ECLI:NL:RBGEL:2016:6746

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
310140
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatieverplichting van obligatiefonds jegens stichting van obligatiehouders in kort geding

In deze zaak, die op 11 november 2016 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de informatieverplichting van het Rijnvast Obligatiefonds Duitsland I B.V. tegenover de Stichting Obligatiehouders Rijnvast centraal. De stichting, die de belangen van de obligatiehouders behartigt, heeft in kort geding vorderingen ingesteld tegen Rijnvast. De stichting stelt dat Rijnvast tekortschiet in haar verplichtingen om informatie te verstrekken, wat de stichting belemmert in haar taken. De stichting vordert onder andere de toezending van de door een registeraccountant gecontroleerde jaarrekening over 2015, een taxatierapport en een geactualiseerd register van obligatiehouders. De rechtbank oordeelt dat de stichting ontvankelijk is in haar vorderingen en dat Rijnvast verplicht is om de gevraagde documenten binnen twee dagen te verstrekken. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor elke dag dat Rijnvast in gebreke blijft. In reconventie vordert Rijnvast betaling van een bedrag van € 25.125,00 van de stichting, maar deze vordering wordt afgewezen. De rechtbank legt de proceskosten ten laste van Rijnvast, die als grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/310140 / KG ZA 16-490
Vonnis in kort geding van 11 november 2016
in de zaak van
de stichting
STICHTING OBLIGATIEHOUDERS RIJNVAST,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. S.J.B. Drijber te Velp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIJNVAST OBLIGATIEFONDS DUITSLAND I B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.J.A. Plattel te Arnhem.
Partijen zullen hierna de stichting en RijnVast genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 oktober 2016
  • de brieven van 2 en 3 november 2016 met aanvullende producties van de stichting
  • de e-mails van 2 en 3 november 2016 met producties van RijnVast
  • de eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling van 4 november 2016
  • de pleitnota van de stichting
  • de pleitnota van RijnVast.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
RijnVast houdt zich onder meer bezig met het beleggen van vermogen in en het exploiteren van twee in Duitsland, namelijk in Düsseldorf en in Hückelhoven, gelegen onroerende zaken. Deze onroerende zaken zijn gefinancierd door middel van een bancair krediet en door middel van een obligatielening van € 2.100.000,00, verdeeld over 420 obligaties van elk € 5.000,00. Deze obligaties worden gehouden door 80 particuliere Nederlandse beleggers.
2.2.
De stichting behartigt de gezamenlijke belangen van de obligatiehouders en heeft tevens tot doel het verkrijgen en zo nodig uitwinnen van de ten behoeve van hen gevestigde zekerheidsrechten, te weten twee hypotheken, op de hiervoor genoemde onroerende zaken.
2.3.
De tussen partijen geldende rechten en verplichtingen zijn vastgelegd in een door RijnVast uitgegeven prospectus. Hierin staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
Periodieke Rapportage
(..)
9.1
Jaarrekening
De Directie van de Vennootschap zal binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening publiceren. De jaarrekening wordt gecontroleerd door een gerenommeerd accountantskantoor. (..)
Het jaarverslag wordt beschikbaar gesteld via de website van RijnVast. Desgewenst kan een gedrukt exemplaar worden verkregen. Obligatiehouders ontvangen bericht zodra het jaarverslag beschikbaar is.
(..)
9.2
Halfjaarraportage
Elk halfjaar brengt de Vennootschap verslag uit over de exploitatie van de Objecten, en andere voor het Fonds relevante zaken.
Dit verslag wordt beschikbaar gesteld via een e-mail nieuwsbrief en via de website van RijnVast. Desgewenst kan een gedrukt exemplaar worden verkregen.
(..)
Bijlage 5: Obligatievoorwaarden
(..)Op 17 december 2008 (17-12-2008) is een trustakte verleden (de “Trustakte”) waarin de bepalingen zijn vastgelegd waaronder Stichting Obligatiehouders RijnVast (de “Stichting”) in verband met de uitgifte van de obligatielening groot twee miljoen honderdduizend euro (€2.100.000,-) (..) (de “Obligatielening”), door RijnVast Obligatiefonds Duitsland I B.V. ( de “Emittent”), zal optreden voor en ten behoeve van de houders van de obligaties (de “Obligatiehouders”).
De Obligatiehouders dienen de bepalingen zoals uiteengezet in deze obligatievoorwaarden (de “Obligatievoorwaarden”) te lezen in samenhang met de voorwaarden in de Trustakte. Door inschrijving op de Obligaties aanvaardt de inschrijver expliciet, onvoorwaardelijk en onherroepelijk deze Obligatievoorwaarden, alsmede de daarmee samenhangende bepalingen in de Trustakte.
(..)
5. Administratie van Obligaties; Register
5.1.
De administratie van de Obligaties wordt verzorgd door de Emittent, tenzij en voor zover in de Trustakte of in deze Obligatievoorwaarden anders is bepaald.
5.2
Er wordt door de Emittent een Register bijgehouden waarin de naam, het adres, het relevante bankrekening nummer in Nederland, en het aantal Obligaties met vermelding van de betreffende nummers van de Obligaties van alle Obligatiehouders is opgenomen. In het Register worden tevens opgenomen de namen en de adressen van de pandhouders en vruchtgebruikers van Obligaties, met vermelding van de datum waarop zij het recht hebben verkregen.
5.3
Het Register wordt gehouden door en ten kantore van de Emittent. De Emittent voert in het Register de noodzakelijke wijzigingen door en verricht al hetgeen ter uitvoering van de Trustakte en/of de Obligatievoorwaarden nuttig of noodzakelijk is.
(..)

8.Aflossing

8.1
Tenzij eerder afgelost zoals in dit artikel bepaald, lost de Emittent de Obligaties uiterlijk op 31 december 2018 (..) tegen hun Nominale Waarde te vermeerderen met de opgelopen en onbetaalde Rente en, voor zover beschikbaar de Winstdelende Rente, per Obligatie af.
(..)

13.Stichting; hypotheekrecht

(..)

13.5
De Stichting oefent haar functie uit buiten medewerking of tussenkomst van de Obligatiehouders, treedt voor hen op ten titel van bewindvoering en is verplicht ter vertegenwoordiging van de Obligatiehouders op te komen zo dikwijls zij in die hoedanigheid wordt aangesproken.
(..)

15.Uitoefening van rechten

15.1
Op elk moment, nadat de Obligaties onmiddellijk betaalbaar zijn geworden, kan de Stichting naar haar oordeel en zonder verdere bekendmaking een procedure tegen de Emittent beginnen waarvan de Stichting meent dat deze nodig is om de bepalingen van deze Obligatievoorwaarden af te dwingen. De Stichting kan deze procedure slechts beginnen ofwel op eigen initiatief, mits de vergadering van Obligatiehouders het starten van de procedure vooraf bij een Gekwalificeerd Besluit (als gedefinieerd in artikel 17) heeft goedgekeurd ofwel indien zij hiertoe is verzocht door de vergadering van Obligatiehouders krachtens een Gekwalificeerd Besluit, met uitzondering van de spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 15.4. hierna.
(..)
15.4
In spoedeisende gevallen, zoals reorganisatie, dreigend faillissement of dreigende surséance van betaling van de Emittent, zulks ter beoordeling van de Stichting, zal de
Stichting gerechtigd zijn:
(i) zonder verdere bekendmaking dan wel toestemming van de vergadering van Obligatiehouders een procedure tegen de Emittent te beginnen waarvan de Stichting meent dat (i) deze nodig is om de bepalingen van deze Obligatievoorwaarden af te dwingen en (ii) deze niet kan worden uitgesteld;
(ii) de rechten van Obligatiehouders geheel of gedeeltelijk prijs te geven, te verminderen of te veranderen zonder machtiging daartoe van de vergadering van Obligatiehouders, indien de Stichting van oordeel is dat deze handelingen of verrichtingen niet kunnen worden uitgesteld.
(..)
15.5
De Stichting is gehouden, indien zij de onder artikel 15.4. bedoelde handelingen heeft verricht, binnen een maand daarna een vergadering van Obligatiehouders te houden, waarin de motieven voor het verrichten van deze handelingen worden toegelicht.

16.Vergadering van Obligatiehouders

16.1.
Een vergadering van Obligatiehouders wordt bijeengeroepen en gehouden met inachtneming van dit artikel 16.
16.2.
De vergadering van Obligatiehouders wordt door de Stichting ten minste een (1) keer per jaar en verder zo vaak als door haar nodig wordt geacht bijeengeroepen.
16.3.
De Stichting is verplicht een vergadering van Obligatiehouders bijeen te roepen, indien de Stichting hiertoe een schriftelijk verzoek ontvangt van: (a) de Emittent; of (b) de houders van ten minste twintig procent (20%) van het aantal uitstaande Obligaties.
(..)
16.5.
Wanneer de Stichting verzuimt om binnen een maand nadat zij het verzoek zoals bedoeld in artikel 16.3. heeft ontvangen een vergadering te organiseren, komt dit recht toe aan de Emittent of aan de Obligatiehouders die het verzoek als bedoeld artikel 16.3. hebben ingediend.
(..)
16.7
In naar de mening van de Stichting spoedeisende gevallen, kan de Stichting besluiten de periode van bekendmaking voor het bijeenroepen van een vergadering te verkorten tot minimaal zeven (7) dagen.
(..)

17.Stemmingen

(..)

17.6
In het geval dat de besluiten van de vergadering van Obligatiehouders betrekking hebben op onderwerpen zoals hieronder beschreven, kunnen deze slechts genomen worden met een meerderheid van tweederde (2/3) gedeelte van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin ten minste tweederde (2/3) gedeelte van het totaal aantal uitstaande Obligaties aanwezig of vertegenwoordigd is (“Gekwalificeerd Besluit”).(..)
(..)
Bijlage 6: Trustake
(..)
REGISTER VAN OBLIGATIEHOUDERS
ARTIKEL 2
2.1
De uitgifte van Obligaties geschiedt door inschrijving in het register van Obligatiehouders, dat wordt gehouden door de Emittent overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van de Obligatievoorwaarden (het ‘Register’). De Emittent verstrekt aan de Obligatiehouder een afschrift van zijn inschrijving in het Register, welk afschrift is ondertekend door de Emittent en de Stichting. Van de Obligaties worden geen bewijzen afgegeven.
2.2
De Emittent verstrekt een kopie van het bijgewerkte Register aan de Stichting opdat de Stichting steeds over het meest recente exemplaar van het Register beschikt.
(..)STICHTING
ARTIKEL 8
(..)
8.3
Met uitzondering van het uitbrengen van een stem in vergaderingen van Obligatiehouders, alsmede in eventuele andere gevallen die in deze Trustakte worden genoemd, of die gevallen waarin de Obligatiehouders op basis van regelgeving of jurisprudentie moeten worden geraadpleegd, worden de rechten en belangen van de Obligatiehouders, zowel tegenover de Emittent als tegenover derden (anders dan de Stichting) zonder tussenkomst, medewerking of inspraak met de Obligatiehouders door de Stichting uitgeoefend en behartigd; individuele Obligatiehouders kunnen in de situatie als bedoeld in dit artikel 8.3. niet rechtstreeks optreden.
8.4
Voor het verrichten van andere handelingen dan bedoeld in deze Trustakte behoeft de Stichting de machtiging daartoe van de vergadering van Obligatiehouders, voor welke machtiging een Gekwalificeerd Besluit (als gedefinieerd in artikel 17 van de Obligatievoorwaarden) is vereist.
8.5
De Stichting oefent haar functie uit zonder tussenkomst of medewerking van of ruggespraak met de Obligatiehouders, treedt voor hen op ten titel van bewindvoering en is verplicht ter vertegenwoordiging van de Obligatiehouders op te komen zo dikwijls zij in die hoedanigheid wordt aangesproken.
(..)
8.7
De Stichting zal zich in beginsel voor eigen rekening voorzien van de bijstand van een of meer deskundigen, welke deskundigen niet een zelfde adviserende functie mogen vervullen bij of voor de Emittent of adviseurs van de Emittent. Indien de Stichting door de vergadering van Obligatiehouders wordt verzocht om zich te laten bijstaan door een of meer deskundigen, welk verzoek dient te geschieden krachtens een Gekwalificeerd Besluit
op grond van artikel 17 van de Obligatievoorwaarden, kan de Stichting een beroep doen op artikel 8.9. van deze Trustakte.
(..)
8.9
Indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 8.7, tweede zin, artikel 10.4. of artikel 10.7. van deze Trustakte, zal de Emittent op eerste schriftelijke verzoek van de Stichting daartoe (een ‘Trekkingsverzoek’) tot betaling van een bedrag ter grootte van maximaal vijfentwintig duizend euro (EUR 25000,--) overgaan ter dekking van de kosten die door de Stichting worden gemaakt ter zake bijstand van een of meer deskundigen dan wel het starten van een procedure. Een Trekkingsverzoek dient de reden van trekking te vermelden en het bedrag dat de Stichting wenst op te nemen. De Emittent is verplicht om binnen veertien (14) dagen aan een Trekkingsverzoek te voldoen. Tot zekerheid voor de betaling van het bedrag ter grootte van maximaal vijfentwintig duizend euro(EUR 25.000,--) zal de Emittent uiterlijk op de Stortingsdatum, zoals gedefinieerd in artikel 4.2. van de Obligatievoorwaarden, een bankgarantie laten stellen door een Nederlandse bank.
(..)
8.13
De Emittent zal al die inlichtingen ten aanzien van de Emittent verstrekken aan de Stichting, welke voor de Obligatiehouders van belang kunnen zijn.
(..)”
2.4.
In de artikelen 10.4 (dat verwijst naar 10.6) en 10.7 van de Trustakte staan bepalingen die gelijkluidend zijn aan de artikelen 15.1 (dat verwijst naar 15.4) en 15.4 van de obligatievoorwaarden
2.5.
De stichting heeft in augustus 2015 de volledige bankgarantie van € 25.000,00 getrokken.
2.6.
De stichting heeft bij brieven van 13 juli, 9 augustus, 1 september en 4 oktober 2016 aangedrongen op de medewerking van RijnVast aan het plannen van een vergadering van obligatiehouders en het daarvoor tijdig beschikbaar stellen van de vereiste jaarrekeningen en tussentijdse rapportage.
2.7.
Op 23 september 2016 heeft RijnVast een overeenkomst getekend voor de verkoop van de onroerende zaak in Düsseldorf.
2.8.
RijnVast heeft recent, zonder de stichting daarin te kennen, alle obligatiehouders een voorstel gedaan inhoudende dat RijnVast Beheer B.V. alle obligaties zal overnemen en dat er een rente betaald zal worden van 7,5%, hetgeen neerkomt op uitbetaling van de volledige inzet en een totaal rendement over de volledige periode van ruim 4%. Het hypotheekrecht dat de stichting thans heeft voor de vorderingen van de obligatiehouders op RijnVast moet dan worden prijsgegeven zonder daartegenoverstaande gelijktijdige voldoening van obligatiehouders. De obligatiehouders krijgen een niet door enige zekerheid gedekte vordering op RijnVast Beheer B.V. Een tweederde meerderheid van de obligatiehouders heeft positief op dit voorstel gereageerd.
2.9.
RijnVast heeft de stichting per e-mail van 24 oktober 2016 een bijgewerkte versie van het register van obligatiehouders toegestuurd.
2.10.
Per e-mail van 3 november 2016 heeft RijnVast de stichting verzocht met spoed een obligatiehoudersvergadering uit te roepen met als enig agendapunt het ontslag van het huidige bestuur van de stichting bestaande uit W. Aerts en J.C. Bloemers en benoeming van de (middellijk) bestuurders van RijnVast als nieuw stichtingsbestuur.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De stichting vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis RijnVast te bevelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis:
- de door een registeraccountant gecontroleerde jaarrekening 2015 van RijnVast, het taxatierapport van Dahlke Immobilien AG uit juli 2015 met betrekking tot de onroerende zaak in Hückelhoven en de rapportage met betrekking tot de eerste helft van 2016 van RijnVast aan alle obligatiehouders en aan de stichting toe te zenden,
- een kopie van de koopovereenkomst van 23 september 2016 met betrekking tot de onroerende zaak in Düsseldorf aan de stichting te zenden,
- een geactualiseerd exemplaar van het register van obligatiehouders van RijnVast, houdende de naam, het adres, het bankrekeningnummer en het aantal obligaties met vermelding van de betreffende nummers van de obligaties van alle obligatiehouders aan de stichting te zenden,
zulks met bepaling dat RijnVast een terstond opeisbare boete zal verbeuren voor elke dag dat zij in gebreke mocht blijven om aan deze bevelen te voldoen en met veroordeling van RijnVast in de kosten van deze procedure.
3.2.
RijnVast voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
RijnVast vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van de stichting om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan RijnVast een bedrag van
€ 25.125,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van de stichting in de kosten van deze procedure.
4.2.
De stichting voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De stichting legt aan haar vorderingen -samengevat- ten grondslag dat RijnVast te kort schiet in de op haar rustende informatieverplichting en dat de stichting haar taken hierdoor niet naar behoren kan vervullen. Volgens de stichting maakt RijnVast met het hiervoor onder 2.7 genoemde voorstel misbruik van haar bevoegdheid en is er sprake van een ‘truc’, inhoudende dat de bestuurders van RijnVast trachten alle obligaties in handen te krijgen en met het merendeel van de obligaties in handen het stichtingsbestuur door zichzelf kunnen vervangen, waarna zij de obligatielening kunnen afwikkelen op een wijze die hen goeddunkt en waarbij zij zelf kunnen bepalen welke rangorde zij daarbij aanhouden voor de schuldeisers. De obligatiehouders worden opzettelijk misleid, ontdaan van hun zekerheid en verleid genoegen te nemen met minder dan waarop ze op grond van de prospectus recht hebben, aldus de stichting.
5.2.
RijnVast stelt zich primair op het standpunt dat de stichting niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen. Volgens RijnVast had de stichting nooit de gang naar de rechter mogen maken zonder eerst een vergadering van obligatiehouders bijeen te roepen. Zij verwijst wat dit betreft onder meer naar artikel 15.1 van de obligatievoorwaarden (hierna OV) (corresponderend met artikel 10.4 van de Trustakte, verder TA).
5.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 15.1 OV/ artikel 10.4 TA geldt dat de stichting op elk moment, nadat de obligaties onmiddellijk betaalbaar zijn geworden, een procedure tegen RijnVast kan beginnen waarvan de stichting meent dat deze nodig is om de bepalingen van de obligatievoorwaarden af te dwingen, mits de vergadering van obligatiehouders het starten van die procedure bij een gekwalificeerd besluit vooraf heeft goedgekeurd of de stichting bij een gekwalificeerd besluit om die procedure heeft verzocht. Dit geldt echter niet voor spoedeisende gevallen. Voor dergelijke gevallen is in artikel 15.4 aanhef en onder i OV / artikel 10.6 onder i TA bepaald dat de stichting gerechtigd is zonder verdere bekendmaking dan wel toestemming van de vergadering van obligatiehouders een procedure tegen RijnVast te beginnen waarvan de stichting meent dat a. deze nodig is om de bepalingen van de obligatievoorwaarden af te dwingen en b. deze niet kan worden uitgesteld.
5.4.
In de aanhef van artikel 15.4 OV / artikel 10.6 TA staat een aantal spoedeisende gevallen genoemd, namelijk reorganisatie, dreigend faillissement of dreigende surséance van betaling van RijnVast. Aangezien bij deze opsomming het woordje ‘zoals’ vermeld staat, is deze niet uitputtend bedoeld en betreffen de genoemde gevallen slechts een aantal voorbeelden.
5.5.
Vast staat dat de verkoop van de onroerende zaak te Düsseldorf ophanden is. RijnVast wil in verband hiermee overgaan tot het afwikkelen van de obligatielening, maar volgens de stichting is de door RijnVast voorgestane wijze van afwikkeling nadelig voor de obligatiehouders. De stichting kan zich in redelijkheid dan ook op het standpunt stellen dat er thans sprake is van een spoedeisend geval als bedoeld in artikel 15.4 OV / artikel 10.6 TA.
5.6.
De stichting meent eveneens op goede gronden dat de onderhavige procedure nodig is om de naleving van de obligatievoorwaarden af te dwingen. De wijze waarop RijnVast voornemens is de obligatielening af te wikkelen (zie hiervoor onder 2.8) houdt potentieel grote risico’s voor de obligatiehouders in. De vorderingen van de obligatiehouders zijn thans afgedekt door een hypotheekrecht (van de stichting) op de onroerende zaken. In het voorstel van RijnVast moet dit hypotheekrecht worden prijsgegeven zonder dat de obligatiehouders gelijktijdig worden voldaan en krijgen de obligatiehouders slechts een persoonlijke vordering op RijnVast Beheer B.V. zonder enige vorm van zekerheid. De vraag waarom de obligatiehouders niet gewoon bij de levering van de verkochte onroerende zaak te Düsseldorf uit de verkoopopbrengst worden voldaan tegen royement van het hypotheekrecht hebben de bestuurders van RijnVast ter zitting desgevraagd niet beantwoord. In deze situatie is de stichting, ook als hypotheekhouder, gehouden op te komen voor de behartiging van de belangen van de obligatiehouders. Een middel daartoe kan ook zijn de obligatiehouders voor te lichten over de risico’s van het voorstel van RijnVast en met het oog hierop stelt de stichting zich op goede gronden op het standpunt dat de vorderingen die strekken tot verkrijging van informatie nodig zijn om de naleving van de obligatievoorwaarden af te dwingen. Van de stichting mag worden verwacht dat zij zo snel mogelijk een vergadering van obligatiehouders bijeenroept. De bestuurders hebben ter zitting bevestigd dit te zullen doen.
Vast staat dat RijnVast haar verplichting tot het verschaffen van informatie en tot het ter beschikking stellen van stukken aan de stichting niet (tijdig) is nagekomen, dit ondanks verschillende verzoeken daartoe. Gelet op de mogelijk nadelige situatie voor de obligatiehouders, is de stichting op goede gronden de onderhavige procedure begonnen die ook niet kon worden uitgesteld in afwachting van de toestemming van de obligatiehouders.
5.7.
De conclusie uit het voorgaande is dat de stichting ontvankelijk is in haar vorderingen. Hiermee wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van deze vorderingen.
5.8.
De stichting vordert ten eerste de toezending van de door een registeraccountant gecontroleerde jaarrekening over 2015 en van de halfjaarrapportage over de eerste helft van 2016. RijnVast heeft niet weersproken dat zij deze stukken aan de stichting dient te verstrekken, maar stelt zich op het standpunt reeds aan deze verplichting voldaan te hebben.
5.9.
RijnVast heeft in de onderhavige procedure weliswaar de jaarrekening over 2015 overgelegd, maar dit betreft slechts een conceptjaarrekening en niet de door de bestuurders/aandeelhouders van RijnVast vastgestelde jaarrekening. In theorie kunnen in de betreffende jaarrekening dus nog wijzigingen worden aangebracht. Weliswaar hebben de bestuurders van RijnVast ter zitting kenbaar gemaakt dat dit niet zal gebeuren en dat zij als middellijke aandeelhouders de jaarrekening ongewijzigd zullen goedkeuren, maar deze goedkeuring dient eerst nog wel plaats te vinden. Gelet op de toezegging tijdens de mondelinge behandeling dat de betreffende aandeelhoudersvergadering diezelfde dag nog zou plaatsvinden, kan er wel van worden uitgegaan dat de goedgekeurde jaarstukken op korte termijn kunnen worden afgegeven en dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. De voorzieningenrechter ziet aanleiding RijnVast ertoe te veroordelen de goedgekeurde jaarrekening vervolgens aan de stichting ter beschikking te stellen. De vordering tot het toezenden van de jaarrekening aan de stichting zal dus op de hierna te vermelden wijze worden toegewezen.
5.10.
Voor wat betreft de rapportage over de eerste helft van 2016 geldt dat RijnVast deze in de onderhavige procedure als productie 5b heeft overgelegd. De stichting heeft aangevoerd dat dit een moeilijk leesbaar document betreft en dat dit “onmogelijk inzicht verschaft”, maar nadat RijnVast ter zitting een goed leesbaar exemplaar van dit document had overgelegd, heeft de stichting verder niet toegelicht waarom ook dit document niet voldoet. Er wordt daarom aan de betreffende stelling van de stichting voorbij gegaan en
ervan uitgegaan dat RijnVast aan de verplichting tot het verstrekken van de hafjaarrapportage over de eerste helft van 2016 heeft voldaan. Het deel van de vorderingen van de stichting dat hier op ziet, wordt derhalve afgewezen.
5.11.
De stichting heeft ook de toezending gevorderd van een taxatierapport uit juli 2015 met betrekking tot de onroerende zaak in Hückelhoven. Ter zitting heeft zij deze vordering echter ingetrokken, zodat daarop niet meer beslist hoeft te worden.
5.12.
De stichting vordert dat de jaarrekening over 2015 en de rapportage over de eerste helft van 2016 ook aan alle obligatiehouders worden toegestuurd. Voor het toewijzen van deze vordering bestaat echter geen grond. Gelet op hetgeen in hoofdstuk 9 van de prospectus staat vermeld, wordt ervan uitgegaan dat de obligatiehouders na de vaststelling van de jaarrekening bericht ontvangen dat het jaarverslag beschikbaar is en dat de obligatiehouders desgewenst een gedrukt exemplaar daarvan kunnen verkrijgen. Ten aanzien van de halfjaarlijkse rapportage geldt dit laatste ook en wordt ervan uitgegaan dat deze via e-mail, althans via de website van RijnVast beschikbaar wordt gesteld aan de obligatiehouders.
5.13.
De stichting vordert ook de toezending van de koopovereenkomst d.d. 23 september 2016 met betrekking tot de onroerende zaak in Düsseldorf. Deze overeenkomst is cruciaal in verband met de voorgenomen afwikkeling van de obligatielening en dus voor de vraag in welke mate de obligatiehouders uit de eventuele verkoopopbrengst betaald zullen (kunnen) worden. RijnVast dient deze overeenkomst op grond van het bepaalde in artikel 8.13 van de Trustakte aan de stichting te verstrekken. Bepaald zal worden dat dit een volledige versie dient te zijn, dat wil zeggen zonder dat een deel van de tekst, zoals de namen van de notaris en de koper, onleesbaar is gemaakt. RijnVast had eerder aangeboden de koopakte ter inzage beschikbaar te stellen aan de stichting en in dat aanbod ligt besloten dat de stichting ook op de hoogte zou raken van deze namen. Niet valt dan ook in te zien waarom de koopakte voorzien van de namen van de notaris en de koper niet aan de stichting verstrekt kan worden. Verwacht mag worden dat de stichting op een zodanige wijze met deze akte omgaat, dat dat niet tegen de belangen van de obligatiehouders ingaat.
5.14.
De stichting vordert tot slot de toezending van een geactualiseerd exemplaar van het register van obligatiehouders, houdende de naam, het adres, het bankrekeningnummer en het aantal obligaties met vermelding van de betreffende nummers van de obligaties van alle obligatiehouders. Vast staat dat RijnVast op 24 oktober 2015 een geactualiseerd exemplaar van het register van obligatiehouders aan de stichting heeft verstrekt. Volgens de stichting vermeldt die lijst echter ten onrechte niet de bankrekeningnummers van de obligatiehouders en de nummers van de obligaties. RijnVast betwist dat de stichting belang heeft bij de verstrekking van de bankrekeningnummers en stelt zich op het standpunt dat deze gegevens op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) niet zomaar mogen worden prijsgegeven.
5.15.
De stichting heeft ter zitting toegelicht dat haar belang bij de ontvangst van de bankrekeningnummers is gelegen in het feit dat zij de hypotheekhouder is van de op de onroerende zaken gevestigde hypotheekrechten en dat zij pas tot royement van deze hypotheken kan en zal overgaan nadat de uitbetaling door RijnVast op de bankrekeningen van de obligatiehouders heeft plaatsgehad. Dit belang betreft een belang dat de stichting namens de obligatiehouders dient te behartigen en de stichting heeft er dan ook recht op te worden geïnformeerd over de rekeningnummers van de obligatiehouders. Het is aan RijnVast om die nummers op een zodanige wijze aan de stichting te verschaffen dat niet in strijd wordt gehandeld met de WBP. Voor wat betreft de nummers van de obligaties heeft RijnVast geen verweer gevoerd, zodat het door RijnVast te verzenden register ook van deze nummers dient te zijn voorzien.
5.16.
Bepaald zal worden dat RijnVast de te verstrekken stukken binnen twee dagen na heden aan de Stichting dient te versturen.
5.17.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen op de hierna te vermelden wijze.
5.18.
RijnVast zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de stichting worden begroot op:
- dagvaarding € 99,87
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.534,87

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
RijnVast vordert betaling van een bedrag van € 25.125,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Zij legt aan deze vordering ten grondslag dat de stichting in strijd met de Trustakte en met de wens van RijnVast een bankgarantie van € 25.000,00 heeft getrokken en dat hier ook € 125,00 aan kosten mee gemoeid waren die voor rekening van RijnVast zijn gekomen. Volgens RijnVast is de trekking van de bankgarantie slechts mogelijk op grond van een gekwalificeerd besluit van de obligatiehouders en is er van een dergelijk besluit geen sprake geweest. RijnVast stelt dat het trekken van de bankgarantie ook onrechtmatig was omdat er in augustus 2015 geen behoefte bestond aan rechtsbijstand.
6.2.
RijnVast doet een beroep op artikel 8.7 jo. 8.9 van de Trustakte, maar artikel 8.7 van de Trustakte ziet op de situatie dat de stichting door de vergadering van obligatiehouders wordt verzocht om zich te laten bijstaan door een of meer deskundigen, hetgeen in casu niet aan de orde is. Uit het feit dat de stichting, zoals hiervoor in conventie is overwogen, in spoedeisende gevallen gerechtigd is zonder toestemming van de vergadering van obligatiehouders een procedure tegen RijnVast te beginnen, moet echter worden afgeleid dat de stichting in dergelijke gevallen ook gerechtigd is zonder toestemming van de vergadering van obligatiehouders de bankgarantie te trekken. De bepaling dat voor het starten van een procedure in een spoedeisend geval geen toestemming vereist is zou anders immers een loze bepaling zijn, nu de stichting zelf niet over financiële middelen beschikt om een procedure te starten. Weliswaar was in augustus 2015 de onderhavige procedure nog niet aan de orde, maar dit enkele feit is onvoldoende om de stichting thans te veroordelen tot terugbetaling van het bedrag van € 25.000,00. De stichting was immers gerechtigd zonder toestemming van de vergadering van obligatiehouders de onderhavige procedure te starten en had, voor zover zij in augustus 2015 niet reeds de bankgarantie had getrokken, dat in verband met deze procedure alsnog moeten doen. De vordering van RijnVast zal dus worden afgewezen.
6.3.
RijnVast zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de stichting worden begroot op een bedrag van
€ 408,00 aan salaris advocaat (factor 0,5 × tarief € 816,00).

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
beveelt Rijnvast om binnen twee dagen na heden de door een registeraccountant gecontroleerde en door de aandeelhouders van RijnVast vastgestelde jaarrekening over 2015 per e-mail of per post aan de stichting te zenden,
7.2.
beveelt RijnVast om binnen twee dagen na heden een kopie van de koopovereenkomst van 23 september 2016 met betrekking tot de onroerende zaak in Düsseldorf voorzien van de gegevens van de koper en de notaris en overigens zonder dat daarin enig deel van de tekst onleesbaar is gemaakt per e-mail en per post aan de stichting te zenden,
7.3.
beveelt RijnVast om binnen twee dagen na heden een geactualiseerd exemplaar van het register van obligatiehouders van RijnVast, houdende de naam, het adres, het relevante bankrekeningnummer in Nederland en het aantal obligaties met vermelding van de betreffende nummers van obligaties per e-mail en per post aan de stichting te zenden,
7.4.
veroordeelt Rijnvast om aan de stichting een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan een van de in 7.1, 7.2 en 7.3 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 150.000,00 is bereikt,
7.5.
veroordeelt Rijnvast in de proceskosten, aan de zijde van de stichting tot op heden begroot op € 1.534,87,
7.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.8.
wijst de vorderingen af,
7.9.
veroordeelt Rijnvast in de proceskosten, aan de zijde van de stichting tot op heden begroot op € 408,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2016.
Coll. MD