ECLI:NL:RBGEL:2016:6880

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
282052
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een hoofdsom en bewijswaardering van een overeenkomst van opdracht in het kader van commerciële ondersteuning

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 7 december 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen BIBO TRAININGEN V.O.F. en een gedaagde partij. Bibo vorderde betaling van een bedrag van € 64.198,38, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een gestelde overeenkomst van opdracht voor commerciële ondersteuning. De rechtbank heeft vastgesteld dat Bibo niet heeft bewezen dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen haar en de gedaagde. De gedaagde heeft verklaard dat er geen concrete afspraken zijn gemaakt en dat de gesprekken vooral gericht waren op het verkennen van mogelijkheden zonder dat er een bindende overeenkomst is gesloten. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor de vordering van Bibo. De rechtbank heeft de vorderingen van Bibo afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 4.005,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de rechters die de comparitie van partijen en het getuigenverhoor hebben gehouden, hebben het vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/282052 / HA ZA 15-233
Vonnis van 7 december 2016
in de zaak van
vennootschap onder firma
BIBO TRAININGEN V.O.F.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
advocaat mr. B.P.J.M.L. Vliexs te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.J. Pijl te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Bibo en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 oktober 2015 (verder: het tussenvonnis)
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 maart 2016, waar in enquête [getuige 1] (verder: [getuige 1] ), [getuige 2] (verder: [getuige 2] ) en [getuige 3] (verder: [getuige 3] ) zijn gehoord
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 31 augustus 2016, waarin in contra-enquête [gedaagde] is gehoord
  • de conclusie na (contra-)enquête tevens houdende uitlating en vermeerdering van eis aan de zijde van Bibo
  • de conclusie na enquete aan de zijde van [gedaagde]
  • de antwoordakte vermeerdering van eis aan de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en volhardt in hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
2.2.
Bibo heeft bij conclusie na (contra-)enquête tevens houdende uitlating en vermeerdering van eis haar eis vermeerderd waartegen [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt. Zij vordert thans - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 64.198,38 als hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
2.3.
Zij voert ten aanzien van de vermeerdering van eis aan dat zij haar vordering eerder had verminderd met een bedrag van € 21.300,00 dat ten tijde van de dagvaarding aan haar was voldaan door MyTemp B.V., maar dat dit bedrag als gevolg van het in de zaak met zaaknummer 4018105 CV EXPL 15-1733 gewezen eindvonnis van de kantonrechter van 14 oktober 2015 weer door Bibo aan MyTemp is terugbetaald. Als gevolg daarvan wenst Bibo haar vordering in de onderhavige zaak weer met dat bedrag te vermeerderen.
2.4.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank Bibo opgedragen te bewijzen dat zij in opdracht van [gedaagde] in de periode van mei 2013 tot medio juli 2014 werkzaamheden heeft verricht betreffende commerciële ondersteuning voor het in de markt zetten van de thermopil en daaraan de uren heeft besteed zoals omschreven in het bij de factuur van 22 augustus 2014 gevoegde urenoverzicht.
2.5.
Van de gehoorde getuigen verklaart [gedaagde] dat er tussen hem en Bibo geen overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan Bibo in zijn opdracht werkzaamheden heeft verricht. Hij verklaart dat hij en [getuige 1] slechts gebrainstormd hebben over het product en de werkzaamheden die daarvoor zouden kunnen worden verricht, dat gedurende lange tijd gepoogd is afspraken te maken over hoe Bibo en [getuige 1] met elkaar zouden samenwerken en in welk kader de werkzaamheden zouden worden verricht, maar dat het niet is gelukt om tot afspraken te komen.
Hij verklaart dat [getuige 1] in de tussentijd wel initiatief heeft genomen om zich te oriënteren over wat hij zou kunnen doen, dat ze samen ook klanten hebben bezocht en samen met [betrokkene] (verder: [betrokkene] ) naar een fabriek zijn gegaan, maar dat dit allemaal gedaan is in het kader van het oriënteren van waar ze “met elkaar naar toe zouden gaan” en hoe ze dat zouden aanpakken. [gedaagde] verklaart dat hij [getuige 1] al bij de eerste gesprekken heeft aangegeven dat er nog geen bedrijf was en er ook geen salaris kon worden betaald. [getuige 1] moest zijn kosten bijhouden, juist omdat er geen administratie, bedrijf of inkomsten waren en de bedoeling was dat die kosten later uitbetaald zouden worden als er een bedrijfsvorm tot stand zou zijn gekomen en er winst zou zijn gemaakt. Die kosten zouden dan betaald worden door het nog op te richten bedrijf waarover alle afspraken nog gemaakt moesten worden. Ze zijn, zo verklaart [gedaagde] , binnen een maand naar een fiscalist gegaan en die is na twee à drie weken met een voorstel gekomen over hoe ze de bedrijfsvoering zouden kunnen aanpakken en over wat te doen met de er reeds ingestoken bedragen. De fiscalist heeft drie voorstellen gedaan maar dit heeft niet tot overeenstemming geleid. De voorstellen van de fiscalist zagen niet op het verstrekken van een opdracht, maar op het samenwerken in een vennootschap. Nadat het bereiken van overeenstemming mislukt was, zijn onderhandelingen tussen met name [betrokkene] en [getuige 1] gevoerd om nog tot een resultaat te komen en heeft [getuige 1] nog zelf een accountant uitgezocht. Daarmee is een half jaar later een gesprek gevoerd, met [betrokkene] , [getuige 1] en [gedaagde] , wat is uitgelopen op een soort ruzie. Later heeft [getuige 1] Sentag opgericht, waarna gesprekken zijn geweest over samenwerking tussen MyTemp en Sentag, maar dat heeft ook tot niets geleid. Na het beëindigen van de gesprekken tussen Sentag en MyTemp, kreeg [gedaagde] , zo verklaart hij, als privépersoon een factuur van Bibo waaruit bleek dat [getuige 1] vond dat [gedaagde] hem als privépersoon een opdracht had gegeven. Dat was, aldus [gedaagde] voor hem de eerste keer dat hij dat van [getuige 1] vernam.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat in de verklaring van [gedaagde] geen steun te vinden is voor de door Bibo te bewijzen stelling. Anders dan Bibo stelt kan ook uit de door [gedaagde] in zijn verklaring gebruikte bewoording, dat hij niet ‘als zodanig’ een opdracht heeft verstrekt, worden afgeleid dat er wel “in zekere zin” sprake was van een opdrachtverstrekking, temeer niet nu [gedaagde] als toelichting op die woorden heeft gegeven dat hij daarmee bedoelt dat hij niet concreet heeft opgedragen wat [getuige 1] zou moeten doen, dat ze aan het brainstormen waren hoe ze het zouden moeten aanpakken en wat ze zouden kunnen doen.
2.7.
Ook de verklaring van [getuige 3] ondersteunt de door Bibo te bewijzen stelling niet. Hij verklaart in het geheel niet van een opdracht van [gedaagde] aan Bibo of [getuige 1] en noemt CNovation B.V. als beoogd opdrachtgever van [getuige 1] . Hij verklaart voorts dat het niet tot concrete afspraken is gekomen en bevestigt in die zin [gedaagde] . Hij zegt daarover:
Eind 2013 ben ik benaderd door [getuige 1] [ [getuige 1] ]. Hij vertelde dat hij benaderd was door CNovation. [getuige 1] vroeg mij of ik daaraan een bijdrage kon leveren. Vanaf december 2013 was ik betrokken. In het eerste kwartaal van 2014 hebben we verschillende gesprekken gevoerd, d.w.z. met [gedaagde] [ [gedaagde] ], [betrokkene] en later ook met [betrokkene 2] [ [betrokkene 2] ]. CNovation nam de ontwikkeling van het product voor haar rekening en wij deden de commerciële activiteiten. CNovation heeft de exclusieve opdracht aan [getuige 1] gegeven om het product in de markt te zetten en daarvoor heeft [getuige 1] een organisatie opgezet. We hebben besproken dat we wederzijds een belang in dit product moesten hebben. CNovation liet weten dat zij al ongeveer 350.000 euro had geïnvesteerd. In februari of maart 2014 hebben we met z’n vijven bij elkaar gezeten bij het Radboud. Aanwezig waren: [betrokkene 2] , [betrokkene] , [gedaagde] , [getuige 1] en ik. Daar hebben we de plannen concreet gemaakt. We hebben getekend op een whiteboard. N.a.v. de vraag van [getuige 1] en CNovation om mee te werken, ben ik de commerciële mogelijkheden gaan onderzoeken, omdat ik niet zomaar aan de slag wilde gaan. Ik had al onderzoek gedaan en daartoe ook mijn eigen medische netwerk gebruikt. Bij die bijeenkomst op het Radboud hebben we verschillende mogelijkheden besproken om het concept commercieel succesvoller te maken. We hebben naar verschillende manieren gekeken om het product in de markt te zetten. Op dat moment was er nog geen sprake van myTemp.
Vanaf december 2013 heb ik met [getuige 1] gesproken over onze onderlinge samenwerking. Daarvoor was relevant welke afspraken [getuige 1] met CNovation zou maken. Vanaf begin af aan is er geprobeerd om in ieder geval een intentieverklaring tussen CNovation en [getuige 1] op papier te krijgen. Er lag al een voorstel daarvoor, maar de afspraken veranderden vervolgens steeds. In mijn beleving was het CNovation die steeds dingen anders wilde. Uiteindelijk kwam ook myTemp erbij. Dat was volgens mij medio 2014. Er werd gezwalkt. Ik had uiteindelijk in deze partij geen vertrouwen meer. In augustus 2014 heb ik [getuige 1] laten weten dat ik hier niet mee verder ging.
2.8.
Ten aanzien van getuige [getuige 2] is geen punt van geschil dat hij niet uit eerste hand getuige is geweest van de door Bibo gestelde en te bewijzen opdrachtverstrekking. Hij verklaart wel dat hij van [gedaagde] heeft gehoord dat [gedaagde] [getuige 1] opdracht zou hebben verstrekt. Hij verklaart dat hij als bemiddelaar tussen [gedaagde] en [getuige 1] is opgetreden en dat er met hen een gesprek heeft plaatsgevonden. Over dat gesprek verklaart hij:
Uit het gesprek dat vervolgens gevoerd is, is zogezegd een agreement to disagree voortgevloeid. [gedaagde] heeft erkend dat er werkzaamheden zijn gedaan in zijn opdracht, maar hij was het niet eens met de hoeveelheid uren en had niet begrepen dat [getuige 1] het zo grondig zou aanpakken. Op tafel lag de urenspecificatie van [getuige 1] en [gedaagde] wist bijvoorbeeld niet dat er een pand gehuurd zou worden en vond het uurtarief ook heel hoog. Het was van begin af aan duidelijk dat [gedaagde] zelf voor de werkzaamheden zou betalen. Hij zei namelijk steeds dat het bedrag laag moest blijven, omdat het bij hemzelf vandaan moest komen. Dat zou een onderhandelingstactiek geweest kunnen zijn om het bedrag laag te houden. Op het einde van het bemiddelingsgesprek kwam [gedaagde] ermee dat myTemp zou moeten betalen en hij heeft daarover telefonisch overleg gehad met mensen van myTemp. [getuige 1] liet weten dat het hem niet uitmaakte wie er betaalde, als er maar betaald werd. [getuige 1] had het idee dat hij eruit was gegooid. Hij wist ook niet dat myTemp was opgericht. […]
De mediation ging erover dat [getuige 1] werkzaamheden had verricht waarvoor hij betaald hoopte te worden. Het geld zou komen uit de opbrengst van de pil. Omdat er een bedrijf was opgericht waarin hij geen aandeel had, had [getuige 1] het idee dat hij eruit werd gegooid. Daarom heeft hij toen zijn factuur gestuurd. [gedaagde] vond het niet prettig, maar vond uiteindelijk zelf ook dat er iets betaald moest worden.
Ik weet niet meer precies wat [gedaagde] heeft gezegd toen hij liet weten dat de factuur naar myTemp moest. Ik denk dat het met subsidie te maken heeft, daarvoor is een factuur nodig. Dat dit de reden was, is later wel gebleken uit telefoongesprekken die ik nadien heb gehad met mensen van myTemp. Ik denk dat [betrokkene 2] dat heeft gezegd, maar dat weet ik niet zeker.
2.9.
[gedaagde] is als getuige met de verklaring van [getuige 2] geconfronteerd en ontkent dat hij tijdens de bemiddeling door [getuige 2] zou hebben erkend dat er werkzaamheden zouden zijn gedaan in zijn opdracht. [getuige 2] heeft dat volgens hem verkeerd begrepen. [gedaagde] verklaart daarover:
Het klopt dat er nog een gesprek heeft plaatsgevonden bij [getuige 2] om er uit proberen te komen. Ik zat daar namens MyTemp en heb ook onderhandeld namens MyTemp. Ik heb wel gezegd dat niet te veel geboden kon worden, omdat het grootste deel uit mijn zak zou moeten komen, maar dat was niet omdat ik daar als privépersoon zat, maar omdat de heer [betrokkene] geen liquide middelen had en ik er dus grotendeels voor zou moeten opdraaien.
[…] De rol van Ton [getuige 2] bij het gesprek bij hem thuis was de rol van bemiddelaar.
U confronteert mij met de verklaring van [getuige 2] : “ [gedaagde] heeft erkend dat er werkzaamheden zijn verricht in zijn opdracht maar was het niet eens met het aantal uren en had niet verwacht dat [getuige 1] het zo grondig aan zou pakken.” Dat heeft [getuige 2] verkeerd begrepen.
U houdt mij de verklaring van [getuige 2] voor: “Het was van […] vandaan moest komen”. Dat was omdat [betrokkene] geen geld had en het geld dus bij mij vandaan zou moeten komen. Het geld zou van mij naar MyTemp moeten gaan, MyTemp zou betalen.
U vraagt mij waarom ik vond dat er betaald zou moeten worden. Het zag er naar uit dat er een proces gevoerd zou worden. Wij wilden een rechtsgang voorkomen. Ik zat daar als een van de drie vennoten van MyTemp. Ik kon niet alleen beslissen en moest de andere daarover raadplegen. Ik heb [betrokkene 2] aan het einde van het gesprek, voor de definitieve klap op de hamer, hier over gebeld. Ik heb niet aan het begin van het gesprek verteld dat ik daar namens MyTemp zat. Volgens mij was dat evident. Drie weken eerder was Ton [getuige 2] bij mij geweest, waar ook [betrokkene] en [betrokkene 2] aanwezig waren, en hebben we hem gevraagd te bemiddelen. Tijdens die avond van dat gesprek bij [getuige 2] op 20 oktober 2014 heb ik met [betrokkene] en [betrokkene 2] besproken dat we, als MyTemp geld tekort zou komen aan het eind van het jaar, bij zouden moeten storten en dat ik het bedrag voor [betrokkene] zou bijstorten.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat het gewicht van de verklaring van [getuige 2] over wat hij van [gedaagde] heeft gehoord in het kader van de bewijslevering beperkt is. Nog daargelaten dat [gedaagde] ontkent dat hij tegen [getuige 2] gezegd heeft wat [getuige 2] daarover verklaart en niet uit te sluiten is dat [getuige 2] de woorden van [gedaagde] inderdaad verkeerd heeft begrepen, levert hetgeen [gedaagde] volgens [getuige 2] gezegd zou hebben onvoldoende concrete informatie op om enkel daarop de totstandkoming van de gestelde opdracht bewezen te achten. Hoe en wanneer de opdracht verstrekt zou zijn en aan wie, [getuige 1] in privé of Bibo en wat hij precies zou inhouden wordt niet duidelijk. Ook blijkt niet duidelijk of [gedaagde] zou hebben gezegd of bedoeld of hij de opdracht zou hebben gegeven namens zichzelf of namens een rechtspersoon, zoals CNovation B.V., en komen uit de de-auditu verklaring [getuige 2] geen feiten of omstandigheden naar voren waaruit de bedoeling van partijen of wat partijen daar over en weer uit mochten begrijpen kan worden afgeleid. Voorts verklaart [getuige 2] enerzijds dat [gedaagde] erkende een opdracht te hebben verstrekt maar anderzijds dat [getuige 1] werkzaamheden had verricht waarvoor hij betaald “
hoopte”te worden.
2.11.
Bibo heeft in dat verband nog gewezen op een mailwisseling tussen [gedaagde] en [getuige 2] in februari 2015 met de volgende inhoud:
[mailbericht van [gedaagde] aan [getuige 2] ] […]
Ik heb vernomen en begrepen dat er nog een kleine onduidelijkheid bestaat in welke hoedanigheid ik daar die avond zat... Bij mijn weten als vertegenwoordiging van myTemp
(Het is onlogisch dat ik zaken prive zou doen, terwijl er een myTemp b.v is)
voordat myTemp opgericht was deed ik zaken via CNovation
kortom ik zat daar die avond als vertegenwoordiger van myTemp, en heb dan ook met [betrokkene 2]
over die deal overlegd
mijn vraag is nu
zou jij dit naar eer en geweten kunnen bevestigen?
Het schijnt een belangrijk detail te zijn […]
[reactie [getuige 2] ]
Het klopt dat je later met [betrokkene 2] overlegd hebt maar in het begin van het gesprek heb je duidelijk laten weten dat het bedrag laag moest zijn omdat je dit persoonlijk voor de kiezen zou krijgen. Je hebt ook laten weten dat de afspraak met [getuige 1] al voor het oprichten van myTemp tot stand zou zijn gekomen en dat je daarom myTemp er niet mee lastig kon vallen. Met ‘persoonlijk’ zou je ook CNovation bedoeld kunnen hebben. Ik weet dat ik erg verrast was dat je toen we eruit waren plots liet weten dat er een factuur via myTemp zou moeten komen terwijl je eerder had laten weten dat alles op jouw nek terecht zou komen. Ik weet weliswaar dat dit ‘persoonlijke’ onderhandelingsstrategie was maar juist omdat [getuige 1] naar mij (tijdens jouw bellen naar [betrokkene 2] ) heel duidelijk zijn verbazing uitsprak over de switch naar myTemp kan ik niet zomaar het besprokene wijzigen. [getuige 1] liet mij toen ook weten ‘het kan mij niet schelen van wie ik de centen krijg als ik ze maar krijg’. Ik heb dus geen twijfel over mijn perceptie van het gebeurde.
[reactie van [gedaagde] ]
Bedankt voor je antwoord
ik weet niet wat de complicaties hiervan gaan zijn maar we gaan het zien
ik ben al verrast genoeg wat er allemaal ineens belangrijk of niet belangrijk is
2.12.
De rechtbank stelt vast dat deze mailwisseling kennelijk handelt over de vraag in welke hoedanigheid [gedaagde] bij het overleg op 20 oktober 2014, zoals weergegeven in 2.10 het tussenvonnis, afspraken zou hebben gemaakt. Daaruit kan, anders dan Bibo stelt, niet kan worden afgeleid of in de periode vanaf mei 2013 tussen Bibo of [getuige 1] en [gedaagde] (in privé) de door Bibo gestelde overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Dat [gedaagde] aan [getuige 2] , volgens diens mailbericht, zou hebben gezegd dat “de afspraak met [getuige 1] al voor het oprichten van myTemp tot stand zou zijn gekomen” doet daar niet aan af, nu onduidelijk is welke afspraak tot stand zou zijn gekomen en [gedaagde] schrijft dat hij vóór het oprichten van myTemp handelde vanuit zijn b.v. CNovation, en [getuige 2] die mogelijkheid ook openhoudt.
2.13.
Als laatste getuigenverklaring is er de verklaring van [getuige 1] die over de contacten met [gedaagde] als volgt verklaart:
In april 2013 vertelde een gemeenschappelijke kennis mij dat [gedaagde] ondersteuning kon gebruiken voor het in de markt zetten van een nieuwe ontwikkeling. De eerste keer dat ik [gedaagde] sprak was medio mei 2013. Ongeveer een week daarna spraken we elkaar weer en heb ik laten weten dat ik dacht wat te kunnen toevoegen. Vervolgens heb ik al onderzoek gedaan naar de vraag waar het product in de markt gezet kon worden, ik heb gekeken naar vergelijkbare producten, ik heb gekeken naar de USP’s van dit product en de mogelijke toepassingsgebieden.
Ergens in de derde of de vierde week van mei was één van de eerste keren dat we met z’n drieën verder spraken: [gedaagde] , [betrokkene] en ik. We hebben besproken dat we de zaak verder moesten formaliseren. [gedaagde] vertelde dat er van betaling nog geen sprake kon zijn. Bij het uit elkaar gaan heeft [gedaagde] mij gezegd: ‘Laten we in ieder geval allemaal onze kosten bijhouden, d.w.z. alle uitgaven en inspanningen voor dit product.’ En [betrokkene] heeft dit ook beaamd. [gedaagde] zei ook tegen mij: ‘ [getuige 1] , houd in de gaten, wij zijn al zo’n twee jaar bezig met deze ontwikkeling. Wij hebben al zo’n 300.000 euro te claimen.’
Via [gedaagde] zijn we bij een accountant terechtgekomen die ons zou adviseren over het formaliseren van onze afspraken. De accountant heeft n.a.v. een gesprek met ons een voorstel gedaan met daarin drie scenario’s. Die hielden in: al dan niet participeren door mij, dan wel een nieuw op te richten organisatie, dan wel dat ik als een losse entiteit betrokken zou zijn. Na dit voorstel heb ik, n.a.v. het gesprek dat we daarover met de accountant hadden gehad, laten weten dat ik geen goed gevoel had bij deze accountant. [gedaagde] heeft mij laten weten dat ik een andere accountant kon gaan zoeken, dan wel adviseur. Ondertussen zijn we wel verder gaan praten over de voorstellen die er lagen. De ideeën die we daarover hadden wisselden steeds, het was een dynamisch proces. Ondertussen hielden we onze kosten bij. Na elke bespreking spraken we af wie wat ging doen en dat waren de werkzaamheden die ik vervolgens ben gaan uitvoeren.
De initiële opdracht was het in de markt zetten van het product. De werkzaamheden die ik deed, waren een uitvloeisel daarvan. De werkzaamheden waren deels eigen ideeën die ik in overleg met [gedaagde] , dan wel [betrokkene] heb uitgevoerd en deels o.g.v. gemeenschappelijke inzichten van wat er moest gebeuren. […] Ik bied vaker commerciële ondersteuning aan organisaties, dat is mijn corebusiness. [gedaagde] wist van begin af aan dat hij met mij moest afrekenen. [betrokkene] zat niet goed bij kas en zat te wachten op geld. Hij had ook een vordering op [gedaagde] voor zijn werkzaamheden tot dan toe. Als [gedaagde] mij direct zou betalen, zou hij [betrokkene] ook meteen moeten betalen. Daarom ben ik niet direct betaald. Het is niet gebruikelijk om de uren die betrekking hebben op onderhandelingen om te komen tot een samenwerkingsovereenkomst in rekening te brengen. Dat heb ik in dit geval ook niet gedaan. De uren die ik heb gefactureerd betreft o.a. bezoek aan potentiële klanten.
2.14.
De rechtbank stelt voorop dat de rechtbank er van uitgaat dat [getuige 1] ook ten tijde van het verhoor nog statutair bestuurder was van Bibo. Zijn verklaring dient daarom te gelden als een verklaring van een partijgetuige in de zin van artikel 164 lid 2 Rv. Zijn verklaring kan slechts bewijs in het voordeel van Bibo opleveren voor zover die strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. De rechtbank stelt voorts vast dat [getuige 1] niet concreet verklaart hoe en wanneer de gestelde overeenkomst van opdracht tot stand zou zijn gekomen en op grond van welke feiten of omstandigheden hij er vanuit ging en mocht gaan dat [gedaagde] als privépersoon Bibo opdracht gaf tot werkzaamheden. De omstandigheden dat besproken is dat ze de zaak verder moesten formaliseren, waarbij [gedaagde] vertelde dat er van betaling nog geen sprake kon zijn, dat [gedaagde] heeft gezegd: ‘Laten we in ieder geval allemaal onze kosten bijhouden, d.w.z. alle uitgaven en inspanningen voor dit product.’, dat er een gesprek met een accountant heeft plaatsgevonden die zou adviseren over het formaliseren van de afspraken en die met drie scenario’s kwam, dat die scenario’s inhielden al dan niet participeren door [getuige 1] , dan wel op te richten organisatie dan wel betrokkenheid van [getuige 1] als aparte entiteit, dat [getuige 1] daar geen goed gevoel bij had, dat ze ondertussen wel verder spraken over de voorstellen en dat de ideeën daarover steeds wisselden en dat ze ondertussen wel de kosten bijhielden, zijn geen omstandigheden waaruit volgt dat hij daarvan redelijkerwijs uit mocht gaan. Deze omstandigheden passen evenzeer bij de verklaring en stelling van [gedaagde] dat [gedaagde] en [getuige 1] slechts hebben gesproken over samenwerkingsmogelijkheden, mogelijkheden voor productontwikkeling en verkoopmogelijkheden, maar dat dit niet tot een overeenstemming heeft geleid en duiden afzonderlijk noch in samenhang op het bestaan van een overeenkomst van opdracht van [gedaagde] in privé aan Bibo of aan [getuige 1] .
2.15.
Ten slotte heeft Bibo nog gewezen op een door [gedaagde] ingebrachte accountantsverklaring van F.Borsje die schijft: “Op grond van ons onderzoek verklaren wij dat mocht de bewijsopdracht van Bibo slagen een redelijk loon in deze casus, start-up vanuit een privé persoon ( [gedaagde] ), tussen de twintig en vijfentwintig euro per uur ligt.”. Anders dan Bibo stelt kunnen uit deze verklaring, die kennelijk uitgaat van de hypothetische situatie dat Bibo slaagt in de bewijslevering, geen conclusies worden getrokken over of er een opdracht vanuit [gedaagde] in privé is tot stand gekomen.
2.16.
Overigens heeft Bibo voor het bestaan van de gestelde overeenkomst van opdracht geen bewijs aangedragen. Geconcludeerd moet worden dat niet is komen vast te staan dat Bibo in opdracht van [gedaagde] tussen 1 januari 2014 en 1 mei 2015 werkzaamheden heeft verricht betreffende commerciële ondersteuning voor het in de markt zetten van de thermopil. Zoals overwogen in het tussenvonnis betekent dat de op het bestaan van die overeenkomst gebaseerde vorderingen van Bibo zullen worden afgewezen.
2.17.
Bibo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waarbij voor de comparitie van partijen, nu deze tegelijk is gehouden met de comparitie in de zaak met zaaks nummer 4018105 / CV EXPL 15-1733 ten aanzien waarvan reeds een kostenveroordeling is uitgesproken, begroot worden op 0,5 x 894,00 = € 447,00. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden aldus begroot op:
- griffierecht 876,00
- salaris advocaat
3.129,00(3,50 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 4.005,00
2.18.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
2.19.
De rechters ten overstaan van wie respectievelijk de comparitie van partijen en het getuigenverhoor van 3 maart 2016 zijn gehouden hebben dit vonnis niet kunnen wijzen in verband met respectievelijk organisatorische redenen en benoeming elders. Partijen zijn hiervan op de hoogte gesteld en hebben daarmee ingestemd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Bibo in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.005,00,
3.3.
veroordeelt Bibo in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Bibo niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016.