Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 29 juni 2016
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 24 oktober 2016.
2.De feiten
€ 39.025,-- bij volledige arbeidsongeschiktheid. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt dit bedrag procentueel verlaagd, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid.
(hierna: de algemene voorwaarden).
“(…)Artikel 5(…)1 De verzekerde is verplicht:(…)d de verzekeraar alle inlichtingen en in alle stukken inzage te verstrekken die de verzekeraar van belang acht voor de beoordeling van het recht op en de omvang van de uitkeringen;
Tegenover [naam 2] heeft [eiser] aangegeven dat motorrijden nog wel mogelijk was.
24 augustus 2010 aan [eiser] op die basis een uitkering van 40% van de verzekerde som verstrekt.
22 oktober 2010 aan de [naam 1] gevraagd of [eiser] in 2009 op de motor heeft deelgenomen aan de rally Parijs-Dakar.
[naam 1] heeft ontkend dat [eiser] aan deze rally heeft deelgenomen. Achmea heeft de uitkeringen aan [eiser] gecontinueerd.
24 november 2014 een gesprek gevoerd met [eiser] .
Achmea heeft de inhoud van dit gesprek bevestigd bij brief van 8 december 2014 (productie 6 van [eiser] ). In deze brief komen onder meer de navolgende passages voor:
“(…)Medische situatie
“(…)Ontstaan vermoeden van fraude
€ 111.130,20. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende posten:
- de aan [eiser] vanaf 24 augustus 2010 verstrekte uitkeringen ad in totaal € 79.410,80;
- de aan [eiser] verleende premievrijstelling ad in totaal € 9.428,33
- de door Achmea gemaakte onderzoekskosten ad in totaal € 21.354,13
a. voor recht zal verklaren dat Achmea geen succesvol beroep toekomt op artikel 7:941 BW,
€ 2.500,-- voor iedere dag dat Achmea dit gebod niet nakomt, zulks tot een maximum van
€ 100.000,--, althans tot betaling van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Achmea dit gebod niet nakomt,
4.Het verweer in conventie
5.De vordering in reconventie
€ 109.306,03 (€ 111.130,20 minus € 1.452,-- en minus € 372,17), te vermeerderen met de wettelijke rente over de ten onrechte ontvangen uitkeringen, ten onrechte verleende premievrijstelling, onderzoekskosten en medische en arbeidsdeskundige kosten op de wijze zoals gesteld en gespecificeerd onder de punten 60, 61 en 62, althans de wettelijke rente over voormelde posten vanaf 1 juni 2016 tot aan de dag der algehele betaling, een en ander met veroordeling van Achmea in de kosten van deze procedure (vermeerderd met wettelijke rente) alsmede in de nakosten.
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling in conventie en in reconventie
De Hoge Raad overweegt in r.o. 3.3.3.:
“Mede gelet op de tussen de art. 7:928 BW en 7:930 BW bestaande samenhang dient onder opzet tot misleiding in de zin van art. 7:930 lid 5 BW te worden verstaan dat de verzekeringnemer feiten of omstandigheden niet aan de verzekeraar heeft medegedeeld die hij kent of behoort te kennen en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen, terwijl de verzekeringnemer aldus heeft gehandeld met de bedoeling de verzekeraar ertoe te bewegen een overeenkomst aan te gaan die hij anders niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten.”
Voorop wordt gesteld dat [eiser] in januari 2009 met de motor heeft deelgenomen aan de rally Parijs-Dakar. Dit is ruim anderhalf jaar vóór het onderzoek door [naam 2] , dat in oktober 2010 heeft plaatsgevonden. [naam 2] heeft derhalve [eiser] destijds gezien in de toestand waarin [eiser] zich toen met dit verleden (deelname aan de rally) bevond. Die situatie is beslissend. Achmea heeft immers niet gesteld dat [eiser] , door deelname in 2009 aan de rally per motor, niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht en dat [eiser] welbewust zijn deelname aan de rally in 2009 niet heeft vermeld om te voorkomen dat Achmea met een beroep op schending van de schadebeperkingsplicht zijn aanspraak op een uitkering van de hand zou wijzen.
stelt zich op het standpunt dat zijn lichamelijke gesteldheid in 2010 aanzienlijk verslechterde. [eiser] heeft in die toestand het onderzoek door [naam 2] in 2010 ondergaan, zodat de lichamelijke conditie van [eiser] in 2010 beslissend is. Dit betekent dat om die reden al aan voormeld oordeel van [naam 2] niet het gewicht kan worden toegekend dat Achmea daaraan toekent.
Achmea daarnaar zou vragen, te ontkennen dat [eiser] in 2009 op de motor heeft deelgenomen aan voormelde rally.
(productie 3 van [eiser] ) het volgende heeft medegedeeld:
“(…)Motor- of autoracesWij vernamen over deelnames van de heer [eiser] (…) aan de Trans Oriëntale Rally van 2008 en Dakar Rally van 2009. Uw risicomanager de heer [naam 1] heeft telefonisch medegedeeld dat het niet om u (…) zou gaan. Wij vermoeden echter dat het wel degelijk om u gaat. Mocht deze aanname niet juist zijn, horen wij dit uiteraard graag van u.
“Bij het navigeren in de truck wordt de heup niet buitensporig belast, je zit in de gordels muurvast, bedient de knoppen en doet de berekeningen om het juiste spoor te vinden. Hoe vaak moet je op zo’n dag uit en in de truck klimmen? Volgens mij beslist aanvaardbaar.”Een en ander is door Achmea niet weersproken. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat [eiser] had behoren te begrijpen dat hij Achmea eigener beweging op de hoogte had moeten stellen van zijn voornemen om in 2013 als bijrijder in een vrachtauto te gaan deelnemen aan de rally Parijs-Dakar en dat [eiser] door dit niet te doen Achmea opzettelijk heeft misleid.
“Na 2009 hebt u niet meer meegedaan (…)”diende te rectificeren.
Voor de aanname van Achmea dat [eiser] geheel dan wel gedeeltelijk is hersteld, bieden de stellingen van Achmea noch de gedingstukken voldoende aanknopingspunten, zodat ook in dit opzicht niet gezegd kan worden dat [eiser] welbewust voor Achmea relevante informatie heeft achtergehouden met het oogmerk om hem aanspraken te verlenen die hem rechtens niet toekomen.
Die vraag speelt in de onderhavige procedure niet en de verwijzing naar bedoeld arrest kan Achmea dan ook niet baten.
[eiser] heeft voldoende belang bij het opleggen van een dwangsom. Er bestaat echter aanleiding om de dwangsom te matigen en te maximeren als na te melden.
in conventie voorts7.22. Achmea zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Overigens staat de mogelijkheid voor Achmea nog steeds open - zoals ter comparitie is besproken - om [eiser] opnieuw te laten onderzoeken om te kunnen beoordelen of het huidige arbeidsongeschiktheidspercentage nog actueel is.