ECLI:NL:RBGEL:2016:799

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2016
Publicatiedatum
15 februari 2016
Zaaknummer
C/05/296206 KZ RK 16-26
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan vooringenomenheid van de rechter

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 8 februari 2016 het wrakingsverzoek van verzoekster, vertegenwoordigd door mr. T.A.M. Drubbel, afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. M. Engelbert, de rechter die de zaak behandelde. Verzoekster stelde dat de rechter partijdig was omdat zij had toegestaan dat de tegenpartij een nieuwe vordering indiende en niet had toegestaan dat de griffier akte verleende van het bezwaar van verzoekster. De rechter heeft echter aangegeven dat zij de orde van de zitting wilde bewaken en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter normaal heeft gehandeld door partijen de gelegenheid te geven om hun standpunten naar voren te brengen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het verzoek om wraking werd dan ook afgewezen, omdat niet was gebleken van enige vooringenomenheid van de rechter.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer: C/05/296206 / KZ RK 16/26[jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]
Beslissing van 8 februari 2016 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] , wonende te [plaats],
gemachtigde mr. T.A.M. Drubbel, te Almere,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. M. Engelbert,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 januari 2016 en de schriftelijke reactie van de rechter, ingekomen op 21 januari 2016.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 8 februari 2016.
Verzoekster en haar gemachtigde zijn zonder nadere kennisgeving niet ter zitting verschenen. De rechter is, met kennisgeving, evenmin verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

In het proces-verbaal van de zitting van 11 januari 2016 is vermeld dat de rechter is gewraakt omdat zij heeft toegelaten dat de tegenpartij een nieuwe vordering indiende en zij de griffier niet heeft toestaan akte te verlenen van het bezwaar dat de gemachtigde van verzoekster daartegen had. De rechter is daarom vooringenomen geweest.

3.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft schriftelijk medegedeeld dat zij niet berust in de wraking. Zij heeft aangegeven dat zij, voorafgaande aan de wraking, gevorderd was tot het punt waarop zij met partijen wilde bespreken welke mogelijke oplossingsrichtingen er waren. Op haar vraag of er een mogelijkheid en bereidheid tot overleg was begon mr. Van den Bergh, de gemachtigde van de wederpartij, een zin, waarbij hij een rekening en een bedrag van € 3.200,- noemde. Daarop viel mr. Drubbel hem in de rede en riep tegen de rechter dat hij bezwaar maakte. Omdat het de rechter niet duidelijk was waartegen mr. Drubbel bezwaar maakte, omdat mr. Van den Bergh zijn zin immers nog niet had afgemaakt, heeft zij mr. Drubbel gevraagd mr. Van den Bergh te laten uitpraten. Mr. Drubbel mocht reageren nadat mr. Van den Bergh zijn zegje gedaan zou hebben. Het verlenen van akte was volgens de rechter nog niet aan de orde. Zij had werkelijk geen idee wat mr. Van den Bergh wilde gaan zeggen. Zowel de rekening als het genoemde bedrag zeiden haar niets. Mocht mr. Van den Bergh een tegenvordering hebben willen indienen, dan had zij dat moeten weigeren, nu een tegenvordering immers niet eerst ter comparitie kan worden ingediend. De rechter heeft aangegeven dat zij slechts heeft geprobeerd de orde van de zitting te bewaken en de aanwezigen de ruimte te geven om alles naar voren te brengen dat zij van belang vonden. Zij is zich niet bewust van enige vooringenomenheid en heeft evenmin de indruk dat zij de schijn daarvan op zich heeft geladen door aan te dringen op het in acht nemen van de fatsoensregel om elkaar te laten uitpraten.

4.Beoordeling door de wrakingskamer

4.1
Verzoekster is ter zitting van de kantonrechter van 11 januari 2016 verschenen als eisende partij in een geschil met de Politieacademie. Mr. Drubbel trad op als haar gemachtigde. Mr. Van den Bergh was aanwezig als gemachtigde van de Politieacademie.
4.2
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Beoordeeld moet worden of de door verzoeker aangevoerde gronden dergelijke uitzonderlijke omstandigheden opleveren.
4.3
De wrakingskamer overweegt als volgt.
De omstandigheid dat de rechter mr. Van den Bergh, nadat deze in de rede was gevallen door mr. Drubbel, de gelegenheid wilde geven uit te praten, is een kwestie van normale omgangsvormen en ziet slechts op de orde ter zitting. Hieraan kan niet de conclusie worden verbonden dat de rechter partijdig of vooringenomen is. De rechter heeft slechts aan iedere partij de gelegenheid willen geven om alles naar voren te brengen wat volgens hen van belang zou zijn, ook met het oog op een mogelijke schikking. Dit blijkt ook uit het proces-verbaal waarin staat vermeld dat de rechter heeft aangegeven dat mr. Drubbel mocht reageren op hetgeen mr. Van den Bergh naar voren zou brengen. Hoor en wederhoor zouden dus worden toegepast.
Uit niets blijkt dat mr. Van den Bergh een tegenvordering wilde indienen. Bovendien zegt het eventueel willen indienen van een tegenvordering niets over het al dan niet toelaten daarvan door de rechter en betekent het evenmin dat de rechter vooringenomen is geweest. Het verzoek van mr. Drubbel om het verlenen van akte van zijn bezwaar tegen de tegenvordering moet als prematuur worden aangemerkt, nu van indiening van een tegenvordering door mr. Van den Bergh blijkens het proces-verbaal nog helemaal geen sprake was.
De wrakingskamer komt dan ook tot het oordeel dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen omdat niet is gebleken van vooringenomenheid van de rechter of van een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.

5.De beslissing:

De rechtbank:
- wijst het wrakingsverzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mr. L.J.P. Lambooij en
mr. F.J.H. Hovens, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2016.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.