ECLI:NL:RBGEL:2016:6717

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
14 december 2016
Zaaknummer
05/720266-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw wegens brandstichting met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht

Op 14 december 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige vrouw uit Arnhem, die werd beschuldigd van brandstichting. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf omvatten een meldplicht, een klinische behandeling, een ambulante behandeling en verblijf bij een werk- en 24-uurs woonvoorziening. De zaak kwam voort uit een incident op 28 augustus 2016, waarbij de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in haar woning, wat leidde tot gemeen gevaar voor de aanwezige goederen en levensgevaar voor omwonenden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar verslaving en psychische problemen, strafbaar was, maar dat er aanleiding was om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar verslaving aan cocaïne en alcohol, en haar psychische problemen, zoals een posttraumatische stressstoornis en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gematigd en bijzondere voorwaarden opgelegd om de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720266-16
Datum uitspraak : 14 december 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Overijssel, PIV Zwolle, te Zwolle.
raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 28 augustus 2016 te Arnhem opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [adres] , immers heeft verdachte toen aldaar in de woonkamer en/of slaapkamer en/of gang van die woning opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht met (een) (chemische) stof(fen), die was/waren uitgegoten op een of meer kledingstuk(ken), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de voorgevel en/of kozijn(en) en/of (gestoffeerde) vloer(en) en/of deur(en) en/of wand(en) en/of matras(sen) en/of fauteuil(s) en/of overig meubilair was/waren gesmolten en/of verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor in die woning aanwezige goederen en/of inventaris en/of die woning en/of de bovenwoning en/of de daarin aanwezige goederen en/of inventaris en/of een of meer andere belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de
nabijheid van die woning en/of in die bovenwoning en/of in een of meer andere belendende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens Volkshuisvesting Arnhem, p. 23 e.v.;
- het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 28 augustus 2016, p. 34 e.v.;
- het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 30 augustus 2016, p. 49 e.v.;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 november 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks28 augustus 2016 te Arnhem opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [adres] , immers heeft verdachte toen aldaar in de woonkamer en
/ofslaapkamer en
/ofgang van die woning opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht met
(een
) (chemische
)stof
(fen), die was
/warenuitgegoten op
een ofmeer kledingstuk
(ken
), althans met (een) brandbare stof(fen),ten gevolge waarvan de voorgevel en
/ofkozijn
(en
)en
/of(gestoffeerde) vloer
(en
)en
/ofdeur
(en
)en
/ofwand
(en
)en
/ofmatras
(sen
)en
/offauteuil
(s
)en
/ofoverig meubilair
was/waren gesmolten en/of verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor in die woning aanwezige goederen en
/ofinventaris en
/ofdie woning en
/ofde bovenwoning en
/ofde daarin aanwezige goederen en
/ofinventaris en
/ofeen of meer andere belendende woning(en),
in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/oflevensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de
nabijheid van die woning en
/ofin die bovenwoning en
/ofin een of meer andere belendende woning(en) bevindende perso(o)n(en),
in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: een klinische behandeling in Victas FVK Basal, een ambulante behandeling en een meldplicht, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De eis van de officier van justitie doet geen recht aan deze omstandigheden. De raadsman van verdachte verzoekt dan ook om aan te sluiten bij het advies van de reclassering en de psycholoog. Daarnaast vraagt de raadsman van verdachte rekening te houden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Verdachte wil behandeld worden en de klinische behandeling zal negen tot twaalf maanden duren. Vervolgens zal verdachte ambulant behandeld moeten worden. Dat is zowel in het belang van verdachte als in het belang van de maatschappij. De raadsman van verdachte bepleit een gevangenisstraf gelijk aan de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, inclusief de overbruggingsperiode, zoals door de reclassering is geadviseerd. Het restant gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist, zou dan voorwaardelijk kunnen worden opgelegd met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals door de reclassering is geadviseerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 4 oktober 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 28 november 2016;
- een psychologisch onderzoek, Pro Justitia, van [naam] , GZ-psycholoog, gedateerd
17 november 2016.
Verdachte heeft zich op een zondag – vroeg in de ochtend – schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting in haar woning, betreffende een tussen- en benedenwoning. Verdachte heeft daarmee een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan waarbij schade is toegebracht aan haar woning. Ook was er gevaar voor (de bewoners van) de belendende woningen, met name de bovenwoning. In de bovenwoning lag de bovenbuurman van verdachte te slapen. Hij is tijdig door buurtbewoners gewaarschuwd. De brandweer kon net op tijd voorkomen dat de brand oversloeg naar de bovenwoning, aldus een bevelvoerder van de brandweer.
Brandstichting geldt als een zeer ernstig strafbaar feit, in het bijzonder indien, zoals in het onderhavige geval, brand wordt gesticht in een tussen- en benedenwoning en bovendien op een vroege zondagochtend. De meeste bewoners zijn dan immers thuis. Brandstichting leidt tot ernstige gevoelens van angst en onveiligheid voor omwonenden en de omgeving van het betreffende pand. Daarnaast dwingt het hulpverleners (de brandweer) tot het nemen van soms zeer grote risico’s om levens te reden of ten minste te onderzoeken of er levens gevaar lopen. Verdachte mag van geluk spreken dat de bovenbuurman tijdig is gealarmeerd. Dat deze gebeurtenis een relatief goede afloop heeft gekend, is een omstandigheid die niet is te danken aan verdachte, immers heeft verdachte niet zelf de brandweer gebeld. Een ernstig feit als het onderhavige rechtvaardigt een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van 4 oktober 2016 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet recentelijk is aanraking is gekomen met politie en justitie.
Volgens de psycholoog lijdt verdachte aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een verslaving aan cocaïne en alcohol en een post traumatische stress stoornis. Voorts is volgens de psycholoog sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met borderline trekken. De genoemde stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Verdachte had een duidelijk beperkte controle over haar gedrag. Daarbij wordt opgemerkt dat het overmatig middelengebruik ook heeft bijgedragen aan dit controleverlies. Geconcludeerd wordt dat het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte, naast forse middelenproblematiek, forse schulden heeft. Verdachte is gemotiveerd zich te laten behandelen, en staat niet afwijzend tegenover een klinisch opname. Wanneer er geen behandeling plaatsvindt, wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (gedeeltelijk) voorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden: een meldingsgebod, een klinische behandeling bij Victas FVK Basel, opname in een instelling voor begeleid wonen, een behandel verplichting bij een forensische polikliniek en een contactverbod.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hiervoor geschetst, en de verminderde toerekeningsvatbaarheid, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en hieraan bijzondere voorwaarden te verbinden. Nu met name de klinische behandeling, gevolgd door een ambulante behandeling een geruime periode in beslag zal nemen, ziet de rechtbank aanleiding om de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te matigen, en ook om een proeftijd van langere duur dan door de officier van justitie geëist is, op te leggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 12 (twaalf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich op uitnodiging van de reclassering zal melden bij de reclassering en gedurende de proeftijd zal blijven melden bij de reclassering, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht en zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als haar behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen en behandelen in Victas FVK Basal, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek, zulks ter beoordeling van de reclassering, teneinde zich te laten behandelen voor de psychiatrische problematiek van veroordeelde, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling/deskundige aan te geven, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de zorginstelling/deskundige zullen worden gegeven, ook als dit inhoud meewerken aan een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd zal verblijven bij een werk- en 24-uurs woonvoorziening voor (jong)volwassenen, mensen met een licht verstandelijke beperking, mits de reclassering dit nodig acht en voor zolang de reclassering dit nodig acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Welbergen (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. H.G. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2016423975, gesloten op 21 september 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.