ECLI:NL:RBGEL:2016:6165

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
05/986086-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [voorzitter]
  • mr. [rechter 1]
  • mr. [rechter 2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ondernemers voor belastingfraude en onjuiste aangiften

Op 11 november 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier ondernemers die zich schuldig hebben gemaakt aan belastingfraude. De ondernemers werden veroordeeld voor het indienen van onjuiste aangiften voor omzetbelasting, vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting, alsook voor het hebben van een onjuiste administratie. De rechtbank oordeelde dat twee van de ondernemers een werkstraf van 240 uur en een geldboete van €30.000,- opgelegd kregen, terwijl de andere twee ondernemers werkstraffen van 120 uur kregen. Een ondernemer die enkel onjuiste aangiften voor inkomstenbelasting had gedaan, kreeg een werkstraf van 40 uur.

De zaak kwam aan het licht na een boekenonderzoek door de Belastingdienst in mei 2008, waarbij bij een franchisenemer van Super de Boer in Ede negatieve ronde bedragen in de kassa werden aangetroffen. Dit leidde tot een breder onderzoek naar 64 andere franchisenemers, waaruit bleek dat vermoedelijk 45% van deze ondernemers op een soortgelijke manier hun omzet had afgeroomd. De rechtbank hield bij het opleggen van straffen rekening met de hoogte van de onttrokken bedragen en het overschrijden van de redelijke termijn.

De rechtbank concludeerde dat de ondernemers opzettelijk onjuiste aangiften hadden gedaan, wat resulteerde in een aanzienlijke benadeling van de Staat der Nederlanden. De straffen werden bepaald op basis van de ernst van de feiten, de rol van de verdachten en de gevolgen van hun handelen voor de belastinginkomsten van de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/986086-13
Datum uitspraak : 11 november 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het Functioneel Parket Zwolle
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
raadsman: mr. L.C. de Jager, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[verdachte 2] ,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 25 januari 2011, te Apeldoorn en/of Hoevelaken, gemeente Nijkerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met andere(n) rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten behoeve van fiscale eenheid [verdachte 2] , [verdachte 6] , over de tijdvakken
- januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en/of december 2006 (bijlagen D-5033 en D-5039) en/of
- januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en/of december 2007 (bijlagen D-5034 en D-5039) en/of
- januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en/of december 2008 (bijlagen D-5035 en D-5039) en/of
- januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en/of december 2009 (bijlagen D-5036 en D-5039) en/of
- januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en/of december 2010 (bijlagen D-5007 t/m D-5018 en D-5039)
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst Randmeren, kantoor Lelystad en/of Almere, althans de Belastingdienst in Nederland, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de
aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist bedrag aan omzet en/of (telkens) een te laag en/of onjuist bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[verdachte 3] ,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 21 april 2011, te Apeldoorn en/of Hoevelaken, gemeente Nijkerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met andere(n) rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting, over de jaren
- 2006 ( bijlagen D-5019 en D-5041) en/of
- 2007 ( bijlagen D-5020 en D-5041) en/of
- 2008 ( bijlagen D-5021 en D-5041) en/of
- 2009 ( bijlagen D-5022 en D-5041)
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst Randmeren, kantoor Lelystad en/of Almere, althans de Belastingdienst in Nederland, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de
aangifte(n) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan vennootschapsbelasting en/of een onjuist en/of te laag bedrag aan netto omzet en/of een te laag bedrag aan lonen en salarissen opgegeven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte, al dan niet tezamen met een
ander of anderen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
[verdachte 2] ,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 21 mei 2012, te Hoevelaken, gemeente Nijkerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met andere(n) rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, als administratieplichtige(n) die ingevolge de Belastingwet, te weten artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, verplicht was/waren tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, (telkens) een zodanige administratie niet heeft/hebben gevoerd en of/doen voeren, immers hebben zij en/of haar/hun mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk onjuiste en/of onvolledige (te lage) omzetgegevens in de administratie van verdachte opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen en/of omzetten door middel van (onterechte) retourboekingen uit de administratie verwijderd, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
4.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 18 november 2011, te Apeldoorn en/of Hoevelaken, gemeente Nijkerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met andere(n) rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer(dere) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting, over de jaren
- 2006 ( bijlagen D-5043 en D-5080) en/of
- 2007 ( bijlagen D-5044 en D-5080) en/of
- 2008 ( bijlagen D-5045 en D-5080) en/of
- 2009 ( bijlagen D-5046 en D-5080) en/of
- 2010 ( bijlagen D-5047 en D-5080)
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst Randmeren, kantoor Lelystad en/of Almere, althans de Belastingdienst in Nederland, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting
wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de
aangifte(n) (telkens) een onjuist en/of te lage opgave(n) gedaan van loon uit tegenwoordige arbeid en/of een onjuiste en/of te lage opgave(n) werd gedaan van inkomsten en/of winst uit
onderneming, althans een onjuiste en/of te lage opgave(n) werd gedaan van privé onttrekkingen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Tijdens een boekenonderzoek door de Belastingdienst in mei 2008 is bij een franchisenemer van [naam 1] in Ede geconstateerd dat met grote regelmaat negatieve ronde bedragen in de kassa werden aangeslagen. Deze negatieve aanslagen werden ingevoerd met zogenaamde EAN (non scan) codes. Deze negatieve bedragen zaten niet meer in de omzet volgens de kassabestanden omdat deze hiervan waren afgetrokken. Het vermoeden ontstond dat de onttrokken bedragen waren aangewend voor privédoeleinden. Naar aanleiding van deze bevindingen ontstond bij de Belastingdienst het vermoeden dat opzettelijk onjuiste belastingaangiften werden gedaan waardoor artikel 69, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) zou zijn overtreden.
De Belastingdienst heeft vervolgens nader onderzoek gedaan naar eerder verricht boekenonderzoek bij 64 andere franchisenemers van [naam 2] . Uit dit onderzoek is gebleken dat in vier gevallen bij dat boekenonderzoek gebruik werd gemaakt van de kassabestanden en dat daarvan in drie gevallen sprake was van dezelfde fraudemethodiek als die bij [naam 1] in Ede.
Op basis van deze uitkomsten heeft de Belastingdienst de kassabestanden van alle franchisenemers (240) over 2006 en 2007 opgevraagd bij [naam 3]
Uit een analyse van deze kassabestanden heeft de Belastingdienst de conclusie getrokken dat vermoedelijk 45% van deze ondernemers op een soortgelijke manier hun omzet hebben afgeroomd. Vervolgens is na overleg tussen de Belastingdienst, de FIOD en het Functioneel Parket besloten de grootste vermoedelijke fraudeurs strafrechtelijk te onderzoeken.
Eén van deze franchisenemers betreft [verdachte 2] .
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat met betrekking tot het medeplegen van opdracht geven dan wel medeplegen van het feitelijk leidinggeven zoals ten laste is gelegd. Verdachte dient ten aanzien van deze feiten te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Door de [verdachte 2] wordt een supermarkt geëxploiteerd. Volgens gegevens uit het handelsregister wordt deze vennootschap bestuurd door [medeverdachte 5] , geboren op 24 januari 1951 en [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] . [2] Enig aandeelhouder van [verdachte 2] is [verdachte 3] De aandelen van [verdachte 3] zijn voor 50% in handen van [verdachte 7] en voor de overige 50% in handen van [verdachte 8] De aandelen van [verdachte 8] zijn (ieder voor 1/3 deel) in handen van:
  • [medeverdachte 3] , geboren [geboortedatum 2] , woonachtig [adres 2] .
  • [medeverdachte 4] , geboren [geboortedatum 3] , woonachtig [adres 3] .
  • [verdachte 5] , geboren [geboortedatum 4] , woonachtig [adres 4] .
De rechtbank heeft kennis genomen van de aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2006 tot en met 2009 [4] en aangiften omzetbelasting over de jaren 2006 tot en met 2010 [5] .
Met betrekking tot de aangiften vennootschapsbelasting is sprake van een fiscale eenheid. Dit betekent concreet dat in de aangifte vennootschapsbelasting van [verdachte 3] de resultaten van verdachte [verdachte 2] zijn verwerkt. [6]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het terugslaan van omzet meestal op vrijdag of zaterdag gebeurde, omdat op deze dagen de grootste geldstroom plaatsvond. [medeverdachte 1] sloeg via de ‘non-scan’ een bedrag aan. Als het geld dan bij de bank werd gestort, werd er geld overgehouden. Het geld werd vervolgens in de kluis op de supermarkt gestopt. Het geld dat niet als omzet werd aangeslagen, is onder andere gebruikt voor aankopen die contant afgerekend werden, zwarte inkopen. Ook werden er klusjesmannen van betaald, deze werden ook zwart betaald. Ook werden [medeverdachte 1] , [verdachte 4] en [medeverdachte 2] er zelf beter van. Er werd geld aan de winkel onttrokken om [medeverdachte 1] , [verdachte 4] en [medeverdachte 2] te belonen. Dit werd niet in de boeken vermeld. [7] [medeverdachte 1] deed het management van de supermarkt. Als hij er niet was nam zijn broer, [verdachte 4] , hem waar. [medeverdachte 1] heeft niet de juiste cijfers bij de accountant aangeleverd. De aangiften omzetbelasting en de aangiften vennootschaps-belasting zijn niet juist. Er is te weinig belasting betaald. [8] De digitaal ingeleverde aangiften omzetbelasting door [verdachte 2] werden in opdracht van [medeverdachte 1] opgemaakt en ingediend. [medeverdachte 1] gaf ook opdracht voor de aangiften van de vennootschapsbelasting van [verdachte 3] over de jaren 2006 tot en met 2010. Deze aangiften zijn onjuist ingediend. [9] De bedragen die werden teruggeboekt werden voor ongeveer tachtig procent door [medeverdachte 1] zelf terug geslagen. De overige twintig procent werd door [verdachte 4] terug geslagen. Verdachte was dus volledig op de hoogte van het afromen van de omzet en heeft er zelf, zij het voor een kleiner deel dan medeverdachte [medeverdachte 1] , aan meegewerkt. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn broers [medeverdachte 6] ( [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 7] ( [medeverdachte 2] ) gezamenlijk de supermarkt in Hoevelaken dreven. In de periode 2006 tot en met 2010 heeft verdachte de kassa’s opgemaakt. Verdachte deed dit samen met [medeverdachte 6] . Verdachte heeft voor een klein gedeelte wel een aantal bedragen teruggeboekt. Verdachte denkt dat [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] , het meer deed dat hijzelf [11] Ter zitting heeft verdachte zijn verklaring aangevuld dat [medeverdachte 6] min of meer de baas was en de leiding had over de administratie. Verdachte was onderdirecteur of adjunct-directeur en bemoeide zich wel met kassataken. Verdachte was “onderdeel” van de B.V. en aandeelhouder. De belastingaangiften werden door [medeverdachte 1] ingevuld en hij diende de aangiften mede namens verdachte in. Verdachte heeft de belastingaangiften ondertekend. De belastingaangiften waren ook de verantwoordelijkheid van verdachte. Verdachte heeft ongeveer twintig procent van de geldbedragen uit de kassa afgeroomd. De overige tachtig procent is door [medeverdachte 6] uit de kassa gehaald. Verdachte wist dat er belasting over moest worden betaald. [12]
De rechtbank stelt, op grond van het voorgaande het volgende vast. In de periode van 1 januari 2006 tot en met 25 januari 2011 zijn namens de [verdachte 9] op digitale wijze aangiften van omzetbelasting ingediend en door de Belastingdienst ontvangen. De omzetbelasting had betrekking op de maandelijkse tijdvlakken van 2006 tot en met 2010. Vervolgens zijn in de periode van 1 januari 2006 tot en met 21 april 2011 namens [verdachte 3] op digitale wijze aangiften van vennootschapsbelasting ingediend en door de Belastingdienst ontvangen. De vennootschapsbelasting had betrekking op de jaren 2006 tot en met 2009. Deze gegevens waren onjuist, omdat de uit de kassa gehaalde geldbedragen niet waren opgenomen. Hierdoor zijn voor te lage bedragen aangiften van omzet- en vennootschapsbelasting gedaan.
Door de verdediging is ter discussie gesteld, dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat met betrekking tot het medeplegen van opdracht geven dan wel medeplegen van het feitelijk leidinggeven van het doen van onjuiste aangiften van omzet- en vennootschapsbelasting. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte dreef samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de supermarkt in Hoevelaken in de periode van 1 januari 2006 tot en met 25 januari 2011. Verdachte was aandeelhouder en onder- of adjunct-directeur van de supermarkt (De [verdachte 9] ). Ook was verdachte aandeelhouder van [verdachte 3]
Verdachte hield zich, net als [medeverdachte 1] , bezig met kassataken. Verdachte heeft bekend dat hij twintig procent van de geldbedragen die uit de kassa werden afgeroomd door hem zijn gedaan. De overige tachtig procent werd door [medeverdachte 1] gedaan, waar verdachte ook van op de hoogte was. Ook heeft verdachte de aangiften van de omzet- en vennootschapsbelasting, welke mede door [medeverdachte 1] werden opgemaakt, ondertekend en hij wist dat deze aangiften ook onder zijn verantwoordelijkheid vielen.
Medeplegen van opdracht geven en feitelijk leidinggeven
Een B.V. is verplicht tot het doen van juiste omzet- en vennootschapsbelasting. Door geldbedragen uit de kassa’s af te romen heeft verdachte -adjunct-directeur- eraan bijgedragen dat deze geldbedragen buiten de omzet werden gehouden. Daarnaast was verdachte ervan op de hoogte dat [medeverdachte 1] dit eveneens deed en vaker. Deze geldbedragen zijn bewust niet in de administratie opgenomen. Daarmee heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan een onvolledige boekhouding met als gevolg dat de aangiften van de omzet- en vennootschapsbelasting, welke dus berustten op onjuiste gegevens, onjuist zijn opgemaakt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger van feitelijk leiding geven dient te worden aangemerkt. Dat verdachte de aangiften van omzet- en vennootschapsbelasting niet zelf heeft opgemaakt en ingediend, doet daar niet aan af. Verdachte heeft als aandeelhouder deze aangiften wel mede ondertekend en dus mede opdracht gegeven een foute belastingaangifte te doen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat De [verdachte 9] en [verdachte 3] , in nauwe en bewuste samenwerking met verdachte en [medeverdachte 1] , zich schuldig hebben gemaakt aan het doen van onjuiste omzet- en vennootschapsbelasting.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- D-5002 tot en met D-5006, overzicht wekelijkse opnames 2006 tot en met 2010,
p. 454 tot en met 465;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2016.
Ten aanzien van feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- D-5043 tot en met D-5047, de aangiften inkomstenbelasting [verdachte 4] 2006 tot en met 2010, p. 871 tot en met 896;
- D-5080, ambtsedige verklaring inkomstenbelasting [verdachte 4] , p. 1009 tot en met 1039;
- D-5092, nadeelberekening inkomstenbelasting verdachte [verdachte 4] , p. 1149;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
[verdachte 2] ,
op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2006 tot en met 25 januari 2011, te Apeldoorn en/of Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met andere
(n)rechtsperso
(o
)n
(en)en/of natuurlijk
(e)perso
(o
)n
(en),
althans alleen,(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte
(n
), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
één ofmeer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten behoeve van fiscale eenheid [verdachte 2] ,
[verdachte 6], over de tijdvakken
- januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en/of december 2006 (bijlagen D-5033 en D-5039) en/of
- januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en/of december 2007 (bijlagen D-5034 en D-5039) en/of
- januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en/of december 2008 (bijlagen D-5035 en D-5039) en/of
- januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en/of december 2009 (bijlagen D-5036 en D-5039) en/of
- januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en/of december 2010 (bijlagen D-5007 t/m D-5018 en D-5039)
onjuist of onvolledig
heeft/hebben gedaan bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst Randmeren, kantoor Lelystad en/of Almere,
althans de Belastingdienst in Nederland,terwijl
die/dat feit
(en)er (telkens) toe strekte
(n)dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de
aangifte
(n
)(telkens) een te laag en/of onjuist bedrag aan omzet en/of (telkens) een te laag en/of onjuist bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit
(en)verdachte,
al dan niettezamen met een ander
of anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging
(en
)verdachte,
al dan niettezamen met een ander
of anderen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[verdachte 3] ,
op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2006 tot en met 21 april 2011, te Apeldoorn en/of Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met andere
(n)rechtsperso
(o
)n
(en)en/of natuurlijk
(e)perso
(o
)n
(en),
althans alleen,(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte
(n
), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
één ofmeer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting, over de jaren
- 2006 ( bijlagen D-5019 en D-5041) en/of
- 2007 ( bijlagen D-5020 en D-5041) en/of
- 2008 ( bijlagen D-5021 en D-5041) en/of
- 2009 ( bijlagen D-5022 en D-5041)
onjuist of onvolledig
heeft/hebben gedaan bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst Randmeren, kantoor Lelystad en/of Almere,
althans de Belastingdienst in Nederland,terwijl
die/dat feit
(en)er (telkens) toe strekte
(n)dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de
aangifte
(n
)(telkens) een te laag belastbaar bedrag,
althans (telkens) een te laag bedrag aan vennootschapsbelastingen/of een onjuist en/of te laag bedrag aan netto omzet
en/of een te laag bedrag aan lonen en salarissen opgegeven,tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit
(en)verdachte,
al dan niettezamen met een ander
of anderen,(telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte,
al dan niettezamen met een
ander
of anderen,(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
[verdachte 2] ,
op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2006 tot en met 21 mei 2012, te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met andere
(n)rechtsperso
(o
)n
(en)en/of natuurlijk
(e)perso
(o
)n
(en),
althans alleen,als administratieplichtige
(n
)die ingevolge de Belastingwet, te weten artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, verplicht
was/waren tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, (telkens) een zodanige administratie niet
heeft/hebben gevoerd en/of doen voeren, immers hebben zij en/of haar
/hunmededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk onjuiste en/of onvolledige (te lage) omzetgegevens in de administratie van verdachte opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen
en/of omzetten door middel van (onterechte) retourboekingen uit de administratie verwijderd, terwijl dat
/diefeit
(en
)(telkens) ertoe strekte
(n
)dat te weinig belasting wordt geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit
(en)verdachte,
al dan niettezamen met een ander
of anderen,
(telkens) opdracht heeft gegeven, dan welaan welke verboden gedraging(en) verdachte,
al dan niettezamen met een ander
of anderen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
4.
hij op
één ofmeer tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 18 november 2011, te Apeldoorn en/of Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met andere
(n)rechtsperso
(o)n
(en
)en/of natuurlijk
(e)perso
(o
)n
(en),
althans alleen,(telkens) opzettelijk
(een)bij de belastingwet voorziene aangifte
(n
), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
één ofmeer(dere) aangifte
(n
)voor de inkomstenbelasting, over de jaren
- 2006 ( bijlagen D-5043 en D-5080) en/of
- 2007 ( bijlagen D-5044 en D-5080) en/of
- 2008 ( bijlagen D-5045 en D-5080) en/of
- 2009 ( bijlagen D-5046 en D-5080) en/of
- 2010 ( bijlagen D-5047 en D-5080)
onjuist of onvolledig heeft
/hebbengedaan bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst Randmeren, kantoor Lelystad en/of Almere,
althans de Belastingdienst in Nederland,terwijl
die/dat feit
(en)er (telkens) toe strekte
(n)dat te weinig belasting
wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de
aangifte
(n
)(telkens)
een onjuist en/of te lage opgave(n) gedaan van loon uit tegenwoordige arbeid en/of een onjuiste en/of te lage opgave
(n
)werd gedaan van inkomsten en/of winst uit
onderneming,
althans een onjuiste en/of te lage opgave(n) werd gedaan van privé onttrekkingen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven of feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen te voeren, een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf gedurende 80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen, dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie een geldboete geëist van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn strafeis rekening gehouden met onder andere de blanco Justitiële documentatie van verdachte, de media-aandacht die de zaak heeft gekregen en het tijdverloop. Daarnaast heeft de officier van justitie nog rekening gehouden met de omstandigheid dat het bij de zaak van verdachte, in vergelijking met de andere aan de rechtbank voorgelegde zaken binnen hetzelfde onderzoek, gaat om de geringste onttrekking, is de fraude na 2010 geheel is opgehouden en is met de Belastingdienst volledig afgerekend.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om met de volgende omstandigheden rekening te houden. De feiten zouden zijn gepleegd in de periode van 2006 tot en met 2010, waarnaar in mei 2012 onderzoek is gedaan. De navorderingsaanslagen van de Belastingdienst zijn inmiddels betaald. Door de media-aandacht en de vrees voor de komende media-aandacht, is verdachte al gestraft zelfs voordat hij is veroordeeld. Ook dient de overschrijding van de redelijke termijn te worden gecompenseerd. Ten slotte is onrechtmatig gebruik gemaakt van controlebevoegdheden uit de AWR in opdracht van het Openbaar Ministerie. Deze schade dient te worden gecompenseerd bij de eventueel op te leggen straf hetzij door minder, hetzij door in het geheel geen straf op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 14 oktober 2016.
Verdachte heeft zich op meerdere tijdstippen in de periode van 2006 tot en met 2010 als natuurlijk persoon en als aandeelhouder van de [verdachte 2] (vanuit welke hoedanigheid hij feitelijk leiding gaf aan die besloten vennootschap) schuldig gemaakt aan fiscale fraude. Deze fraude bestond uit het doen van onjuiste aangiften van omzet- en vennootschapsbelasting, het hebben van een onjuiste administratie en het doen van onjuiste aangiften van inkomstenbelasting.
Verdachte en zijn broer hebben aanzienlijke geldbedragen uit de kassa gehaald die buiten de administratie zijn gebleven en dus aan het zicht van de Belastingdienst zijn onttrokken. Delen van deze geldbedragen zijn onbelast in de zakken van verdachte en zijn broers terecht gekomen, als bonus, waarvan ook verdachte heeft geprofiteerd.
Als gevolg van deze door verdachte gepleegde strafbare feiten is de Staat der Nederlanden voor een aanzienlijk bedrag benadeeld. Zoals blijkt uit de door de Belastingdienst opgestelde nadeelberekeningen omzetbelasting en vennootschapsbelasting gaat het om een bedrag van bijna € 170.000,-. Belastingen geïnd onder meer via het systeem van inkomsten-, omzet- en vennootschapsbelasting, dragen in belangrijke mate bij aan de financiering van de kosten die inherent zijn aan een samenleving als de Nederlandse. Het is verdachte te verwijten dat hij zich hieraan deels heeft trachten te onttrekken.
Bij het bepalen van de strafmaat en – duur, zijn de volgende omstandigheden in aanmerking genomen.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 oktober 2016, waaruit naar voren is gekomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte eveneens rekening met de omstandigheid dat het onderzoek door de Belastingdienst veel media aandacht heeft gehad, die ook voor verdachte negatieve gevolgen zal hebben gehad. Daarnaast houdt de rechtbank ook rekening met het overschrijden van de redelijke termijn in deze procedure.
De rechtbank heeft voorts vast gesteld dat in het voorbereidend onderzoek voorschriften zijn geschonden waardoor het onderzoek door de Belastingdienst heeft plaatsgevonden op grond van het gestelde in de AWR in plaats van artikel 126 nd van het Wetboek van Strafvordering. Naar oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van normschending. Omdat het openbaar ministerie via de weg van artikel 126 nd van het Wetboek van Strafvordering ook de verstrekte gegevens zou hebben verkregen, ziet de rechtbank niet in hoeverre verdachte door deze gang van zaken nadeel heeft ondervonden. Zij zal het dan ook laten bij de vaststelling dat het openbaar ministerie hier een norm heeft geschonden.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte al met de belastingdienst heeft afgerekend. Verder houdt zij er rekening mee dat het totaal aan onttrekkingen over de jaren 2006 en 2007 dicht tegen de grens ligt van de zaken die buiten rechte zijn afgedaan. Om die reden zal zij verdachte, anders dan de officier van justitie heeft geëist, geen geldboete opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 51, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 52, 68 en 69 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter] (voorzitter), mr. [rechter 1] en mr. [rechter 2] , rechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Zwolle, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 49810, opgemaakt op 18 december 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.D-5000, p. 450 tot en met 452.
3.D-5001, p. 453.
4.D-5019 tot en met D-5022, aangiften vennootschapsbelasting [verdachte 3] 2006 tot en met 2009, p. 478 tot en met 570, D-5041, ambtsedige verklaring vennootschapsbelasting [verdachte 6] Holding, p. 775 tot en met 864 alsmede D-5095, nadeelberekening vennootschapsbelasting, p. 1152.
5.D-5007 tot en met 5018, aangiften omzetbelasting [verdachte 6] Supermarkt januari 2010 tot en met december 2010, p. 466 tot en met 477, D-5033 tot en met D-5036, jaaroverzicht omzetbelasting [verdachte 6] Supermarkt 2006 tot en met 2009, p. 612 tot en met 619, D-5039, ambtsedige verklaring omzetbelasting [verdachte 6] Supermarkt, p. 670 tot en met 747 alsmede D-5091, nadeelberekening omzetbelasting, p. 1148.
6.Het overzichtsproces-verbaal [verdachte 6] , opgemaakt door de Belastingdienst/FIOD, p. 49.
7.Het proces-verbaal van verhoor van een verdachte, [medeverdachte 1] , V52-001, p. 271.
8.Het proces-verbaal van verhoor van een verdachte, [medeverdachte 1] , V52-001, p. 272.
9.Het proces-verbaal van verhoor van een verdachte, [medeverdachte 1] , V52-004, p. 284.
10.Het proces-verbaal van verhoor van een verdachte, [medeverdachte 1] , V52-003, p. 280.
11.Het proces-verbaal van verhoor van een verdachte, [verdachte 4] , V54-001, p. 313.
12.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2016.