ECLI:NL:RBGEL:2016:7171

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
8 september 2017
Zaaknummer
C/05/307602/HA RK 16-181
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot informatie opvragen over woonplaatshistorie in schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een schuldeiser tegen een beschikking van de rechter-commissaris. De schuldeiser verzocht de rechtbank om de bewindvoerder te bevelen informatie op te vragen uit de Basis Registratie Personen (BRP) over de woonplaatshistorie van de saniet en een belanghebbende. De schuldeiser betwistte de toelating van de saniet tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en stelde dat de saniet onterecht deed voorkomen alsof hij alleen woonde, terwijl hij feitelijk samenwoonde met de belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat de procedure ex artikel 317 van de Faillissementswet (Fw) niet bedoeld is voor het verkrijgen van bewijs in deze context. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende gronden waren om de bewindvoerder een aanwijzing te geven op basis van artikel 316 lid 1 sub a Fw. De rechtbank verklaarde het hoger beroep ongegrond en bekrachtigde de beschikking van de rechter-commissaris van 25 augustus 2016.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/307602 / HA RK 16-181
Beschikking van 14 oktober 2016 ex artikel 315 Fw
in de zaak van
[schuldeiser/verzoeker],
wonende te Soest,
verzoeker,
advocaat mr. F.E. van Nisselrooij te Zutphen,
tegen
1.
K.M. JAGER-VAN GOOR, in haar hoedanigheid van bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling van [saniet]
kantoorhoudende te Ede,
waarin als belanghebbenden zijn aangemerkt

2 [saniet] ,

wonende te Zutphen,
verschenen in persoon,

3 [belanghebbende 1] ,

wonende te Zutphen,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [schuldeiser/verzoeker] , de bewindvoerder, [saniet] en [belanghebbende 1] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met bijlagen
  • de mondelinge behandeling, waar [schuldeiser/verzoeker] in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en waar de bewindvoerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. Jager, advocaat. [saniet] is in persoon verschenen.

2.De feiten

2.1.
[saniet] is op 15 september 2014 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, waarbij K.M. Jager-Van Goor tot bewindvoerder is aangesteld.
2.2.
[schuldeiser/verzoeker] heeft een vordering ingediend in de schuldsaneringsregeling van [saniet] . Deze vordering wordt betwist door de bewindvoerder.
2.3.
[schuldeiser/verzoeker] heeft de rechtbank verzocht de schuldsaneringsregeling van [saniet] tussentijds te beëindigen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen bij beschikking van 8 juni 2016. [schuldeiser/verzoeker] is van deze beschikking in hoger beroep gegaan. Dit hoger beroep loopt nog.
2.4.
[schuldeiser/verzoeker] heeft de rechter-commissaris in de schuldsaneringsregeling van [saniet] verzocht hem een machtiging te verstrekken om informatie uit de Basis Registratie Personen (BRP) op te vragen over de woonplaatshistorie van [saniet] en [belanghebbende 1] en deze informatie te verstrekken aan de rechter-commissaris en aan het gerechtshof ten behoeve van het dienende hoger beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, en subsidiair de bewindvoerder bevel te geven deze informatie op te vragen en aan de rechter-commissaris en het gerechtshof te verstrekken.
2.5.
De rechter-commissaris heeft het verzoek bij beschikking van 25 augustus 2016 afgewezen.
2.6.
[schuldeiser/verzoeker] heeft van de beschikking van 25 augustus 2016 hoger beroep ingesteld bij de rechtbank.

3.Het verzoek

3.1.
[schuldeiser/verzoeker] verzoekt de beslissing van de rechter-commissaris van 25 augustus 2016 (kenmerk ET/CG/ssr 14/818) te vernietigen en de bewindvoerder te bevelen informatie uit de BRP op te vragen over de woonplaatshistorie van [saniet] en [belanghebbende 1] en deze informatie te verstrekken aan hem en aan de rechtbank.
3.2.
[schuldeiser/verzoeker] voert daartoe aan dat hij twijfels heeft over de juistheid en volledigheid van de verklaringen van [saniet] in de schuldsaneringsregeling. [saniet] doet namelijk ten onrechte voorkomen alsof hij een eenpersoonshuishouden voert, terwijl hij feitelijk samenwoont met [belanghebbende 1] . [saniet] is net voorafgaand aan zijn toelating tot de schuldsaneringsregeling apart van zijn partner [belanghebbende 1] gaan wonen, waarmee hij de schuldeisers opzettelijk heeft benadeeld, omdat de beslagvrije voet dan lager is. De bewindvoerder had hiernaar nader onderzoek moeten doen door de woonplaatshistorie van [saniet] en [belanghebbende 1] in de BRP op te vragen. [schuldeiser/verzoeker] heeft zelf bij de gemeente Zutphen om een uittreksel van [saniet] uit de BRP verzocht, maar dat verzoek is afgewezen.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Uit na de zitting bij de insolventiegriffie van deze rechtbank te Zutphen opgevraagde informatie, is namelijk gebleken dat het beroepschrift aldaar per email op 29 augustus 2016, dus tijdig binnen vijf dagen na 25 augustus 2016, is binnengekomen.
4.2.
Uit het verzoekschrift in hoger beroep en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat [schuldeiser/verzoeker] van mening is dat [saniet] niet tot de wettelijke schuldsaneringsregeling had mogen worden toegelaten en dat deze schuldsaneringsregeling volgens [schuldeiser/verzoeker] tussentijds moet worden beëindigd. Daarover loopt thans een rechtszaak in hoger beroep. [schuldeiser/verzoeker] wil deze tussentijdse beëindiging bereiken door (onder meer) aan te tonen dat [saniet] feitelijk samenwoont terwijl hij doet voorkomen alsof hij alleen woont en dat [saniet] om zijn schuldeisers te benadelen net voor de toelating tot de schuldsaneringsregeling apart van zijn partner is gaan wonen, wat invloed heeft op de hoogte van de beslagvrije voet.
4.3.
Met zijn verzoek om de bewindvoerder te bevelen informatie uit de BRP op te vragen en deze informatie vervolgens aan hem te verstrekken, beoogt [schuldeiser/verzoeker] bewijs te vergaren om zijn stelling te ondersteunen dat [saniet] zijn schuldeisers benadeelt en dat hij de bewindvoerder onjuist inlicht, een en ander met het oog op de door [schuldeiser/verzoeker] gewenste tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Daarvoor is de procedure van artikel 317 Fw, waarop [schuldeiser/verzoeker] zijn verzoek baseert, echter niet bedoeld. De procedure van artikel 317 Fw is onder meer bedoeld om de daarin genoemden, waaronder de schuldeisers, invloed toe te kennen op het beheer over de schuldsaneringsboedel en om, zo zij menen dat bij dit beheer fouten worden gemaakt, deze te doen herstellen of voorkomen. Hetgeen [schuldeiser/verzoeker] beoogt, ziet niet op genoemd beheer van de boedel.
4.4.
Voor zover [schuldeiser/verzoeker] meent dat de bewindvoerder tekortschiet in haar toezichthoudende taak als bedoeld in artikel 316 lid 1 sub a Fw en er daarom een aanwijzing nodig is, heeft het volgende te gelden. De bewindvoerder heeft te kennen gegeven dat haar uit onderzoek is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn dat [saniet] feitelijk samenwoont met [belanghebbende 1] . Een uittreksel uit de BRP zal niets toevoegen, omdat daaruit niet blijkt of iemand feitelijk samenwoont. Daaruit blijkt slechts waar men ingeschreven staat en/of stond. Indien er vóór de toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wel sprake was van een relatie en die voordien is beëindigd, heeft te gelden dat [saniet] daarin vrij was. Ook daar verandert een uittreksel niets aan. Slechts als daarna feitelijk wél zou worden samengewoond, zou dit voor de regeling relevant zijn, maar daartoe zijn er, zoals hiervoor is overwogen, geen aanwijzingen.
4.5.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep ongegrond is. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart het hoger beroep ongegrond,
5.2.
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechter-commissaris van 25 augustus 2016 met kenmerk ET/CG/ssr 14/818.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.M Vaessen en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2016.