ECLI:NL:RBGEL:2016:6354

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
23 november 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2459
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen nadere eis en overgangsrecht in bestuursrechtelijke handhaving van horeca-inrichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 november 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eisers, wonende te [woonplaats], en verweerder, betreffende een handhavingsverzoek tegen de overlast van een terras van een pizzeria, geëxploiteerd door de derde-partij, v.o.f. [belanghebbende]. Eisers hebben in 2014 verzocht om handhavend op te treden tegen de derde-partij vanwege geluidsoverlast van het terras. Verweerder heeft dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar later het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak van 5 november 2015 geoordeeld dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar van eisers moest nemen, waarbij ook het verzoek om maatwerkvoorschriften aan de derde-partij moest worden behandeld.

In het bestreden besluit van 10 maart 2016 heeft verweerder het verzoek om maatwerkvoorschriften afgewezen, wat heeft geleid tot het beroep van eisers. Tijdens de zitting op 22 september 2016 zijn eisers, bijgestaan door een deskundige, en vertegenwoordigers van verweerder en de derde-partij verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat de nadere eis die in 1996 was opgelegd, niet onder het overgangsrecht van het nieuwe Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen valt en derhalve is vervallen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen maatwerkvoorschriften op te leggen, omdat de derde-partij voldoet aan de geluidsnormen en alle best beschikbare technieken toepast. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/2459

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser 1],

[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4], allen wonende te [woonplaats], eisers,
en
[verweerder]te [plaats], verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende], te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen de overlast van het terras van de derde-partij gedeeltelijk toegewezen.
Bij besluit van 18 mei 2015 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 november 2015, zaaknummer 15/3706, heeft de rechtbank het beroep van eisers gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen 3 maanden na de verzenddatum van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen waarin ook wordt beslist op het verzoek van eisers tot het opleggen van maatwerkvoorschriften aan de derde-partij.
Bij besluit van 10 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder, uitvoering gevend aan die uitspraak, het bezwaar van eisers ongegrond verklaard voor zover het betreft het verzoek om handhavend op te treden, het bezwaar gegrond verklaard voor zover het betreft het verzoek tot het stellen van maatwerkvoorschriften, het verzoek tot het stellen van maatwerkvoorschriften afgewezen en het primaire besluit met deze aanvulling in stand gelaten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2016. Namens eisers zijn [eiser 1], [eiser 4] en [eiser 2] verschenen, bijgestaan door ing. H. Landeweerd. Namens verweerder zijn H.P.T. Nas en ing. De Boer verschenen.
Namens de derde-partij zijn [belanghebbende] en [belanghebbende] verschenen.

Overwegingen

1. Eisers hebben verweerder bij brief van 9 april 2014 verzocht om handhavend op te treden tegen de derde-partij, v.o.f. [belanghebbende], die een pizzeria exploiteert aan [adres] te [woonplaats]. In het handhavingsverzoek is vermeld dat eisers in de zomer van 2013 overlast hebben ondervonden van het terras dat gelegen is achter de pizzeria. Met het verzoek wilden eisers geluidsoverlast in 2014 voorkomen en bereiken dat hun woongenot werd gegarandeerd.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om handhaving toegewezen. In het besluit is daartoe overwogen dat het terras, waarvoor geen melding was ingediend op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit), in de zomer van 2013 in gebruik was geweest en dat de exploitant van de pizzeria voornemens was om het terras ook in 2014 open te stellen. Bij het besluit van 2 februari 2015 is vervolgens aan de derde-partij een last onder dwangsom opgelegd. In dat besluit is overwogen dat de derde-partij in strijd handelde met het bepaalde in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit, dat voorschrijft dat van de ingebruikname van het terras, als een verandering van de inrichting, melding moet worden gedaan. Verweerder heeft de derde-partij gelast om de overtreding te beëindigen door geen terras te plaatsen dan wel door een melding te doen op grond van het Activiteitenbesluit.
3. In de uitspraak van de rechtbank van 5 november 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder heeft verzuimd een besluit te nemen op het verzoek van eisers om maatwerkvoorschriften vast te stellen en dat verweerder in zoverre een nieuw besluit op het bezwaar van eisers moet nemen.
4. Verweerder heeft vervolgens bij het bestreden besluit het verzoek van eisers om maatwerkvoorschriften aan de derde-partij te stellen, afgewezen. Tussen partijen is in geschil of verweerder dat verzoek in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.
5. Eisers betogen in de eerste plaats dat de derde-partij het achterterras niet in gebruik mag nemen. Eisers verwijzen daartoe naar de in het besluit van verweerder van 7 mei 1996 opgelegde nadere eis waarin gelet op het bepaalde in artikel 2.13 van het Besluit horecabedrijven milieubeheer aan de toenmalige eigenaar van het restaurant is voorgeschreven: “Het binnenterrein, dat is aangegeven op de bij het besluit behorende, en als zodanig gewaarmerkte plattegrond, mag niet als terras in gebruik worden genomen”. Dit verbod geldt ook thans nog, aldus eisers.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de nadere eis op 7 mei 1996 krachtens het Besluit horecabedrijven milieubeheer heeft opgelegd.
Op 1 oktober 1998 is het Besluit horecabedrijven milieubeheer vervallen en is het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen (hierna: het Besluit) in werking getreden.
Op grond van artikel 7, tweede lid, van het Besluit – zoals dat luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang – blijven de nadere eisen die onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit besluit golden krachtens het Besluit horecabedrijven milieubeheer, gelden als nadere eis, bedoeld in artikel 5, na het tijdstip van de inwerkingtreding van dit Besluit, mits het voorschrift betrekking heeft op een onderwerp dat is genoemd in artikel 5, eerste lid.
Op grond van artikel 5, eerste lid, onder a, van het Besluit, kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen met betrekking tot de in de bijlage opgenomen voorschriften ten aanzien van geluid, (...), voor zover dat in hoofdstuk 4 van die bijlage is aangegeven (...).
Op grond van artikel 4.1.4 van de bijlage bij het Besluit kan het bevoegd gezag, teneinde te bereiken dat aan de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.6, 1.1.7, 1.1.10, 3.4.2, 4.1.1 of 4.1.3 wordt voldaan, een nadere eis stellen ten aanzien van:
(...);
b. de periode van openstelling van de gehele inrichting, een terras, een parkeerterrein of een ander gedeelte van de inrichting;
(...);
d. het in acht nemen van gedragsregels die binnen de inrichting in acht moeten worden genomen, waaronder regels ten aanzien van aan- en afrijdend verkeer en komende en gaande bezoekers.
5.2.
Op grond van deze artikelen is de rechtbank van oordeel dat de gestelde nadere eis niet onder het overgangsrecht van artikel 7, tweede lid, van het Besluit valt en derhalve reeds is komen te vervallen met de inwerkingtreding van het Besluit op 1 oktober 1998. De nadere eis van 7 mei 1996 heeft naar het oordeel van de rechtbank geen betrekking op een onderwerp dat is genoemd in artikel 5, eerste lid, in samenhang met artikel 4.1.4. Immers, een verbod om een terras open te stellen kan niet op één lijn worden gesteld met voorschriften die zien op de periode van openstelling daarvan als bedoeld in artikel 4.1.4, onder b. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van gedragsregels als bedoeld in artikel 4.1.4, onder d. De beroepsgrond faalt.
6. Eisers betogen voorts dat verweerder maatwerkvoorschriften had moeten stellen aan de derde-partij die aansluiten bij het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Daarbij had verweerder de belangen van eisers bij een goed woon- en leefklimaat moeten meewegen en alternatieve locaties voor het terras moeten betrekken, aldus eisers.
6.1.
Ingevolge artikel 2.20, eerste lid, van het Activiteitenbesluit kan, in afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, (...), het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax)vaststellen.
Verweerder komt beleidsvrijheid toe bij de beantwoording van de vraag of het gebruik zal maken van de bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen en dient daarbij een belangenafweging te maken.
6.2.
Naar aanleiding van de opgelegde last onder dwangsom heeft de derde-partij op
4 februari 2015 en 9 juli 2015 meldingen op grond van het Activiteitenbesluit ingediend. Deze meldingen zijn door verweerder op 30 maart 2015 en 4 augustus 2015 geaccepteerd. Wensink akoestiek en milieu heeft in opdracht van de derde-partij, ten behoeve van die meldingen, onderzoek gedaan naar de geluidsuitstraling naar de omgeving van het terrasgebruik aan de achterzijde van de pizzeria. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 28 februari 2015. In het rapport wordt geconcludeerd dat, indien aanvullende geluidmaatregelen worden getroffen, de geluidsuitstraling voldoet aan de normstelling in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Gelet op deze conclusie heeft de derde-partij ervoor gekozen om als akoestische maatregel een scherm van mv+3250 mm met een haakse afbuiging aan te brengen.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat eisers onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren hebben gebracht voor het oordeel dat het rapport ondeugdelijk is. Zonder nadere onderbouwing bestaat geen grond dat het rapport onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat daaraan anderszins zodanige gebreken kleven dat van de inhoud hiervan niet mocht worden uitgegaan. Eisers hebben hun betoog op dit punt ook niet onderbouwd met een contra-expertise. In zoverre faalt het betoog.
6.4
Uitgaande van de conclusies in het rapport, voldoet de inrichting, wanneer de akoestische maatregel wordt uitgevoerd, aan de normstelling in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, niettemin aanleiding had moeten zien een maatwerkvoorschrift vast te stellen dat aansluit bij het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Verweerder heeft ter zitting de door hem gemaakte belangafweging nader toegelicht. Doordat aan de normstelling voldaan wordt, is het volgens verweerder niet aannemelijk dat de derde-partij onaanvaardbare overlast voor eisers zal veroorzaken. Daarnaast gebruikt de derde-partij alle best beschikbare technieken. Indien aan de derde-partij maatwerkvoorschriften zouden worden opgelegd, waarmee een lager geluidsniveau wordt voorgeschreven, betekent dat dat zij in haar bedrijfsvoering wordt beperkt. Daarnaast is aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor de hiervoor genoemde akoestische maatregel, aldus verweerder. Op grond hiervan heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het opleggen van maatwerkvoorschriften niet noodzakelijk is.
Mocht na ingebruikname van het terras overigens blijken dat – naar eisers verwachten – niet aan de geluidvoorschriften kan worden voldaan, dan staat het eisers vrij verweerder te vragen handhavend op te treden.
In dat verband wijst de rechtbank er nog op dat verweerder bij de boordeling niet heeft hoeven kijken naar een alternatieve locatie voor het achterterras, zoals door eisers gewenst, ook al omdat verweerder uit heeft te gaan van de geaccepteerde melding van de derde-partij voor de ingebruikname van het achterterras. Ook in zoverre faalt het beroep.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, rechter, in tegenwoordigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.