ECLI:NL:RBGEL:2016:7161

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
5037140
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en geschiktheid werknemer in het kader van functie-eisen en examenresultaten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Schut Packaging B.V. en haar werknemer, hierna aangeduid als [gedaagde]. De werkgever, Schut, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van disfunctioneren van de werknemer, die niet voldeed aan de nieuwe functie-eisen die in het kader van een opleiding waren gesteld. De werknemer had herhaaldelijk niet het vereiste examenresultaat behaald, wat leidde tot de conclusie van de werkgever dat hij ongeschikt was voor de functie van Operator.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de werkgever niet voldoende had aangetoond dat de werknemer daadwerkelijk disfunctioneerde. De kantonrechter wees erop dat de functie-eisen eenzijdig waren verzwaard en dat de beoordeling van de werknemer niet op objectieve maatstaven was gebaseerd. Bovendien had de werknemer in het verleden naar behoren gefunctioneerd en was er geen bewijs dat zijn functioneren in de afgelopen jaren onvoldoende was geweest. De kantonrechter concludeerde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet gerechtvaardigd was en wees het verzoek van de werkgever af.

Daarnaast heeft de kantonrechter het tegenverzoek van de werknemer om tewerkstelling in zijn functie als Operator toegewezen, en de werkgever veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve beoordelingscriteria en de zorgvuldigheid die werkgevers in acht moeten nemen bij het stellen van nieuwe functie-eisen en het afnemen van examens.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 5037140 HA VERZ 16-77
Grosse aan: mr. B.A. Roosenboom
Afschrift aan: F.J. van Wijk
Verzonden d.d.
Beschikking van 15 juni 2016 van de kantonrechter
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Schut Packaging B.V.,
gevestigd te Eerbeek,
hierna te noemen “Schut”,
gemachtigde: mr. F.J. van Wijk,
tegen
[gedaagde ] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen “ [gedaagde ] ”,
gemachtigde: mr. B.A. Roosenboom.

1.Het verloop van de procedure

Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 april 2016;
- het verweerschrift ex artikel 7:671b BW tevens houdende tegenverzoek;
- de faxbrief van mr. van Wijk van 25 mei 2016 met bijlagen;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting van 30 mei 2016, waarbij door mr. van Wijk pleitaantekeningen zijn overgelegd.

2.De vaststaande feiten

2.1
Schut exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de fabricage van en handel in verpakkingen en aanverwante producten. Zij is voornamelijk actief in de ontwikkeling, productie en verkoop van hoogwaardige verpakkingen van vouwkarton, kunststof of een combinatie hiervan. Schut heeft circa 80 tot 100 werknemers in dienst.
2.2
[gedaagde ] , geboren op [geboortedatum] 1967 (48 jaar), is na het doorlopen van zijn lbo-opleiding aan de lagere Landbouwschool en dienstplicht met ingang van 17 april 1990 in dienst getreden van Schut in de functie van algemeen medewerker afwerking. Het salaris bedraagt momenteel € 2.589,67 bruto per maand (inclusief persoonlijke toeslag, harmonisatietoeslag en ploegentoeslag), te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Kartonnage en Flexibele Verpakkingenbedrijf van toepassing.
2.3
[gedaagde ] werkt bij Schut al lange tijd als algemeen medewerker Afwerking (aan dezelfde machine) en sinds een aantal jaren als Operator aan een van de zes verschillende machines voor de afwerking, ook wel plakmachines genoemd. Er staan twee Operators aan een machine. De technisch operator (voorheen steller) loopt rond en kan zo nodig worden ingeschakeld bij het stellen van complexe producten.
Sinds 2011 staat in de functieomschrijving van de Operator dat zijn werkzaamheden bestaan uit het zelfstandig omstellen, instellen en controleren van verschillende machines.
2.4
In 2015 is Schut gestart met het Project Opleiding Afwerking. In het kader van een te maken efficiëntieslag heeft Schut een uitgebreid Plan van Aanpak opgesteld. Daarin is een ontwikkelingsplan opgenomen dat er van uitgaat dat het niveau van iedere Operator op de afdeling Afwerking uiteindelijk goed moet zijn. Voor dit project zijn acht werknemers geselecteerd, waaronder [gedaagde ] , op basis van de plakmachines waar zij doorgaans werkten en de verwachte slagingskans van deze werknemers. [gedaagde ] had al ruim 24 jaar aan de plakmachine International gestaan voor welke machine hij ook certificaten had behaald. Iedere deelnemer heeft het leerboek Vouwen en Plakken (theorie) ontvangen met een huiswerkopdracht. De opleiding is praktijkgericht en moet voornamelijk ‘on the job’ plaatsvinden. Er is onder meer een Ervaringsprofiel (EVP) en een Persoonlijk Ontwikkelplan (POP) opgesteld.
2.5
De betrokken werknemers zijn getest door middel van een praktijkexamen. De examinator is een voorman van een ander team.
De wijze van beoordeling is vastgelegd in het Opleidingsplan Vouwen en Plakken, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“(…) 2.4.3 Certificering
(…) om het certificaat in de langsnaad constructie te halen dient de medewerker aan de drempelscore van 3,0 op het beoordelingsformulier te voldoen, dit is de “voldoende”. Op een schaal van 1 tot 10 correspondeert deze score met een 7,5 of hoger. Deze lat is gekozen om het niveau van de mensen te garanderen. Bij het halen van het gewenste niveau door de medewerker heeft deze ook het recht op opleiding naar het volgende niveau. (…)
2.4.4
Procedure bij lage beoordeling
(…)
Medewerkers die na herexamen niet het gewenste niveau halen, komen niet meer in aanmerking voor opleiding naar het volgende niveau. Met deze medewerkers wordt een gesprek aangegaan over hun functioneren en geschiktheid voor de functie. (…)”
2.6
Bij [gedaagde ] is het eerste examen afgenomen op 7 juli 2015. Er werd gebruik gemaakt van een digitaal beoordelingsformulier, dat door de examinator in overleg met de voorman van de eigen ploeg is ingevuld. Direct na het examen werd aan [gedaagde ] mondeling meegedeeld dat hij was geslaagd. Enkele dagen later hoorde hij op kantoor dat hij een 2,9 had gescoord, onder de door Schut gestelde minimumnorm van 3,0 op een schaal tot 4,0.
2.7
Hierna is eind november 2015 een herexamen afgenomen. Daarbij scoorde [gedaagde ] een 2,7. Er hebben gesprekken plaatsgevonden tussen twee meewerkend voorlieden en de manager P&O en [gedaagde ] . Tijdens gesprekken op 7 en 8 december 2015 werd [gedaagde ] nog een allerlaatste kans geboden en meegedeeld dat als [gedaagde ] het examen niet zou halen, Schut zich genoodzaakt zou zien over te gaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Bij het examen op 3 maart 2016 was het resultaat een 2,8. Alle medewerkers van de afdeling Afwerking waren op dat moment voor het examen geslaagd. Tijdens een gesprek op 7 maart 2016 heeft Schut [gedaagde ] meegedeeld dat zij zich genoodzaakt zag de arbeidsovereenkomst met [gedaagde ] te beëindigen.

3.Het verzoek

3.1
Schut verzoekt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen Schut en haar werknemer [gedaagde ] met ingang van de eerst mogelijke datum zal ontbinden, nu vanwege de hiervoor genoemde feiten en redelijke gronden voor ontslag in redelijkheid niet van Schut gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met [gedaagde ] te laten voortduren, en daarbij te bepalen dat [gedaagde ] – naast zijn aanspraak op de wettelijke transitievergoeding – geen aanspraak heeft op enige billijke of andere aanvullende vergoeding, met veroordeling van [gedaagde ] in de proceskosten.
3.2
Schut legt aan haar verzoek, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, onder meer de volgende stellingen ten grondslag.
Schut heeft als onderneming de afgelopen jaren sterk te lijden gehad van conjuncturele schommelingen. Om in een moeilijke economische tijd met verminderde vraag naar producten in de concurrerende markt van de verpakkingsmaterialen voor die producten mee te komen en winst te maken is het voor Schut belangrijk de kostprijs van de verpakkingsmaterialen omlaag te brengen. Efficiëntie in het instellen van machines en bij het draaien van orders zijn hier belangrijke onderdelen van. Het niet bereiken van gestelde bedrijfseconomische doelen blijkt in belangrijke mate te worden veroorzaakt doordat werknemers tekort komen in de competenties voor de eigen functie. Vooral op de afdeling Afwerking is dit een probleem gebleken. Sinds 2011 staat in de functieomschrijving van de Operator dat zijn werkzaamheden bestaan uit het zelfstandig omstellen, instellen en controleren van verschillende machines. Het functioneren van [gedaagde ] laat blijkens de functioneringsverslagen 2012-2015 te wensen over. Bij [gedaagde ] is een terugkerend thema dat hij beter kan dan hij laat zien.
In de opleiding in het kader van het in 2015 gestarte Project Opleiding Afwerking is de eis van het zelfstandig stellen van de machine belangrijk. Tijdens het stellen staat de machine, en daarmee de productie, namelijk stil. De werknemers zijn tijdens de opleiding dagelijks begeleid en hebben ruim de kans gekregen toe oefenen met stellen. Ook is [gedaagde ] de mogelijkheid geboden om in eigen tijd extra te stellen. Om er zeker van te zijn dat iedere Operator het niveau bereikt dat Schut met de opleiding voor ogen heeft, heeft zij er voor gekozen om een examen af te nemen. Er is beoordeeld op basis van objectieve criteria en Schut heeft van te voren duidelijk aangegeven welke norm gehaald diende te worden.
Gelet op de aangetoonde discrepantie tussen de (basis-)eisen die Schut stelt aan de functie van Operator en de resultaten die [gedaagde ] behaalt op de werkvloer – zowel tijdens examens als daarbuiten – kan niet anders dan worden geconcludeerd dat [gedaagde ] momenteel ongeschikt is voor de functie van Operator althans ongeschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid. Indien geoordeeld zou worden dat er geen sprake is van disfunctioneren, dan dient de arbeidsovereenkomst te worden ontbonden op de grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder h BW.

4.Het verweer

4.1
[gedaagde ] heeft de kantonrechter verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
( i) Schut in haar verzoeken niet ontvankelijk te verklaren althans deze af te wijzen;
subsidiair:
indien de arbeidsovereenkomst desalniettemin zou worden ontbonden:
(ii) bij het bepalen van de datum waarop de arbeidsovereenkomst met [gedaagde ] wordt ontbonden rekening te houden met een opzegtermijn van 17 weken en het vereiste dat uitsluitend tegen de laatste werkdag van de maand kan worden opgezegd;
(iii) voor recht te verklaren dat [gedaagde ] de wettelijke transitievergoeding verschuldigd is, die uitgaande van een ontbinding met ingang van 1 september 2016, neerkomt op een bedrag van € 31.697,56 bruto, en
(iv) Schut te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding aan [gedaagde ] ex artikel 7:671b lid 8 sub c BW van € 80.000,00 bruto, althans een bedrag dat de kantonrechter billijk oordeelt;
en
( v) Schut te veroordelen in de proceskosten, door de kantonrechter vast te stellen op € 7.500,00 inclusief btw, althans een bedrag zoals de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf dagtekening van de uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening;
(vi) Schut te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onder (iii), (iv) en (v) genoemde bedragen vanaf het opeisbaar worden tot de dag der algehele voldoening.
4.2
Het verweer van [gedaagde ] zal, voor zover van belang, hierna worden weergegeven.

5.Het tegenverzoek

5.1
[gedaagde ] heeft de kantonrechter verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(i) Schut te gebieden [gedaagde ] tewerk te stellen in de werkzaamheden waarvoor hij is aangenomen en die hij tot 2015 heeft verricht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag ten laste van Schut, voor elke dag dat Schut hiermee in gebreke blijft;
(ii) Schut te veroordelen in de proceskosten, door de kantonrechter vast te stellen op € 7.500,00 inclusief btw, althans een bedrag zoals de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf dagtekening van de uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening;
(iii) Schut te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het onder (ii) genoemde bedrag vanaf het opeisbaar worden tot de dag der algehele voldoening.

6.Het verweer van [gedaagde ] op het tegenverzoek

Schut heeft ter zitting verweer gevoerd en verzocht de verzoeken van [gedaagde ] af te wijzen.
Op de inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig nader worden ingegaan.

7.De beoordeling

Het verzoek van Schut
7.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
Vooropgesteld wordt dat uit het bepaalde in artikel 7: 671b en 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 onder c tot en met h BW is bepaald wat onder een redelijke grond voor ontbinding moet worden verstaan.
7.2
Uit artikel 7:671b lid 2 BW volgt voorts dat een verzoek tot ontbinding slechts kan worden ingewilligd indien er geen opzegverbod geldt als bedoeld in artikel 7:670 BW of een met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbaar opzegverbod in een ander wettelijk voorschrift geldt. De kantonrechter constateert dat niet is gesteld of komen vast te staan dat er sprake is van een opzegverbod.
7.3
Schut heeft haar verzoek gebaseerd op :
a. de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer, mits de werkgever de werknemer hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid niet het gevolg is geweest van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder d BW;
b. althans andere dan de onder artikel 7:669 lid 3 onder a tot en met g BW genoemde omstandigheden, die zodanig zijn dat dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder h BW).
7.4
[gedaagde ] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en daarbij het standpunt ingenomen dat er geen sprake is van disfunctioneren en dat evenmin een ontbinding op de h-grond gerechtvaardigd is.
Disfunctioneren (d-grond)
7.5
De criteria van de ‘d-grond’ in artikel 7:669 lid 3 BW zijn ontleend aan het Ontslagbesluit en de daarop gebaseerde Beleidsregels Ontslagtaak UWV, zoals blijkt uit de parlementaire geschiedenis van de WWZ (p. 43 MvT en p 43/44 Nota naar aanleiding van het Verslag 33818, TK 2013-2014 nr. 3 en nr. 7.
[gedaagde ] heeft in het bijzonder verweer gevoerd tegen de stelling van Schut dat er in zijn geval sprake is van ‘ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid.’
Bij ongeschiktheid in het kader van de d-grond gaat komt het er in de eerste plaats op aan of de werkgever aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemer in onvoldoende mate voldoet aan de gestelde functie eisen; het niet op de juiste wijze vervullen van taken door een werknemer, zodat hij derhalve ongeschikt is voor zijn functie. Dat houdt in zijn algemeenheid in dat de prestaties niet voldoen aan de verwachtingen die de werkgever daarvan heeft (pagina 17 beleidsregels ontslagtaak UWV). Een ontbindingsverzoek op grond van disfunctioneren moet in zijn algemeenheid aan zware eisen voldoen.
[gedaagde ] werkt al langere tijd als operator aan de plakmachine ‘International’ en de beoordeling van zijn functioneren is steeds voldoende geweest. Dat geldt ook vanaf 2011 toen een nieuw functieprofiel aan [gedaagde ] is uitgereikt. In 2015 heeft Schut besloten het kwaliteitsniveau van acht Operators, waaronder [gedaagde ] , zodanig te verhogen dat zij daarmee de efficiëntie van de afdeling Afwerking aanzienlijk kon verbeteren. Zij heeft daartoe een Plan van Aanpak gemaakt. Een belangrijk deel daarvan bestond uit het door middel van een praktijkexamen testen of de medewerker zich op het vereiste werkniveau bevond.
Essentieel was daarbij voor Schut dat de Operator zoveel mogelijk de werkzaamheden, ook het stellen van de machine, zelfstandig kan uitvoeren. Dit is voor [gedaagde ] een nieuwe functie-eis in zoverre dat deze vaardigheid niet eerder van hem verlangd werd. Het door Schut in 2015 van de operators geëiste niveau is aldus niet gelijk aan de voor die tijd in de praktijk aan [gedaagde ] gestelde minimum eisen. Schut heeft de nieuwe eisen aan het werkniveau meer precies uitgewerkt in het door middel van examinering gestelde cijfer van 3,0 op een schaal van 0 tot 4 dat minimaal behaald moest worden. Op deze wijze heeft Schut naar het oordeel van de kantonrechter de functie eisen van [gedaagde ] verzwaard. Van een normaal van een werknemer te vergen ‘meegroeien in de functie’ kan in deze situatie niet meer worden gesproken. [gedaagde ] heeft tot drie keer toe voor het examen niet het door Schut vereiste aantal van 3,0 punten (op een schaal van 4,0) gehaald. Volgens Schut is hiermee het disfunctioneren van [gedaagde ] aangetoond, hetgeen door [gedaagde ] wordt betwist.
7.6
Vooreerst is van belang dat [gedaagde ] in de lange periode tussen 1990 en 2014 in de ogen van Schut naar behoren (ten minste voldoende) heeft gefunctioneerd en daarbij door middel van het behalen van opleidingscertificaten zijn kennis en vaardigheden heeft onderhouden. Het eenzijdig instellen van een geheel in eigen beheer te houden examen, zoals Schut heeft gedaan, is in het algemeen niet zonder meer een adequaat en redelijk middel om te beoordelen of een werknemer wel of niet op een voldoende niveau functioneert, aldus dat dit bij een negatieve uitslag een disfunctioneren kan opleveren. Dat kan enkel het geval zijn indien zo’n examen naar concrete en objectieve maatstaven toetst of de werknemer in staat is op een redelijk en voldoende niveau de overeengekomen werkzaamheden naar behoren uit te voeren. Indien de werkgever door het verscherpen van de functie-eisen in het kader van een kwaliteits- en efficiëntieslag de lat voor een of meer of een groep werknemers hoger wil leggen is, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, een dergelijke eenzijdige functiewijziging althans wijziging van de functie-eisen enkel binnen de grenzen van goed werkgever- en werknemerschap mogelijk. Daarbij dient te worden voldaan aan de vereisten die zijn geformuleerd in de arresten Taxi Hofman en Stoof/Mammoet.
7.7
Zoals hiervoor al is overwogen is er sprake van eenzijdig verzwaarde functie-eisen. Daarnaast heeft Schut naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval in het bijzonder niet voldaan aan de eis van objectieve maatstaven bij het afnemen van een examen. Zo had het bijvoorbeeld voor de hand gelegen om te werken met objectieve en meetbare resultaten, niet alleen te volstaan met het interne oefenen ‘on the job’, het exact vastleggen van de exameneisen en ook uit te zien naar een externe (mede-) examinator. Bovendien is het arbitrair om te eisen dat alleen een 3,0 (een 7,5 op een schaal van 10) voldoende zou zijn om te slagen voor het examen. Een examinator zegt in het geval van [gedaagde ] dat het met een 2,9 voldoende is maar Schut vindt van niet. Uit de motivering hiervan blijkt dat Schut deze lat bewust hoog heeft gelegd en dat het niet behalen van het niveau kan leiden tot een gesprek over het onvoldoende functioneren. De door [gedaagde ] voor de examens behaalde resultaten leiden dus niet tot de conclusie dat hij daarmee een onvoldoende resultaat heeft behaald nog daargelaten of hij daarmee ‘ongeschikt’ zou zijn. Het staat een werkgever natuurlijk vrij om te trachten de efficiency en kwaliteit van de werknemers te blijven verbeteren, en zij zal dat voor nieuw te werven en op te leiden medewerkers ook zeker moeten doen, maar de thans gekozen aanpak kan niet leiden tot de door Schut voorgestane automatische consequentie van een gedwongen beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de d-grond.
Ten slotte is nog van belang dat [gedaagde ] niet voldoende heeft geobjectiveerd welke feitelijke factoren naast het niet behalen van het examen moeten leiden tot de conclusie dat [gedaagde ] na een lang dienstverband sinds kort onvoldoende functioneert. Daarbij speelt nog mee dat van [gedaagde ] bekend is dat hij de afgelopen jaren kampt met problemen in de privésfeer.
Gelet op het voorgaande kan thans in het midden blijven of er is voldaan aan andere eisen, waaronder de eis van een zorgvuldig verbetertraject.
Overige omstandigheden (h-grond)
7.8
Naar het oordeel van de kantonrechter dient de h-grond enkel te worden toegepast in die zeer bijzondere categorie gevallen waarin de feiten die aan de ontbinding ten grondslag worden gelegd niet voldoen aan de vereisten voor een van de andere gronden a tot en met g. De h-grond kan echter niet worden aangewend als vervanging of vangnet voor een andere aangevoerde ontbindingsgrond die als onvoldoende voldragen is geoordeeld. De door Schut aangevoerde feitelijke grond dat de werknemer niet voldoet aan verzwaarde functie-eisen dient aan de hand van de binnen het beoordelingskader van een eventueel disfunctioneren gestelde eisen te voldoen en kan in dit geval niet alsnog een redelijke grond voor ontbinding via de h-grond opleveren.
7.9
De kantonrechter passeert de door Schut gedane bewijsaanbod omdat dit niet ziet op voldoende concreet omschreven feiten die, indien bewezen, tot een andere beoordeling zouden kunnen leiden dan hiervoor gegeven.
7.1
De door partijen aangevoerde argumenten die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen, behoeven geen bespreking, nu deze, in het licht van hetgeen is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kunnen leiden.
De tegenverzoeken van [gedaagde ]
7.11
Schut heeft zich verzet tegen een veroordeling tot tewerkstelling met dwangsom.
Zij heeft in dat verband ter zitting verklaard dat zij bij afwijzing van het ontbindingsverzoek [gedaagde ] zal toelaten tot zijn werkzaamheden als Operator, zodat het opleggen van een dwangsom voorbarig is.
De kantonrechter zal de verzochte tewerkstelling gebieden als verzocht en wel in de functie van Operator, nu daar geen bezwaren tegen bestaan. Gelet op de expliciete toezegging van Schut vertrouwt de kantonrechter er op dat Schut daaraan gevolg zal geven en dat de arbeidsovereenkomst als vanouds zal worden uitgevoerd, zodat hij het thans opleggen van een dwangsom niet nodig acht. Het gebod zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
In beide verzoeken voorts
7.12
Schut zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De kantonrechter acht onvoldoende grond aanwezig om Schut te veroordelen tot vergoeding van de volledige proceskosten, bestaande in de advocaatkosten van [gedaagde ] . Voor een dergelijke veroordeling is immers misbruik van (proces-)recht nodig, waarvan in dit geval niet kan worden gesproken.
De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

8.De beslissing

De kantonrechter:
op het verzoek van Schut:
8.1
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af;
8.2
veroordeelt Schut in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde ] vastgesteld op € 500,00 voor salaris gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van de uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening;
8.3
verklaart de veroordeling onder 8.2 uitvoerbaar bij voorraad;
op het tegenverzoek van [gedaagde ] :
8.4
gebiedt Schut om [gedaagde ] te werk te stellen in zijn werkzaamheden als Operator;
8.5
veroordeelt Schut in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde ] vastgesteld op € 250,00 voor salaris gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van de uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening;
8.6
verklaart de veroordelingen onder 8.4 en 8.5 uitvoerbaar bij voorraad;
8.7
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.
conc: mh