ECLI:NL:RBGEL:2016:7182

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juni 2016
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
5110905 \ VV EXPL 16-101 \ 25115
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een chalet op recreatiepark wegens huurachterstand en overlast

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], de ontruiming van een chalet dat door gedaagde, [gedaagde], wordt bewoond. De eisers stellen dat gedaagde in gebreke is gebleven met het betalen van de huur en dat er overlast is veroorzaakt. De procedure begint met een dagvaarding op 30 mei 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 juni 2016. Gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek wordt verleend. De eisers hebben een huurovereenkomst gesloten met gedaagde, die een borgsom van € 500,00 heeft betaald, maar sindsdien zijn er geen huurbetalingen meer gedaan. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, aangezien er een huurachterstand van drie maanden is ontstaan. De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming toe, maar bepaalt dat gedaagde het chalet binnen 14 dagen na het vonnis moet ontruimen. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en kosten. De vordering van de voegende partij, [voegende partij], om zich aan de zijde van gedaagde te voegen, wordt ook toegewezen, omdat zij stelt dat zij de huurovereenkomst heeft gesloten. De kantonrechter oordeelt dat de eisers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat gedaagde hun contractuele wederpartij is en dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd is.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5110905 \ VV EXPL 16-101 \ 25115
uitspraak van 20 juni 2016
vonnis in kort geding
in de zaak van

1.[eiser sub 1]

wonende te [voornaam 1]
2. [eiser sub 2]
wonende te [voornaam 1]
eisende partijen
gemachtigde mr. B.J. Blindenbach
tegen
[voornaam 1] [gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen
waarin heeft gevorderd als voegende partij aan de zijde van gedaagde te worden toegelaten:
[voornaam 1] [voegende partij]
wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. S.G. Blasweiler.
Partijen worden hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , [gedaagde] en [voegende partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 mei 2016 met producties
- het schriftelijke verzoek van [voegende partij] tot voeging aan de zijde van [gedaagde] van 2 juni 2016
- de mondelinge behandeling van 3 juni 2016.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn eigenaar van een chalet, staande op [kavelnummer] op recreatiepark [naam recreatiepark] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde chalet). [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bieden dit chalet evenals een ander chalet aan voor verhuur aan derden.
2.2.
[gedaagde] neemt naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats waarin een chalet te huur werd aangeboden contact op met [eiser sub 2] . Naar aanleiding hiervan wordt telefonisch een afspraak gemaakt voor de bezichtiging van het te huur aangeboden chalet.
2.3.
Medio maart 2016 vindt de bezichtiging van het te huur aangeboden chalet plaats. Hierbij zijn aanwezig [eiser sub 2] , [eiser sub 1] , [gedaagde] en [voegende partij] , de moeder van [gedaagde] die ook als zodanig wordt voorgesteld. Nadat [gedaagde] aangeeft dat het chalet dat te huur wordt aangeboden op Marktplaats te klein wordt bevonden, wordt aan hen het uiteindelijk gehuurde chalet getoond.
2.4.
Nadat [gedaagde] een bedrag van € 500,00 contant aan [eiser sub 2] overhandigt, ontvangen [gedaagde] en [voegende partij] de sleutels van het gehuurde chalet. [eiser sub 2] heeft ter plaatse een handgeschreven kwitantie opgesteld die luidt:
“Bewijs van Betaling
500,00 van 625 borg.
Restant 125 als borg
volgt per bank
Huur ingaande 01-04-2016
625 huur + 100 energie
Akkoord
Deze kwitantie wordt door [eiser sub 2] en [gedaagde] ondertekend.
2.5.
Later die dag laat [eiser sub 2] in het gehuurde chalet in tweevoud een huurovereenkomst achter. In deze huurovereenkomst staat onder meer:
Hierbij de huurovereenkomst ingaande 01 april 2016 t/m 30 september 2016 voor de huur van [kavelnummer] aan [naam laan] op het [naam recreatiepark] te [woonplaats] , (…)
Borg groot 625 euro is reeds 500 voldaan overige 125 euro volgt per bank uiterlijk op 01 april 2016
Huur is vastgesteld op 625 euro maandelijks te voldoen voor de 1e dag van de nieuwe huurmaand hieraan toegevoegd 100 euro voorschot energie
(…)
Kosten welke door middel van schade worden toegebracht, worden in rekening gebracht van de heer [voegende partij] te Amsterdam mobiel [mobiel nummer] of [mobiel nummer]
Opzegtermijn 1 maand voor verstrijken van deze huurovereenkomst, ingeval de huur eerder wordt opgezegd dan de overeengekomen 6 maanden dient de huur over de resterende periode voldaan te worden. (…)
Akkoord Verhuurder Akkoord Huurder
[eiser sub 1] [voegende partij]
Onder ‘Akkoord verhuurder’ staat op het moment van het achterlaten van deze huurovereenkomst in het gehuurde chalet door [eiser sub 2] reeds de handtekening van [eiser sub 1] .
2.6.
De huurovereenkomst wordt nadien ondertekend onder het kopje ‘Akkoord Huurder’ door [voegende partij] . Voorts staat onder de huurovereenkomst handgeschreven de naam [voornaam 2] ’.
2.7.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] bieden aan [gedaagde] en/of [voegende partij] aan om het chalet, dat te huur werd aangeboden op Marktplaats en dat te klein was bevonden voor bewoning, te gebruiken voor opslag van goederen waarvoor geen plaats iss in het gehuurde chalet. Van dit aanbod maken zij gebruik.
2.8.
Buiten de contant betaalde borgsom ad € 500,00 vindt er geen betaling aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in verband met het gehuurde plaats.
2.9.
[voegende partij] bewoont vanaf eind maart 2016 het gehuurde chalet en staat in de Basisregistratie personen (BRP) van de gemeente [woonplaats] op dat adres ingeschreven.
2.10.
Bij brief van 1 juni 2016 van de gemeente [woonplaats] wordt aan [voegende partij] aangezegd, kort gezegd, dat zij een recreatiewoning bewoont in strijd met het bestemmingsplan en dat zij binnen zes maanden na dagtekening van deze brief dit gebruik moet staken op straffe van verbeurte van een dwangsom.

3.De vordering en het verweer in het incident

3.1.
[voegende partij] vordert zich aan de zijde van [gedaagde] in het geding te mogen voegen.
3.2.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] voeren verweer.

4.De vordering en het verweer in de hoofdzaak

4.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat dat de kantonrechter:
[gedaagde] veroordeelt om het gehuurde chalet binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten onder afgifte van de sleutels;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling, bij wijze van voorschot, van een bedrag van € 2.075,00 uit hoofde van achterstallige huur en veroorzaakte schade, te vermeerderen met alle sinds de dagvaarding vervallen huurtermijnen inclusief het voorschot energie ad € 100,00;
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nasalaris en de nakosten;
[gedaagde] bij niet tijdige betaling veroordeelt tot betaling van wettelijke rente over de kosten.
4.2.
Het bedrag van € 2.075,00 is als volgt opgebouwd:
  • huurachterstand € 1.250,00 (€ 625,00 x 2 maanden; april en mei)
  • voorschot energie € 200,00 (€ 100,00 x 2 maanden; april en mei)
  • achterstand borg € 125,00
  • schade € 500,00
4.3.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag.
[gedaagde] schiet tekort in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft de maandelijkse huurtermijnen niet betaald. De huurachterstand bedraagt thans drie maanden. Bovendien ontvingen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bijna direct nadat [gedaagde] het gehuurde chalet heeft betrokken, klachten over [gedaagde] en zijn familie. Er verblijven meer personen in het chalet dan was overeengekomen. Er is verder sprake van overlast, er worden vernielingen gepleegd en schade veroorzaakt aan eigendommen van het park. Medebewoners ervaren de sfeer als dreigend en spoedig ingrijpen is derhalve noodzakelijk. De huurovereenkomst is opgezegd. [gedaagde] heeft, ondanks dat hij tot ontruiming is gemaand, het chalet niet ontruimd.
4.4.
Van [gedaagde] is geen verweer bekend.
4.5.
[voegende partij] voert verweer en betwist onder meer het spoedeisend belang aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
[voegende partij] heeft verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van [gedaagde] , stellende dat niet [gedaagde] maar zij degene is die met [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de huurovereenkomst voor het chalet heeft gesloten en aldaar woonachtig is en derhalve een rechtstreeks belang heeft bij de gevorderde ontruiming.
5.2.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben daartegen bezwaar gemaakt, stellende dat de procedure eindigt met de verstekverlening tegen [gedaagde] en derhalve vanaf dat moment geen voeging meer mogelijk is. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] worden hierin echter niet gevolgd. Door een eventuele verstekverlening tegen [gedaagde] eindigt de procedure niet, maar wordt de procedure bij verstek tegen [gedaagde] vervolgd. [voegende partij] kan derhalve in zoverre in haar verzoek worden ontvangen.
5.3.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben voorts als bezwaar tegen de gevorderde voeging aangevoerd dat er geen incidentele conclusie is ingediend. Artikel 7.2 van het ‘Procesreglement kort gedingen rechtbank, kantonzaken’ vereist echter enkel dat de incidentele vordering schriftelijk wordt ingediend, uiterlijk 24 uren voor de terechtzitting, waaraan is voldaan met de e-mail van 2 juni 2016 om 11:45 uur.
5.4.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] roepen verder de nietigheid in van de incidentele vordering, omdat deze niet de voornaam vermeldt van degene die de vordering instelt en de gronden waarop zij berust als bedoeld in artikel 219 Rv. Dat artikel stelt weliswaar vormvereisten, echter de nietigheid dient slechts te worden uitgesproken indien de rechter van oordeel is dat de gedaagde in het incident door het gebrek onredelijk in zijn belangen is geschaad (artikel 219, tweede lid, in samenhang met 122 Rv). Niet gebleken is dat het niet vermelden van de voornaam van [voegende partij] in de incidentele vordering een gebrek van dien aard is dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hierdoor onredelijk in hun belangen zijn geschaad. Het beroep op nietigheid wordt derhalve verworpen. Het bezwaar tegen het ontbreken van de gronden waarop het incident rust, treft, voor zover daarvan al sprake is, eenzelfde lot.
5.5.
Ten aanzien van de vervolgvraag of de gevorderde voeging kan worden toegewezen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Op de voet van artikel 217 Rv kan ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding vorderen zich daarin te mogen voegen. Indien aan deze eis is voldaan en de incidentele vordering tot voeging volgens artikel 218 Rv tijdig is ingesteld, is die vordering in beginsel toewijsbaar. Voor voeging of tussenkomst in een kort geding is het reeds voldoende indien de tussenkomende partij een rechtstreeks en in rechte erkenbaar belang heeft om met eigen argumenten als partij in het geding op te komen (vgl. HR 15-11-1996, NJ 1997, 482).
5.6.
[voegende partij] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, als – gestelde – huurder en bewoner van het chalet, een rechtstreeks en in rechte erkenbaar belang heeft bij het voeren van verweer tegen de gevorderde ontruiming. De vordering van [voegende partij] tot voeging zal dan ook worden toegewezen.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

6.1.
De dagvaarding is op de bij de wet voorgeschreven wijze betekend aan het adres van [gedaagde] . Hij is niet verschenen in deze procedure, zodat tegen hem verstek wordt verleend.
6.2.
[voegende partij] heeft het bestaan en de omvang van de huurachterstand, de achterstand in de betaling van het restant van de borgsom en de achterstand in de betaling van het voorschotbedrag energie niet betwist, zodat de juistheid van die vordering in het kader van dit kort geding in rechte vaststaat. Nu de door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gevorderde voorziening ertoe strekt een einde te maken aan een voortdurende onrechtmatige toestand – het onbetaald laten van de geldvordering door [gedaagde] – is daarmee het spoedeisend belang van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gegeven. Bovendien is uit het verhandelde ter zitting gebleken dat, alhoewel de gestelde vernielingen door [voegende partij] worden betwist, vast staat dat de verhouding tussen [voegende partij] en [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zodanig is geëscaleerd dat aanwezigheid van de politie noodzakelijk werd geacht. [voegende partij] heeft dan ook geen rechtens te respecteren belang bij het betwisten van de spoedeisendheid van die vordering.
6.3.
[voegende partij] heeft, in tegenstelling tot [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , betoogd dat niet [gedaagde] maar zij degene is die met [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de huurovereenkomst voor het chalet heeft gesloten en als huurder heeft te gelden. De vraag die derhalve als eerste ter beantwoording voorligt, is de vraag met wie [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben gecontracteerd.
6.4.
Deze vraag moet worden beantwoord afhankelijk van wat betrokkenen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en mogen afleiden. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard van de betreffende overeenkomst en wat dienaangaande in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is. Als algemeen uitgangspunt heeft voorts te gelden dat een ieder wordt geacht voor zichzelf te handelen, tenzij degene die handelt kenbaar maakt (voordat tot uitvoering van de overeenkomst is overgegaan) niet voor zichzelf maar voor een ander te handelen.
6.5.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] enkel zaken hebben gedaan met [gedaagde] . Zo is niet in geschil dat [gedaagde] naar aanleiding van de advertentie op Marktplaats telefonisch contact heeft gezocht met [eiser sub 2] en een afspraak voor een bezichtiging van het chalet heeft gemaakt. Ook staat tussen de partijen vast dat [gedaagde] tijdens de bezichtiging van het chalet het woord heeft gevoerd, waarbij hij weliswaar overleg heeft gevoerd met [voegende partij] , maar in een voor [eiser sub 1] en [eiser sub 2] onbekende taal, zodat zij daaruit niet hebben hoeven begrijpen dat [gedaagde] niet namens zichzelf handelde maar namens zijn moeder. Verder was het [gedaagde] die het contante bedrag aan borgsom, te weten € 500,00, aan [eiser sub 2] heeft overhandigd en die voor de betaling hiervan heeft getekend. De enkele omstandigheid dat de borgsom door [voegende partij] uit haar tas is gehaald en door haar aan [gedaagde] is overhandigd ter betaling aan [eiser sub 2] , zoals door [voegende partij] is verklaard, maakt niet dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hieruit hadden kunnen of moeten afleiden dat zij in plaats van [gedaagde] de huurder werd. Dat zij er vanuit gingen dat [gedaagde] hun contractuele wederpartij was, was bovendien kenbaar voor [gedaagde] en [voegende partij] . In de door hen opgestelde huurovereenkomst staat immers de naam van [gedaagde] – zij het als [gedaagde] – vermeld bij ‘huurder’. Weliswaar beschikken [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet over een door [gedaagde] ondertekend exemplaar, maar niet is gesteld dat [voegende partij] na het aantreffen van het contract in het chalet tegen de tenaamstelling heeft geprotesteerd. Dat had onder de gegeven omstandigheden wel op haar weg gelegen. De enkele ondertekening van het contract door [voegende partij] , waarvan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] overigens de ontvangst hebben betwist, is onvoldoende om als een zodanig protest aan te merken.
6.6.
De kantonrechter is op grond van het vorenstaande voorshands van oordeel dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] er redelijkerwijs op mochten vertrouwen dat [gedaagde] hun contractuele wederpartij bij de huurovereenkomst is. Het verweer van [voegende partij] wordt verworpen.
6.7.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van de gestelde tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagde] . Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming is slechts plaats indien met een grote mate van waarschijnlijkheid in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken. Bovendien moet sprake zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat het belang van de verhuurder om over een vrije woning te beschikken moet prevaleren boven het belang van de huurder om in de woning te blijven.
6.8.
De kantonrechter stelt vast dat sinds de totstandkoming van de huurovereenkomst er nimmer huurpenningen door [gedaagde] zijn voldaan en dat evenmin het toegezegde restant aan borgsom is voldaan``. Ter terechtzitting is gebleken dat [gedaagde] het gehuurde chalet inmiddels heeft verlaten en naar het buitenland is vertrokken, zonder [eiser sub 1] of [eiser sub 2] daarvan op de hoogte te stellen. Nakoming van een overeenkomst kan op zichzelf ook door een derde plaatsvinden, maar ook [voegende partij] , waarvan bekend was dat zij (aanvankelijk) tezamen met [gedaagde] het chalet zou bewonen, is niet tot betaling van (een deel van) de huurpenningen overgegaan. De huurachterstand bedraagt thans drie maanden (april, mei en juni 2016). [voegende partij] heeft desgevraagd ter zitting te kennen gegeven niet bereid te zijn de huurachterstand te voldoen. Ter zitting heeft zij aangevoerd dat zij, onder meer door de omstandigheid dat sinds half april 2016 het gas en licht in het gehuurde chalet zijn afgesloten, verminderd woongenot heeft gehad. Wat hier verder ook van zij, dit rechtvaardigt, voorshands oordelend, niet dat geen enkele betaling heeft plaatsgehad sinds [gedaagde] de beschikking heeft over de woning.
6.9.
De vaststaande hoogte van de huurachterstand, bezien in het licht van het vertrek van [gedaagde] zonder het verrichten van enige huurbetaling, rechtvaardigt de in kort geding gevorderde veroordeling tot ontruiming, zij het dat de ontruimingstermijn wordt bepaald op 14 dagen. In het verlengde daarvan zal [gedaagde] – als contractspartij – worden veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur over de maanden april en mei 2016, van het voorschot energie over de maanden april en mei 2016 en het restant borgsom ad € 125,00, zijnde een totaalbedrag van € 1.575,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na datum van dit vonnis tot en met de dag van algehele voldoening alsmede alle sindsdien vervallen huurtermijnen inclusief het voorschot energie.
6.10.
Ten aanzien van de gevorderde betaling van veroorzaakte schade, wordt voorshands als volgt overwogen. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben aan deze vordering ten grondslag gelegd dat een elektriciteitskast van het park door [gedaagde] en/of zijn familie is opengebroken en dat de schade door de parkbeheerder is begroot op € 500,00. Bij een geldvordering in kort geding is terughoudendheid op haar plaats. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de schade door [voegende partij] en de omstandigheid dat gesteld noch gebleken is dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door de parkbeheerder tot betaling van deze gestelde schade aan een eigendom van het park is gemaand, zal de gevorderde betaling hiervan worden afgewezen.
6.11.
[voegende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] begroot op € 30,00 wegens salaris gemachtigde (1 punt, tarief € 30,00).
6.12.
Ten aanzien van de in de hoofdzaak gevorderde veroordeling in de proceskosten wordt overwogen dat, nu een kostenveroordeling in essentie strekt tot schadevergoeding wegens wanprestatie terzake van de hoofdverplichting, enkel [gedaagde] zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] .
6.13.
De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 100,00 zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 100,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis alsmede met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na datum van dit vonnis tot en met de dag van algehele voldoening.

7.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
in het incident:
7.1.
staat [voegende partij] toe zich in het geding te voegen aan de zijde van [gedaagde] ;
7.2.
veroordeelt [voegende partij] in de proceskosten in het incident, aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] begroot op € 30,00 aan salaris voor de gemachtigde;
in de hoofdzaak:
7.3.
verleent verstek tegen [gedaagde] ;
7.4.
veroordeelt [gedaagde] om het chalet staande op [kavelnummer] op recreatiepark [naam recreatiepark] aan [naam laan] te [woonplaats] uiterlijk binnen 14 dagen na dit vonnis ontruimd en verlaten te hebben met al hetgeen zich vanwege [gedaagde] daarin of daarop bevindt en al diegenen die zich daarin of daarop vanwege [gedaagde] bevinden en onder afgifte van de sleutels van dit chalet ter vrije beschikking van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te stellen;
7.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te betalen een bedrag van € 1.575,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 625,00 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] de woning vanaf 1 juni 2016 in gebruik heeft tot aan de ontruiming;
7.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten in de hoofdzaak, aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] begroot op € 96,05 aan dagvaardingskosten, € 223,00 aan griffierecht, € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 100,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis alsmede met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na datum van dit vonnis tot en met de dag van algehele voldoening;
7.8.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2016.