In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 september 2016 uitspraak gedaan over een bijstandsaanvraag die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen buiten behandeling was gesteld. Eiser had op 25 september 2015 een aanvraag voor bijstand ingediend, maar deze werd op 3 november 2015 door verweerder buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder stelde dat eiser onvoldoende gegevens had aangeleverd, met name ontbraken de volledige bankafschriften. Eiser had wel enkele documenten ingediend, maar verweerder vond deze niet voldoende om de aanvraag te kunnen beoordelen.
Eiser ging in beroep tegen het besluit van verweerder en stelde dat de aanvraag niet buiten behandeling had mogen worden gesteld. Hij betoogde dat de financiële situatie op basis van de overgelegde documenten wel degelijk kon worden vastgesteld en dat hij een hersteltermijn had moeten krijgen om de ontbrekende gegevens aan te leveren. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De rechtbank benadrukte dat verweerder in de herstelbrief duidelijk had moeten omschrijven welke gegevens nog ontbraken, zodat eiser in staat was om de aanvraag aan te vullen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van bestuursorganen naar aanvragers, vooral in het kader van het verstrekken van noodzakelijke gegevens voor de beoordeling van aanvragen.