ECLI:NL:RBGEL:2016:6124

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
05/881763-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en mishandeling in een conflict tussen families

Op 15 november 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De zaak betrof twee incidenten waarbij de verdachte en zijn zoon betrokken waren. In het eerste incident, op 6 september 2015, werd slachtoffer 1 in zijn woning door de verdachte en zijn zoon in elkaar geslagen, wat resulteerde in een gebroken rib. Enkele weken later, op 8 oktober 2015, mishandelde de verdachte samen met zijn zoons slachtoffer 2 op een parkeerplaats, waarbij deze ook letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan de poging tot zware mishandeling en de mishandeling van de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de context van de incidenten, die voortkwamen uit een conflict tussen de families van de slachtoffers en de verdachte. De benadeelde partijen kregen schadevergoeding toegewezen, waarbij de rechtbank de vordering van slachtoffer 2 niet-ontvankelijk verklaarde vanwege het ontbreken van causaal verband tussen de mishandeling en het letsel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881763-15
Datum uitspraak : 15 november 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 september 2015 in de gemeente Doetinchem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken
rib heeft toegebracht, door meermalen, althans eenmaal met kracht
die [slachtoffer 1] ( terwijl deze op de grond lag) tegen diens ribben en/of borstkas
te schoppen en/of te trappen en/of te stompen en/of te slaan ;
(zaak 2)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 06 september 2015 in de gemeente Doetinchem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meermalen, althans eenmaal met kracht
- die [slachtoffer 1] in diens gezicht en/of op diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of
gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] ( terwijl deze op de grond lag) tegen diens ribben en/of borstkas
en/of tegen diens (achter)hoofd en/of elders op/tegen diens lichaam
heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaak 2),
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 06 september 2015 in de gemeente Doetinchem tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen
[slachtoffer 1] heeft mishandeld
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk
meermalen, althans eenmaal met kracht
- die [slachtoffer 1] in diens gezicht en/of op diens hoofd geslagen en/of gestompt
en/of
- die [slachtoffer 1] ( terwijl deze op de grond lag) tegen diens ribben en/of borstkas
en/of tegen diens (achter)hoofd en/of elders op/tegen diens lichaam geschopt
en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen ;
(zaak 2)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 08 oktober 2015 in de gemeente
Doetinchem tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (een)
aangezichtsfractu(u)r(en) ( een gebroken kaak en/of een gebroken neus),
heeft toegebracht, door (telkens) opzettelijk
meermalen, althans eenmaal met kracht
- die [slachtoffer 2] in diens gezicht te slaan en/of te stompen en/of
- een zogenaamd knietje in het gezicht van die [slachtoffer 2] te geven en/of
(nadat die [slachtoffer 2] in zijn auto was gestapt en later uitstapte)
- ( wederom) die [slachtoffer 2] in diens gezicht te slaan en/of te stompen
(zaak 3, zaak 5)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 08 oktober 2015 in de gemeente
Doetinchem tezamen in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen
[slachtoffer 2] heeft mishandeld,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk
meermalen, althans eenmaal met kracht
- die [slachtoffer 2] in diens gezicht geslagen en/of gestompt en/of
- een zogenaamd knietje in het gezicht van die [slachtoffer 2] gegeven en/of
(nadat die [slachtoffer 2] in zijn auto was gestapt en later uitstapte)
- ( wederom) die [slachtoffer 2] in diens gezicht geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen diens hoofd geslagen en/of gestompt,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (een)
aangezichtsfractu(u)r(en) ( een gebroken kaak en een gebroken neus)
en/of enig ander lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
(zaak 3 , zaak 5)
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 08 oktober 2015 te Doetinchem
openlijk, te weten op of aan de openbare weg(en), Bezelhorstweg en/of de Oude
Rozengaardseweg, in elk geval op of aan (een) openbare weg(en)
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit het
- terwijl die [slachtoffer 2] in zijn auto zat, onverhoeds- mogelijk verzet brekend-
het portier van die auto open trekken en/of direct
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met kracht in diens gezicht en/of
tegen/op diens hoofd slaan en/of stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht een zogenaamd knietje in het gezicht
van die [slachtoffer 2] geven en/of
(nadat die [slachtoffer 2] in zijn auto was gestapt en later uitstapte)
- ( wederom) die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met kracht in diens gezicht
slaan en/of stompen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen diens hoofd slaan
en/of stompen ;
(zaak 3, zaak 5)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – kort gezegd - gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling en van de onder 2 subsidiair tenlastegelegde mishandeling. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft ten aanzien van dit tenlastegelegde, te weten de (poging tot) toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, aangevoerd dat hiervan geen sprake was aangezien de aard van het letsel niet van dien aard was dat medisch ingrijpen noodzakelijk was en dat bovendien de verwachting is dat aangever binnen afzienbare tijd volledig hersteld zal zijn.
Het onder 1 uiterst subsidiair tenlastegelegde, te weten de eenvoudige mishandeling, alleen gepleegd, kan naar mening van de raadsman wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard nu verdachte heeft bekend dat hij, en hij alleen, geweldshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van aangever [slachtoffer 1] .
De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit van het onder 2 primair tenlastegelegde, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat, mede gelet op de forse aanrijding, elk causaal verband tussen het opgelopen letsel en de geweldshandelingen ontbreekt, zodat niet bewezen kan worden dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Het onder 2 subsidiair tenlastegelegde, te weten de eenvoudige mishandeling, alleen gepleegd, kan naar mening van de raadsman wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard nu verdachte heeft bekend dat hij, en hij alleen, geweldshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van aangever [slachtoffer 2] .
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
het onder 1 primair tenlastegelegde,te weten het medeplegen van zware mishandeling bij [slachtoffer 1] .
De rechtbank overweegt daaromtrent dat uit de geneeskundige verklaring is gebleken dat bij het slachtoffer sprake was van verschillende verwondingen, waaronder een ribfractuur. Echter, nu niet aannemelijk is geworden dat de aard van het letsel van dien aard is geweest dat medisch ingrijpen (zoals bijvoorbeeld een operatie) noodzakelijk was en dat daarnaast gebleken is dat het slachtoffer binnen enkele weken (bijna geheel) was hersteld, acht de rechtbank niet bewezen dat aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht is toegebracht. De verdachte zal daarom van het onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van
het onder 2 primair tenlastegelegde, het medeplegen van zware mishandeling van [slachtoffer 2] dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daaromtrent dat, gelet op de door het slachtoffer zelf veroorzaakte aanrijding, het causaal verband tussen het door het slachtoffer (in volle omvang) opgelopen letsel en de geweldshandelingen niet kan worden vastgesteld. De verdachte zal daarom ook van het onder 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Feiten [1]
Feit 1 subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, te weten dat verdachte zich tezamen met een ander schuldig heeft gemaakt een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht hiervoor de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Aangever [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij op 6 september 2015 in zijn woning in Doetinchem was en dat er in die vroege ochtend mensen aan de deur stonden. Aangever is naar beneden gelopen en zag 4 personen voor zijn deur staan. Hij hoorde een van hen zeggen: ‘ jouw zoon heeft mijn zoon gestoken’. Deze oudere man bleef vragen naar [naam 1] . Aangever gaf aan dat [naam 1] niet thuis was. Vervolgens voelde hij een vuistslag op zijn neus en ging de lamp bij hem uit. Toen hij bijkwam zat zijn vriendin [getuige 1] naast hem. Aangever voelde dat hij een bebloed gezicht had en dat zijn rug erg pijn deed. [2]
De getuige [getuige 1] ( [getuige 1] ) heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat zij op 6 september 2015 thuis in bed lag en dat ze omstreeks 01.30 uur wakker werd door geklop op de deur. Zij is naar de voordeur gelopen en toen ze de voordeur opende zag ze 4 mannen staan. De oudste man vroeg naar [naam 2] , haar zoon. Op het moment dat ze zei dat deze niet thuis was zei de oudere man dat het ook niet om [naam 2] ging, maar om [naam 1] . Ze hoorde de man zeggen dat [naam 1] zijn zoon gestoken zou hebben met een stanleymes. De man bleef maar doorvragen. Al die tijd stond er een tweede man, een jonge jongen in de gang. Hij noemde de oudere man meerdere malen ‘ pa’ . Door het rumoer was haar vriend [slachtoffer 1] inmiddels naar beneden gekomen. [getuige 1] is vervolgens naar de kamer gelopen om haar zoon [naam 2] te bellen. Tijdens het telefoongesprek hoorde ze opeens dat er gevochten werd in de gang. Ze is de gang opgelopen en zag dat de oudere man en zijn zoon op [slachtoffer 1] aan het inslaan waren. Ze zag dat ze met hun vuisten op [slachtoffer 1] insloegen en dat ze hem schopten. [slachtoffer 1] lag toen al op de grond. [getuige 1] is teruggelopen naar de woonkamer en heeft ‘112’ gebeld. Al bellend is ze teruggelopen naar de gang en vervolgens zag ze dat de zoon van de oudere man haar ook wilde slaan. Ze is toen naar achteren gestapt de kamer in. Ze zag nog dat de oudere man [slachtoffer 1] met zijn vuisten in het gezicht stompte. . [3]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] – zakelijk weergegeven – verklaard dat ze zag dat de oudere man haar man met zijn vuisten in het gezicht stompte. Ze heeft twee mensen zien slaan; een oudere man en een jongen. [getuige 1] heeft de oudere man het merendeel van de slagen zien geven en de jongen heeft ze zien schoppen. [4]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij bij aangever was met zijn zoon [medeverdachte 1] . Hij heeft hem gewoon geslagen; hij weet niet meer waar precies; hij heeft hem geraakt waar hij hem raken kon. [5]
Uit de geneeskundige verklaring is – kort gezegd - gebleken dat er bij aangever sprake is van een aantal verwondingen, waaronder een ribfractuur. In deze geneeskundige verklaring staat ook dat er een schoenafdruk aan de linker achterzijde van aangevers hoofd is waargenomen en een schoenafdruk op de linkerschouder. [6]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met zijn zoon [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan en dat ze samen geweld hebben uitgeoefend tegen die [slachtoffer 1] . Verdachte heeft hierover aangaande zijn eigen rol een (deels) bekennende verklaring afgelegd. Daarnaast heeft getuige [getuige 1] zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris over het geweld verklaard en zij heeft steeds ondubbelzinnig aangegeven dat verdachte niet de enige was die geweld toepaste. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van haar verklaring te twijfelen. De rechtbank komt dus ook tot een bewezenverklaring van medeplegen. Daarnaast past haar verklaring over het toegepaste geweld ook bij het vastgestelde letsel, met name ook met betrekking tot de vastgestelde schoenafdrukken. Het meerdere malen met kracht tegen het hoofd en lichaam van aangever schoppen en/of stompen en/of te slaan, ook nadat aangever op de grond is gevallen, zijn geweldshandelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm reeds zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn zoon [medeverdachte 1] de aan hem onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft begaan.
Feit 2 subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde, te weten dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt een de mishandeling van [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht hiervoor de volgende bewijsmiddelen redengevend
Aangever [slachtoffer 2] heeft –zakelijk weergegeven – verklaard dat hij op 8 oktober 2015 om 21.00 uur in zijn Opel Corsa stond te wachten en dat hij op een gegeven moment zag dat er vier personen naar hem toe kwamen lopen. Hij zag dat een man van rond de 40 jaar het portier van zijn auto opende en hem met de vuisten met kracht op zijn gezicht en hoofd sloeg. Hij voelde dat hij een knietje kreeg van die oudere man. De mannen zijn vervolgens op de scooters weggereden en aangever is, omdat hij boos was, achter de scooters aangereden. Aangever denkt dat hij een van de scooters heeft geraakt. Toen hij na de aanrijding uit de auto stapte, met zijn handen voor zijn ogen, werd hij weer geslagen door een van de jongemannen die hij al eerder had gezien bij de groep. Door deze klap verloor hij even het bewustzijn. [7]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] – zakelijk weergegeven – verklaard dat vanaf het moment dat hij de scooter aanreed, hij zich weinig kan herinneren. Toen hij met de auto geen kant meer op kon, is hij uitgestapt. Vervolgens kwam er iemand op hem af rennen van wie hij een klap kreeg. [8]
In het proces-verbaal van bevindingen staat onder meer – zakelijk weergegeven – gerelateerd dat vader [verdachte] aan de politie vertelde dat hij, omdat hij had gehoord dat de jongen die ook betrokken was bij het steekincident van zijn zoon een paar weken eerder, een pistool wilde kopen op de parkeerplaats van zwembad Rozengaarde, naar de parkeerplaats is gegaan waar die jongen zou staan. Hij is daar met zijn vrouw en zijn zoons heen gegaan en heeft de jongen aangesproken, maar omdat deze uitstapte met zijn hand in zijn zak en vader dit niet vertrouwde, heeft hij hem een poets in zijn gezicht gegeven. dat verdachte heeft verklaard dat deze [slachtoffer 2] enkele klappen kreeg van hem en zijn zoons. [9]
De getuige [getuige 2] heeft –zakelijk weergegeven – verklaard dat zij, haar man en haar twee zoons die dag besloten naar de parkeerplaats van zwembad de Rozengaarde te gaan omdat ze dachten dat [slachtoffer 2] , die nog wat met hun te vereffenen had, een pistool zou hebben. Bij het zwembad aangekomen sprak haar man [verdachte] een man in een rode Corsa aan. Ze zag dat de man zijn hand in zijn zak deed en vervolgens zag ze dat haar man deze man een paar klappen in zijn gezicht gaf. Nadat zij en verdachte waren aangereden door [slachtoffer 2] , ze zag dat deze [slachtoffer 2] uit zijn auto stapte en dat hij zowel van haar man [verdachte] (zijnde verdachte), als van haar zoons klappen kreeg. [10]
Ooggetuige [getuige 3] heeft –zakelijk weergegeven- hierover verklaard dat ze op een gegeven moment een scooter in het gras zag liggen en dat ze even verderop een auto zag staan. Ze heeft gezien dat drie of vier personen een andere man aan het slaan en schoppen waren. “ Ze gingen behoorlijk tekeer tegen de man op het gras.” [11]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij aangever [slachtoffer 2] die dag op de parkeerplaats van het zwembad een paar tikken op zijn gezicht heeft gegeven. Voort heeft hij verklaard dat, nadat hij en zijn vrouw waren aangereden door deze [slachtoffer 2] , hij aangever nog een paar beuken met zijn vuisten op zijn gezicht gegeven. [12]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte zich
voor de aanrijdingalleenschuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] . Hij heeft deze [slachtoffer 2] toen in zijn gezicht geslagen en/of gestompt en heeft hem een zogenaamd knietje gegeven.
Na de aanrijdingheeft
verdachte tezamen in en verenigingmet zijn zoons [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] deze [slachtoffer 2] in zijn gezicht en op diens hoofd geslagen en gestompt, waardoor die [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden en letsel heeft bekomen. Ten aanzien van het medeplegen hecht de rechtbank veel waarde aan de verklaring van de onafhankelijke ooggetuige [getuige 3] . Daarnaast heeft de rechtbank geen reden tot twijfel aan de hierover door verdachte en diens vrouw kort na het incident tegen de politie afgelegde verklaringen. Dat zij daar later op terug hebben willen komen, doet daar niet aan af.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde voor zover dit betrekking heeft op het gevolg van de mishandeling, te weten zwaar lichamelijk letsel, aangezien het causaal verband, mede gelet op de door het slachtoffer zelf tussentijds veroorzaakte aanrijding, tussen het opgelopen letsel en de geweldshandelingen ontbreekt.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks06 september 2015 in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een
of meer ander
en, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen,
althans eenmaalmet kracht
- die [slachtoffer 1] in diens gezicht en/of op diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en
/of
- die [slachtoffer 1] ( terwijl deze op de grond lag) tegen diens ribben en/of borstkast en
/oftegen diens
(achter)hoofd en/of elders op/tegen diens lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. subsidiair
hij op
een of meertijdstippen op
of omstreeks08 oktober 2015 in de gemeente Doetinchem tezamen in vereniging met
(een)ander
(en
), en/of alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
(s
)(telkens) opzettelijk meermalen,
althans eenmaalmet kracht
- die [slachtoffer 2] in diens gezicht geslagen en/of gestompt en
/of
- een zogenaamd knietje in het gezicht van die [slachtoffer 2] gegeven en
/of(nadat die [slachtoffer 2] in zijn
auto was gestapt en later uitstapte)
- ( wederom) die [slachtoffer 2] in diens gezicht geslagen en/of gestompt en
/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen diens hoofd geslagen en/of gestompt.

terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) aangezichtsfractu(u)r(en) ( een gebroken kaak en een gebroken neus) en/of enig ander lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
Medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
Feit 2 subsidiair:
Medeplegen van mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Namens de verdachte is ten aanzien van het na de aanrijding plaatsgevonden geweld een beroep gedaan op noodweer zodat de verdachte terzake van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe is aangevoerd dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn eigen en eens anders lijf, te weten die van zijn vrouw [getuige 2] , dan wel onmiddellijk dreigend gevaar hiervoor waartegen verdediging noodzakelijk was. Na de - door het slachtoffer zelf veroorzaakte – aanrijding waarbij aangever zijn auto heeft gebruikt als wapen en heeft gepoogd verdachte en zijn vrouw dood te rijden, stapte de aanrander uit de auto en liep in de richting van verdachte en zijn vrouw. Verdachte vond deze situatie voor hem en met name voor zijn vrouw, wiens been onder de scooter lag, dreigend en heeft vervolgens, omdat hij wederom voor zijn eigen en voor het leven van zijn vrouw vreesde, de aanrander op diens gezicht en hoofd geslagen en gestompt om deze op afstand te houden van hem en zijn vrouw.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank het beroep op noodweer ongegrond. Niet is gebleken van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding ten opzichte van verdachte, zijn vrouw of zijn zoons. Verdachte zelf heeft immers over het gebeuren na de aanrijding bij de politie verklaard dat hij zag dat zijn vrouw met een been onder de scooter lag en dat hij heeft geprobeerd zijn vrouw onder de scooter vandaan te trekken. Hij zag de auto van de aanrander/man verderop staan en hij zag de man uit de auto komen met zijn handen voor zijn gezicht. Verdachte is vervolgens naar de man gegaan en heeft hem een paar tikken gegeven; hij heeft hem met zijn vuisten een paar beuken op zijn gezicht gegeven. Hij deed dit opzettelijk omdat hij hem, zijn vrouw en zijn zoons kort daarvoor bijna had doodgereden. Het slachtoffer zelf heeft hierover verklaard dat hij, nadat hij zich had vastgereden op het hekwerk, met zijn handen voor zijn ogen uit de auto is gestapt, dat hij duizelig was en dat hij direct daarna zag dat er een man op hem af kwam rennen die hem een klap gaf.
Gezien voormelde verklaringen en met name in het licht van de verklaring van verdachte, is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding ten opzichte van verdachte, zijn vrouw of zijn zoons, zodat het beroep op noodweer dan ook wordt verworpen.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het bewezen verklaarde is dus strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met zijn (positieve) proceshouding en met de thans geldende richtlijnen. De raadsman is van mening dat het onjuist zou zijn om verdachte nu nog uit de samenleving te trekken en verzoekt de rechtbank om aan verdachte een werkstraf op te leggen voor de duur van 150 tot 180 uren.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 14 september 2016;
- het rapport van de reclassering, gedateerd 2 maart 2016.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1]
. Slachtoffer [slachtoffer 1] is in de veilige omgeving van zijn huis totaal onverwacht door
verdachte en zijn zoon in elkaar geslagen. Hij is – terwijl hij al op de grond lag - tegen
zijn lichaam geschopt en geslagen. Aangever heeft hierbij naar algemeen taalgebruik fors letsel
opgelopen, waaronder een gebroken rib.
Enkele weken later heeft verdachte zich samen met zijn beide zoons schuldig gemaakt aan
mishandeling van [slachtoffer 2] , door hem, in zijn gezicht en op zijn hoofd te slaan en te
stompen. Verdachte heeft hiermee een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze slachtoffers. De ervaring leert dat slachtoffers van geweldsdelicten daarvan nog lange tijd
gevolgen, zoals gevoelens van onveiligheid en angst, kunnen ondervinden.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij bij de incidenten, waarbij een kennelijke spanning tussen deze families aanwezig was, ‘voor eigen rechter’ heeft gespeeld en dat hij daarbij ook zijn zoons heeft betrokken.
De rechtbank heeft voorts in ogenschouw genomen het rapport van de reclassering waarin onder meer staat vermeld dat de tenlastegelegde feiten betrekking hebben op een reeks aan opeenvolgende incidenten in een conflict tussen de families van aangevers en betrokkene. De indruk is dat betrokkene getracht heeft de situatie (tot tweemaal toe) op zijn manier op te lossen, buiten de politie om. Hij vindt zijn gedrag grotendeels te rechtvaardigen, vanuit zijn optiek was het een logische reactie op het gedrag van de tegenpartij.
De kans op recidive wordt als gering ingeschat, en het feit dat er sinds oktober 2015, voor zover bekend, geen incidenten tussen de twee partijen meer hebben plaatsgevonden, lijkt deze gedachtegang te sterken. Anderzijds is er in een eventueel volgend conflict te verwachten dat betrokkene op soortgelijke wijze zal handelen, waardoor de kans op recidive niet uit te sluiten is. De reclassering adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf zodat verdachte enerzijds de consequenties van zijn gedrag ervaart en er anderzijds een corrigerende werking van uitgaat. Het opleggen van reclasseringstoezicht acht de reclassering niet van meerwaarde.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft zij meegewogen de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd. De rechtbank merkt daarbij op dat zij met name voor wat betreft feit 2, gelet op de aard en de ernst van dat incident, ten aanzien van de strafmaat meer aansluiting heeft gezocht bij de oriëntatiepunten zoals deze gesteld zijn bij een openlijke geweldpleging, dan bij een (poging tot zware) mishandeling.
Gelet op de ernst van de feiten komt de rechtbank tot het oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gerechtvaardigd is.
Rekening houdende met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met het feit dat verdachte na 1999 niet meer met politie en/of justitie in aanraking is gekomen, als ook gelet op het feit dat verdachte bij het eerste incident, ‘getriggerd’ werd door wat er eerder die avond met zijn zoon [medeverdachte 2] was gebeurd komt de rechtbank evenwel tot een andere strafmodaliteit.
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van de maximaal op te leggen werkstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 dagen gevangenisstraf, passend en geboden is, in combinatie met een forse geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf om verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) delicten te plegen.

8. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.220,16, waarvan € 220,16 voor materiële schade en € 1.000,- voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de materiële schade van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat deze schade toegewezen kan worden tot het gevorderde bedrag. De opgevoerde immateriële schade kan naar mening van de officier van justitie tevens in zijn geheel worden toegewezen. De officier van justitie vordert daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, alsmede toewijzing van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering naar behoren is onderbouwd en dat deze tot het gevorderde bedrag toegewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De vordering dient tot dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2015, te worden toegewezen.
Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
  • Eigen Risico ziektekostenverzekering € 220,16
  • Immateriële schade
Totaal € 1.220,16
De rechtbank overweegt dat zij ten aanzien van de immateriële schade een bedrag naar redelijkheid en billijkheid heeft geschat.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De rechtbank zal, gelet op de leeftijd van verdachte en zijn draagkracht, de vervangende jeugddetentie matigen en stellen op 6 dagen vervangende jeugddetentie.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.141,17, waarvan € 641,17 voor materiële schade en € 3.500,- voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de materiële schade van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat deze schade in zijn geheel toegewezen kan worden tot het gevorderde bedrag. De opgevoerde immateriële schade kan naar mening van de officier van justitie eveneens in zijn geheel worden toegewezen. De officier van justitie vordert daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, alsmede toewijzing van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van deze benadeelde op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen c.q. niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien het causale verband tussen de geweldshandelingen en het letsel niet kan worden vastgesteld.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Door het feit dat er kort voor de mishandeling een aanrijding heeft plaatsgevonden, waarbij aangever betrokken is geweest, kan het causaal verband tussen de geweldshandelingen en het letsel – in volle omvang - niet zonder meer worden vastgesteld. Daarnaast dient er rekening mee te worden gehouden dat in een civiele procedure het leerstuk van de eigen schuld vanwege een aandeel van benadeelde in de escalatie een complicerende rol kan spelen. Een onderzoek naar deze feiten en omstandigheden vormt een onevenredige belasting van dit strafproces. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 47, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezendat verdachte het onder
1 primair en 2 primairtenlastegelegde heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderd en veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderd en twintig) dagen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1.220,16, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 1.220,16vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de
Dit vonnis is gegeven door mr. S.H. Keijzer, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2016.
Mr. Keijzer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Parketnummer: 05/881763-15
Uitspraak d.d.: 1 november 2016
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 1 november 2016.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen is wel/niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Tactische Opsporing bij
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pag. 654-655
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pag. 663
4.Verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 7 juni 2016
5.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte] , pag. 711-714
6.Geneeskundige verklaring, pag. 660-662
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pag. 744
8.Verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 7 juni 2016
9.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 741
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pag. 895
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pag. 1207
12.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 842