegelicht dat zij de eigenaresse van de cafetaria is. Tijdens de overval was zij, door het agressieve gedrag van de overvallers en het dreigen met vuurwapens, erg bang. Zij was zich bewust van het gevaar voor het leven van haarzelf, haar ongeboren kind (het slachtoffer was ten tijde van de overval 29 weken zwanger) en haar twee collega’s. Direct na de overval voelde het slachtoffer steken in haar buik. Gelukkig bleek alles goed te zijn. De eerste nacht heeft zij niet geslapen. De volgende dag was zij in de avond erg angstig. Sinds de overval is het slachtoffer niet meer alleen in haar zaak. Na de overval heeft zij nog tien dagen gewerkt, waarna zij op vakantie toen vakantie is gegaan en verlof heeft genomen. Sinds de overval heeft het slachtoffer last van angstgevoelens, vooral ’s avonds. Zij durfde bijvoorbeeld niet meer te douchen wanneer ze alleen thuis was, omdat ze dan niet alles hoorde. Ze sliep slecht en had nachtmerries. De overval was altijd in haar gedachten. Nu gaat het overdag iets beter, maar vooral ’s avonds voelt zij zich nog erg onrustig. Ze is alerter dan voor de overval en voelt zich minder veilig. Voor haar gevoel is ook een deel van haar zwangerschap verpest. Het slachtoffer neemt het de overvallers erg kwalijk dat ze lieten merken dat ze zagen dat zij zwanger was, door tijdens de overval het pistool in de richting van haar buik te houden. Het slachtoffer is doorverwezen naar HSK. Het is gebleken dat zij PTSS heeft ontwikkeld, waarvoor het behandeltraject inmiddels is opgestart. Het slachtoffer volgt EMDR-therapie. Het herstel gaat langzaam en de behandelingen zijn lastig en zwaar.
Door mevrouw [slachtoffer 19] is, ook met betrekking tot de gevolgen van de overval op [slachtoffer 14] , in de toelichting naar voren gebracht dat zij tijdens de overval aan het werk was bij [slachtoffer 20] . Zij had oogcontact met één van de overvallers en durfde daardoor niet op de overvalknop te drukken. Pas achteraf besefte zij wat er was gebeurd. De eerste nacht na de overval heeft zij met een lamp aan geslapen. Het slachtoffer is bang alleen in het donker te zijn. Zij vond het lastig weer te werken op de plek van de overval en durfde de eerste paar weken ’s avonds niet meer buiten op het terras te werken. Gedurende de eerste twee weken na de overval durfde ze niet goed alleen in het donker naar haar achterdeur te lopen. Elke keer na het werk reed iemand met haar mee naar huis. De eerste paar maanden dacht zij vaak aan wat er was gebeurd en had zij regelmatig nachtmerries. Ze schrikt nog steeds van dingen die haar aan de overval doen herinneren.
Door mevrouw [slachtoffer 21] , eveneens slachtoffer bij de overval op [slachtoffer 14] is naar voren gebracht in de toelichting op haar vordering tot schadevergoeding, dat zij op het moment van de overval in de cafetaria aan het werk was. Zij zag er de eerste weken erg tegenop om weer te gaan werken en vond het fijn dat er die weken extra mannelijk personeel in de avonduren werd ingezet. De eerste drie tot vier maanden na de overval had ze regelmatig vervelende dromen. Zij werkt minder ontspannen in de cafetaria dan voor de overval. Zij let meer op wie er binnenkomt, is eerder bang. Associaties met geweld in het algemeen roepen nog steeds paniekgevoelens op. In het donker op straat is zij veel alerter.
Met betrekking tot de overval op [slachtoffer 9] heeft mevrouw [slachtoffer 22] ter terechtzitting uitgebreid verteld over de overval en de gevolgen. Zij heeft onder meer naar voren gebracht dat, toen de overvallers schreeuwend binnen waren gekomen, de zenuwen, adrenaline en angst door haar lichaam gierden, omdat de overvaller met het mes op een paar meter afstand een klant van de cafetaria met de dood aan het bedreigen was. De avond van de overval heeft haar kijk op het leven en veiligheid voorgoed veranderd. De eerste weken ging zij ’s avonds alleen naar buiten als het echt moest, maar nooit alleen. Ze heeft niet meer elke week nachtmerries, maar dat heeft weken geduurd. Ondanks wat verdachten haar en haar vriend hebben aangedaan, heeft ze geprobeerd zich in de overvallers te verplaatsen. Ze kan echter niet begrijpen dat iemand zo doet, omdat je niet alleen jezelf er uiteindelijk niet mee helpt, maar je er ook anderen ontzettend pijn mee doet, niet alleen de slachtoffers, maar ook de naasten van de overvallers. Het slachtoffer heeft opgemerkt dat zij vindt dat er gerechtigheid moet komen, maar dat zij ook hoopt dat voor de overvallers dit het einde is van hun criminele pad, aangezien er zoveel mogelijkheden zijn het leven weer op een juiste manier op te pakken.
Door de heer [slachtoffer 11] , eveneens slachtoffer van de overval op [slachtoffer 9] en de vriend van [slachtoffer 22] , is in de toelichting op zijn vordering naar voren gebracht dat hij zich ’s avonds na de overval realiseerde dat zijn veiligheid, die van zijn vriendin en de aanwezige klant gevaar hadden gelopen. Hij realiseerde zich dat het ook heel anders had kunnen aflopen en was daar erg emotioneel en angstig onder. De eerste anderhalve/twee maanden na de overval waren het heftigst. Hij had last van regelmatige herbelevingen. Ook praatte hij de weken na de overval veel in zijn slaap. Overdag was hij voortdurend in gedachten en moe. Acht maanden na de overval zijn de effecten nog steeds merkbaar. Hij vindt het minder prettig om ’s avonds alleen te zijn. Hij heeft een verhoogde bewustwording van wat had kunnen gebeuren, wat een nadelige invloed op zijn levensvreugde heeft. Zijn onbezorgde gevoel is verdwenen.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Naast de overduidelijke gevolgen die de overvallen op de directe slachtoffers hebben gehad, zorgen de door verdachte gepleegde overvallen ook bij anderen die er later van horen voor een verhoogd gevoel van onveiligheid.
Buiten de hierboven beschreven overvallen heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan afpersing van een leeftijdsgenoot. Verdachte heeft het slachtoffer tot twee keer toe geld afhandig weten te maken door, onder andere, het uiten van bedreigingen, waarin ook familie en in het bijzonder een gehandicapt broertje werden genoemd. Dat laatste maakt dit feit naar het oordeel van de rechtbank extra kwalijk. Het slachtoffer geeft in de aangifte ook aan bang te zijn geweest voor verdachte.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat verdachte geen strafblad heeft.
De rechtbank slaat acht op de inhoud van genoemd psychologisch rapport, waaruit, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren komt.
Bij verdachte is sprake van een belangrijk verschil tussen de verbale en performale vaardigheden. Het is denkbaar dat hij op school overvraagd wordt (thans: VWO). Naast het disharmonische intelligentieprofiel, dat wijst op problemen in de informatieverwerking, komen aanwijzingen naar voren voor problemen met schakelen en met de concentratie. Ook valt op dat het interpreteren van sociale informatie moeite geeft. Door zijn hoge verbale intelligentie lijkt verdachte behoorlijk in staat te compenseren voor zijn zwaktes. De informatieverwerkingsproblematiek in combinatie met de klinische indrukken geven het vermoeden van autisme spectrum problematiek. De ontwikkelingsanamnese ondersteunt dit vermoeden nauwelijks, waardoor de vermoede autisme spectrum problematiek dan ook niet eensluidend kan worden bevestigd. De psycholoog adviseert in de zin van een werkhypothese wel van autisme spectrum problematiek in de beeldvorming en behandeling van verdachte uit te gaan, om hem niet te overschatten in zijn mogelijkheden. Een aantal functies zijn in meer of mindere mate verstoord en van invloed op de totstandkoming van het ten laste gelegde. Met name de mate van beschikking over gedragsalternatieven was hierdoor duidelijk verminderd, voortkomend vanuit de autisme spectrum problematiek. Ook de jonge leeftijd van verdachte heeft meegespeeld. Geadviseerd wordt verdachte voor de feiten, indien bewezen, als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten over en maakt dit tot de hare.
In het psychologisch rapport wordt het recidiverisico laag ingeschat. Een jeugdforensisch poliklinisch aanbod, gericht op psycho-educatie en het leren omgaan met zijn kwetsbaarheden is overwogen. Of dit in een later stadium nuttig is, is ter beoordeling van de jeugdreclassering. Multi Systeem Therapie (MST) wordt aanbevolen. De gezinsdynamiek is behoorlijk ontwricht vanwege de interactie tussen verdachte en zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 9] , het beschadigde vertrouwen van de ouders in hun zoons en het feit dat monitoring van het gedrag van verdachte en zijn handelen meest belangrijk lijkt om hem geïntegreerd te laten blijven met zijn pro-sociale persoonlijkheid. Na afronding kan worden bepaald of nog een specifiek behandelaanbod voor [verdachte 3] noodzakelijk is.
Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan de door de jeugdreclassering aangewezen behandeling (MST door Pluryn) zo nodig later gevolgd door behandeling bij bijvoorbeeld Accare.
De rechtbank slaat ook acht op de inhoud van genoemd rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Hierin wordt, zakelijk weergeven, het volgende naar voren gebracht
Sinds de schorsing is MST in het gezin gestart en zijn er wekelijkse contacten met de jeugdreclasseerder. Ouders zijn betrokken. Het is van belang dat [verdachte 3] leert goede keuzes te maken, grenzen bewaakt en daarnaar weet te handelen. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Ouders en [verdachte 3] werken goed mee aan MST en jeugdreclassering.
Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen, onder de algemene voorwaarden dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit, medewerking verleent aan reclasseringstoezicht, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, en de bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan de MST vanuit Pluryn en eventueel andere (vervolg)hulpverlening, waarbij aan gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ter terechtzitting is door de betrokken jeugdreclasseerder aanvullend opgemerkt dat het voortzetten van behandeling noodzakelijk wordt geacht. Gelet hierop wordt om dadelijke tenuitvoerlegging van de voorwaarden gevraagd. De MST loopt al enige tijd in het gezin en kan nog verlengd worden. Er wordt nog gekeken welke hulpverlening het vervolg hierop zou kunnen zijn.
De rechtbank weegt verder ten voordele van verdachte mee zijn jonge leeftijd ten tijde van het plegen van de feiten, de bij zijn leeftijd en problematiek passende loyaliteit ten opzichte van zijn oudere broer, alsmede zijn beïnvloedbaarheid, de omstandigheid dat door verdachte spijt is betoond en dat het door hem afgeperste geld reeds aan het slachtoffer [slachtoffer 7] is terugbetaald.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. Hiervan legt de rechtbank 70 dagen voorwaardelijk op, mede om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer moet plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen als bijzondere voorwaarden worden gekoppeld dat verdachte zich zal houden aan aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als die inhouden dat hij deelneemt aan MST of soortgelijke systeemtherapie en aan daaruit voortvloeiende behandeling, bijvoorbeeld bij Accare of een soortgelijke instelling, alles voor zover en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht.
De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
Naast deze deels voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 75 uren, subsidiair 37 dagen jeugddetentie, aan verdachte opleggen.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Bij de meeste hieronder nader te bespreken vorderingen wordt om een vergoeding verzocht voor immateriële schade.
Ten aanzien van de wijze waarop deze vorderingen beoordeeld dienen te worden, overweegt de rechtbank vooraf als volgt.
De wet regelt in artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek de vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade. Bij delicten die geen lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad, zoals bijvoorbeeld afpersing en diefstal met bedreiging met geweld, dient te worden bezien of sprake is van aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze. Ingevolge vaste jurisprudentie is voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon op ander wijze nodig dat bij benadeelde sprake is van een ‘in de psychiatrie erkend ziektebeeld’ dan wel dat de benadeelde voldoende concrete gegevens heeft aangevoerd waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan. De Hoge Raad heeft bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer (Hoge Raad 29 juni 2012, ECLI:NL:HR2012:BW1519, JA 2012,147 met noot S.D. Lindenbergh). Daarmee kan ook zonder dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld vergoeding van smartengeld aan de orde zijn (Hoge Raad 9 juli 2004, ECLI:NL:HR2004:AO7721, NJ 2005,391, met noot J.B.M. Vranken). In de literatuur wordt deze grond ook wel aangeduid als schending van een persoonlijkheidsrecht (zie bijvoorbeeld A.J. Verheij, vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon, diss. VU 2002, p. 35).
Feit 1
[slachtoffer 1]
De benadeelde [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.200,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot het bedrag van € 2.000,-, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 2.200,-, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering, welke door de verdediging niet is betwist, is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij de rechtbank, gelet op de jonge leeftijd van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2016.
[slachtoffer 24]
De benadeelde [slachtoffer 24] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.375,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 24] toe te wijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht de vordering niet integraal toe te wijzen, nu deze onvoldoende is onderbouwd, omdat geen onderbouwing voor het psychisch letsel is aangevoerd c.q. overgelegd. De benadeelde partij stond in de keuken op betrekkelijke afstand van de plaats waar de overval plaatsvond. In haar verklaring spreekt zij over vuurwapens, hiervan is echter geen sprake geweest.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn, tegen de achtergrond van de bijzondere ernst van het feit, ruimschoots voldoende concrete gegevens aangevoerd die een vergoeding van immateriële schade rechtvaardigen. De rechtbank slaat hierbij acht op de inhoud van de schriftelijke vordering (deels hierboven verwoord bij bespreking van de strafmaat) en de daarbij geschetste gevolgen van de overval voor het slachtoffer. Dat geen professionele hulp is gezocht en derhalve geen stukken van een deskundige zijn overgelegd doet daaraan niet af. Gelet op al het bovenstaande is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 1.375,-, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dat de benadeelde partij zich ten tijde van de overval in de keuken bevond en heeft gemeend dat sprake was van vuurwapens doet hieraan niet af. Zij heeft in haar toelichting op de vordering ruim voldoende toegelicht wat het feit met haar heeft gedaan. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij de rechtbank, gelet op de jonge leeftijd van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2016.
[slachtoffer 25]
De benadeelde [slachtoffer 25] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.575,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 25] toe te wijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair verzocht de vordering niet integraal toe te wijzen, nu deze onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde heeft in haar verklaring bij de politie aangegeven dat zij zich niet echt bedreigd heeft gevoeld. Daarnaast is geen onderbouwing overgelegd van het gestelde psychische letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn, tegen de achtergrond van de bijzondere ernst van het feit, ruimschoots voldoende concrete gegevens aangevoerd die een vergoeding van immateriële schade rechtvaardigen. De rechtbank slaat hierbij acht op de inhoud van de schriftelijke vordering (deels hierboven verwoord bij bespreking van de strafmaat) en de daarbij geschetste gevolgen van de overval voor het slachtoffer. Gelet op al het bovenstaande is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 1.575,-, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dat de benadeelde in haar verklaring bij de politie, afgelegd op de avond van de overval, heeft aangegeven dat zij zich niet bedreigd heeft gevoeld doet hieraan niet af. Door de benadeelde partij is ter terechtzitting ook naar voren gebracht dat zij in eerste instantie uit zelfverdediging heeft geprobeerd te ontkennen wat haar was overkomen, aangezien zij niet wilde beseffen wat voor ernstigs haar was overkomen.
De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij de rechtbank, gelet op de jonge leeftijd van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2016.
VOF [slachtoffer 14]
De benadeelde VOF [slachtoffer 26] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.019,63 voor geleden materiële schade, te weten:
  • kassalade € 89,-;
  • reparatie bovenblad € 2.435,00;
  • beveiligingbedrijf beelden opslaan € 95,63;
  • zaak eerder dicht op dag overval € 100,-;
  • extra inzet personeel na overval € 300,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij VOF [slachtoffer 26] toe te wijzen tot een bedrag van € 1.084,63, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij met betrekking tot de post ‘reparatie bovenblad’ is verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen tot een bedrag van € 500,-. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot het totaalbedrag.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is met betrekking tot de post ‘reparatie bovenblad’ naar voren gebracht dat niet vaststaat dat het blad niet reeds beschadigingen had. Daarnaast is sprake van een ongespecificeerde offerte. Verzocht wordt het bedrag te matigen tot € 500,-. Met betrekking tot de kosten in verband met het veiligstellen van de camerabeelden is aangevoerd dat deze post niet in relatie staat tot het strafbare feit en dat sprake is van onnodig gemaakte kosten. Verder is erop gewezen dat ook gesproken wordt over beschadiging van de camera. Met betrekking tot de post ‘omzetderving’ is verzocht een schatting te maken van het schadebedrag. Met betrekking tot de post in verband met inzet extra personeel is naar voren gebracht dat deze kosten in een te ver verwijderd verband van het strafbare feit staan. Verzocht wordt de benadeelde partij hiervoor niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank, met betrekking tot de post ‘reparatie bovenblad’ onvoldoende gebleken of dit blad in zijn geheel vervangen dient te worden, of dat ook reparatie mogelijk is. Dat sprake is van schade aan het bovenblad als gevolg van het strafbare feit is naar het oordeel van de rechtbank wel duidelijk. De rechtbank zal dan ook gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en met betrekking tot deze post een schadebedrag van € 500,- toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de overige posten voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, dan ook komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 1.084,63 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor dat deel voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij de rechtbank, gelet op de jonge leeftijd van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2016.
Feit 3
[slachtoffer 27] .
De benadeelde [slachtoffer 27] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27] toe te wijzen, onder hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht de vordering niet integraal toe te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze onvoldoende is onderbouwd nu geen onderbouwing voor het psychisch letsel is overgelegd. De benadeelde partij stond op betrekkelijke afstand van het gebeuren.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de immateriële schade ruimschoots voldoende met concrete gegevens onderbouwd. Dat geen professionele hulp is gezocht en daardoor geen stukken van deskundigen zijn overgelegd, doet daaraan niet af. Door de benadeelde partij is, naast hetgeen in de schriftelijke onderbouwing van de vordering is opgemerkt, ter terechtzitting duidelijk naar voren gebracht wat het ernstige strafbare feit met haar heeft gedaan en welke psychische schade dit bij haar teweeg heeft gebracht. Dat zij niet tijdens de gehele overval in de directe omgeving van de overvallers was doet daar evenmin aan af. De benadeelde partij heeft de overvallers zien binnenkomen en heeft vanaf het toilet geluiden van een gevecht kunnen horen. Doordat zij niet kon zien wat er gebeurde heeft zij in grote angst verkeerd, met name voor haar vriend die op dat moment in het cafetaria werkzaam was, en voor een aanwezige klant. Op enig moment heeft zij daadwerkelijk voor hun leven gevreesd. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 1.000,-, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij de rechtbank gelet, op de jonge leeftijd van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 4 december 2015.
[slachtoffer 8]
De benadeelde [slachtoffer 8] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.250,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] toe te wijzen, onder hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht de vordering niet integraal toe te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze onvoldoende is onderbouwd, doordat geen onderbouwing voor het psychisch letsel is overgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn, tegen de achtergrond van de bijzondere ernst van het feit, ruimschoots voldoende concrete gegevens aangevoerd die een vergoeding van immateriële schade rechtvaardigen. Dat geen professionele hulp is gezocht en derhalve geen stukken van een deskundige zijn overgelegd doet daaraan niet af. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 1.250,-, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, onder hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij de rechtbank, gelet op de jonge leeftijd van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 4 december 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 45, 56, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4:
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, te houden toezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal houden aan de afspraken en aanwijzingen die hem door
genoemde reclasseringsinstantie worden gegeven, zolang deze instantie dit nodig acht, ook als dat inhoudt:
* dat veroordeelde Multi Systeem Therapie (MST), dan wel een
soortgelijke systeemtherapie, zal volgen vanuit Pluryn
en zal meewerken aan daaruit voortvloeiende ambulante
behandeling, bijvoorbeeld bij Accare of een soortgelijke
instelling;
alles voor zover en voor zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
 geeft Jeugdbescherming Gelderland, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 een
werkstrafgedurende
75 (vijfenzeventig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 37 (zevenendertig) dagen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer 1] (feit 1) € 2.200,-vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 6 februari 2016;
2. [slachtoffer 24] (feit 1) € 1.375,-vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 6 februari 2016;
3. [slachtoffer 25] (feit 1) € 1.575,-vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 6 februari 2016;
4. VOF [slachtoffer 14] (feit 1) € 1.084,63vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 6 februari 2016;
5. [slachtoffer 27] (feit 3) € 1.000,-vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 4 december 2015;
6. [slachtoffer 8] (feit 3) € 1.250,-vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 4 december 2015;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders betreffende schadebedragen zijn betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal jeugddetentie zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt:
Benadeelde partij Bedrag jeugddetentie
1. [slachtoffer 28] (feit 1) € 2.200,-vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 6 februari 2016
11 dagen;
2. [slachtoffer 24] (feit 1) € 1.375,-vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 6 februari 2016
6 dagen;
3. [slachtoffer 25] (feit 1) € 1.575,-vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 6 februari 2016
7 dagen;
4. VOF [slachtoffer 14] (feit 1) € 1.084,64vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 6 februari 2016
5 dagen;
5. [slachtoffer 27] (feit 3) € 1.000,-vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 4 december 2015
5 dagen;
6. [slachtoffer 8] (feit 3) € 1.250,-vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 4 december 2015
6 dagen;
bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers voor de veroordeelde komt te vervallen indien en voor zover de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter] , voorzitter, tevens kinderrechter, mr. [rechter 1] en mr. [rechter 2] , kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2016.
RECHTBANK GELDERLAND
Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer:
Fout! De documentvariabele ontbreekt.05/880376-16
Fout! De documentvariabele ontbreekt.
Uitspraak d.d. 13 oktober 2016
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2016.
Tegenwoordig:
mr. voorzitter
mrs. rechter,
mr. , officier van justitie,
en mr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte 4]
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
wonende te [adres 4] ,
is wel/niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. M.A.D. Kok, advocaat te Ermelo, is niet / wel verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door brigadier van politie [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016063595, gesloten op 30 mei 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 351.