ECLI:NL:RBGEL:2016:7139

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 december 2016
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
C/05/283598 HA ZA 15-290
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vestiging van opstalrechten voor gas- en elektriciteitsleidingen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, hebben de eiseressen, Alliander N.V., Liander N.V. en Liander Infra Oost N.V., een vordering ingesteld tegen de Gemeente Arnhem. De procedure volgde op eerdere tussenvonnissen en betrof de vraag of de Gemeente verplicht was om mee te werken aan de vestiging van opstalrechten voor gas- en elektriciteitsleidingen op haar grond. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente de overeenkomst kon opzeggen, maar dat de vorderingen van Alliander c.s. tot afwijzing moesten worden verklaard, met uitzondering van de meer subsidiaire vordering tot vestiging van opstalrechten, die toewijsbaar werd geoordeeld. De rechtbank stelde vast dat er geen aanleiding was voor een overgangsvergoeding voor verlegkosten zolang artikel 9 van de Verlegregeling ongewijzigd blijft. De vordering tot reële executie werd toegewezen, waarbij de rechtbank benadrukte dat het aan de eisende partij was om de vordering zodanig te formuleren dat deze geëffectueerd kon worden. De kosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 21 december 2016 door mr. M.A.M. Vaessen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/283598 / HA ZA 15-290
Vonnis van 21 december 2016
in de zaak van
1. naamloze vennootschap
ALLIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
2. naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
3. naamloze vennootschap
LIANDER INFRA OOST N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseressen,
advocaten mr. C.L. Klapwijk en M.W.F. Oosterhuis, beiden te Rotterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ARNHEM,
zetelend te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam te Arnhem.
Eisers zullen hierna gezamenlijk Alliander c.s. genoemd worden. Afzonderlijk zullen zij achtereenvolgens worden aangeduid als Alliander, Liander en Liander Infra Oost. Gedaagde zal de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 augustus 2016
- de “akte houdende uitlating partij” van Alliander c.s.
1.2
Op de rol heeft de advocaat van de Gemeente laten weten af te zien van antwoordakte en vonnis gevraagd. Daarop is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1
De rechtbank blijft bij hetgeen zij in de vorige tussenvonnissen heeft overwogen en beslist. Dat komt er kort gezegd op neer dat de overeenkomst door de Gemeente kon worden opgezegd, zodat de primaire en subsidiaire vorderingen van Alliander c.s. moeten worden afgewezen. De meer subsidiaire vordering tot veroordeling van de Gemeente om (alsnog) de nodige zakelijke rechten in de vorm van opstalrechten te vestigen in verband met de verkoop van het netwerk in 1990 is toewijsbaar geoordeeld Ook de vordering tot indeplaatsstelling van dit vonnis daarvoor wanneer de Gemeente niet aan de vestiging van een opstalrecht zou meewerken, is toewijsbaar geoordeeld. Het ging er nog om in hoeverre er ruimte zou zijn voor toekenning van een financiële compensatie aan Alliander c.s.. In dat kader is in het laatste tussenvonnis aan partijen de vraag voorgelegd in hoeverre Alliander c.s. in de nieuwe situatie, waarbij de Verlegregeling geldt en via een opstalrecht het leidingennetwerk wordt overgedragen, nog financieel benadeeld worden omdat dan onder artikel 9 van de Verlegregeling aansprak kan worden gemaakt op volledige compensatie.
2.2
Alliander c.s. hebben in hun akte kenbaar gemaakt dat er geen aanleiding is voor een door de Gemeente te betalen overgangsvergoeding met betrekking tot verlegkosten zolang artikel 9 van de Verlegregeling ongewijzigd in stand blijft. Van dit laatste moet de rechtbank uitgaan, nu er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat dit binnen afzienbare tijd anders kan komen te liggen. Bij die stand van zaken is er geen grond een overgangsvergoeding vast te stellen.
2.3
Tot slot hebben Alliander c.s. nog bezwaren geuit tegen het in het laatste tussenvonnis in rov. 2.10 gegeven oordeel over de vraag of de onder de Verlegregeling verschuldigde kosten van leges kunnen meewegen bij de beoordeling van de vraag of er grond is voor de toekenning van een financiële compensatie vanwege de opzegging door de Gemeente van de overeenkomst. Reeds omdat er geen grond is voor vaststelling van een overgangsvergoeding, is er geen aanleiding op dat oordeel terug te komen.
2.4
De vordering van Alliander c.s. tot reële executie zal worden toegewezen op na te melden wijze. Daarbij zij het volgende opgemerkt. Hetgeen in rov. 2.7 en 2.8 van het laatste tussenvonnis is overwogen, komt er kort gezegd op neer dat het mogelijk moet zijn bij notariële akte een opstalrecht voor het leidingennetwerk te realiseren. Strikt genomen is daarmee niet gerespondeerd op de stelling van de Gemeente dat daarmee dit vonnis nog niet in de plaats kan treden van een notariële akte tot vestiging van de benodigde opstalrechten. Dat is een vraag van executie. Het is niet aan de rechtbank maar aan de eisende partij om haar vordering zodanig te formuleren dat deze ook daadwerkelijk kan worden geëffectueerd. De rechtbank kan daar niet in treden, zeker niet nu de eisende partij na dit betoog van de Gemeente geen aanleiding heeft gezien haar vordering aan te passen.
2.5
Omdat de partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten aldus worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.

3.De beslissing

De rechtbank, recht doende,
3.1
Veroordeelt de Gemeente om het bepaalde in artikel 1 van de overeenkomst aldus na te komen dat zij dient mee te werken aan het ten behoeve van Liander vestigen van zelfstandige opstalrechten op alle tracés van gas- en elektriciteitsleidingen van Liander gelegen in de aan de Gemeente toebehorende gronden, wegen en wateren,
3.2
Bepaalt dat indien de Gemeente na betekening van dit vonnis en nadat zij daartoe op een termijn van tenminste 10 dagen is opgeroepen door een door Liander aan te wijzen notaris, op de betreffende dag niet meewerkt aan het passeren van de notariële akte voor het vestigen van de hiervoor bedoelde opstalrechten, dit vonnis in de plaats treedt van een notariële akte tot vestiging van zelfstandige opstalrechten ten behoeve van Liander, zoals bedoeld onder 3.1
3.3
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4
Compenseert de kosten tussen de partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen,
3.5
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M Vaessen en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2016.