ECLI:NL:RBGEL:2016:7181
Rechtbank Gelderland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verzet niet ontvankelijk wegens tegenspraak door voeging in kort geding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 9 september 2016 uitspraak gedaan in een kort geding. De eisende partij heeft op 28 juni 2016 een verzetdagvaarding ingediend tegen een eerder vonnis van 20 juni 2016, waarbij de gedaagde partijen in verstek waren veroordeeld. De eisende partij heeft verzocht om schorsing van het vonnis, maar dit verzoek werd afgewezen door de voorzieningenrechter op 5 juli 2016. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 september 2016 is de vraag aan de orde gesteld of de eisende partij in zijn verzet kon worden ontvangen, nu er een voegende partij was die zich aan zijn zijde had geschaard en inhoudelijk verweer had gevoerd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet ontvankelijk kan worden verklaard in zijn verzet. Dit oordeel is gebaseerd op een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, waarin is vastgesteld dat een gevoegde partij zelfstandig hoger beroep kan instellen. Dit zou leiden tot het risico van tegenstrijdige beslissingen, wat in strijd is met de rechtszekerheid. De kantonrechter heeft artikel 140 Rv analoog toegepast, wat inhoudt dat in gevallen met meerdere gedaagden, waarbij ten minste één gedaagde is verschenen en tegen ten minste één gedaagde verstek is verleend, er slechts één vonnis wordt gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. Hierdoor kan de eisende partij niet in zijn verzet worden ontvangen.
De kantonrechter heeft de eisende partij in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde van de gedaagde partijen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 9 september 2016.