In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 3.530. Eiser had zonnepanelen geplaatst op zijn woning met kantoorruimte en had de omzetbelasting op de aanschaf van deze zonnepanelen als voorbelasting in aftrek gebracht. De rechtbank moest beoordelen of de zonnepanelen als roerende of onroerende zaken moesten worden gekwalificeerd en of het zakelijk gebruik van de woning door de plaatsing van de zonnepanelen was toegenomen.
Eiser stelde dat de zonnepanelen onlosmakelijk met de woning waren verbonden en dat zij daardoor onroerend waren geworden. De rechtbank oordeelde echter dat de zonnepanelen relatief eenvoudig te demonteren en te verplaatsen waren, waardoor zij als roerende goederen moesten worden aangemerkt. Dit had gevolgen voor de kwalificatie van het zakelijk gebruik van de woning. De rechtbank concludeerde dat het zakelijk gebruik niet hoger kon worden vastgesteld dan de eerder afgesproken 22,32% en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.
De rechtbank verwierp het standpunt van eiser dat het zakelijk gebruik door de plaatsing van de zonnepanelen was toegenomen naar 33%, omdat dit percentage alleen betrekking had op geïntegreerde zonnepanelen en niet op de situatie van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.