ECLI:NL:RBGEL:2016:941

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2016
Publicatiedatum
22 februari 2016
Zaaknummer
05/720129-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en voorbereidingshandelingen voor ontploffing

Op 22 februari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van bedreiging van de moeder van zijn zoontje en haar moeder. De rechtbank oordeelde dat de man de moeder van zijn zoontje, [slachtoffer 1], had bedreigd door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen haar hoofd te zetten. Dit gebeurde in maart 2015 tijdens een ruzie in zijn woning. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig, ondanks dat zij aanvankelijk hun verklaringen hadden ingetrokken. De verdachte had ook [slachtoffer 2], de moeder van [slachtoffer 1], via Facebook bedreigd met de dood, wat de rechtbank als ernstig beschouwde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van voorbereidingshandelingen voor een ontploffing, omdat niet kon worden vastgesteld dat de aangetroffen voorwerpen daadwerkelijk een gevaar vormden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 5 maanden op, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De uitspraak is gedaan na een proces dat begon met de aangifte op 15 juni 2015 en meerdere zittingen omvatte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720129-15
Datum uitspraak : 22 februari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
Raadsman: mr. G.W. Roest, advocaat te Arnhem
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2015, 30 november 2015 en 8 februari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 16 juni 2015 te Arnhem en/of Doesburg, althans in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
-in de periode van 1 februari 2015 tot en met 1 april 2015 voornoemde [slachtoffer 1] een pistool, althans een vuurwapen, in ieder geval een daarop gelijkend voorwerp, op tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gezet/gehouden
-op 16 juni 2015 die [slachtoffer 2] via Face Book de woorden toegevoegd :" [slachtoffer 2] , je moet morgenvroeg daar (de woning van die [slachtoffer 2] aan de [adres 2] te Doesburg) weg zijn" en/of "ik ga morgen daarheen en het wordt oorlog" en/of "als je niet weggaat, ga jij ook dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2015, althans in de periode van 1 januari 2015 tot en met 16 juni 2015, te Arnhem en/of Doesburg en/of elders in Nederland ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord, en/of het opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen te weten ongeveer 12 (twaalf) zogenaamde pijpbommen (te weten 10 (10) kleinere pijpbommen en 2 (twee)grote pijpbommen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Aangeefsters hebben verklaard dat ze een valse aangifte hebben gedaan en hun nadien afgelegde verklaringen bij de rechter-commissaris zijn verre van eenduidig. Aangeefsters staan ook bekend om het afleggen van valse verklaringen. Verdachte heeft daarentegen vanaf het begin wel duidelijk en consistent verklaard en ontkent aangeefsters te hebben bedreigd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank betrekt bij haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden:
Bedreiging [slachtoffer 1]
- Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij en verdachte in maart 2015 ruzie kregen in de woning van verdachte in Arnhem. Haar moeder [slachtoffer 2] en zus [naam 1] waren er ook bij. [slachtoffer 1] wilde weggaan, maar de deur was op slot. Ze hoorde verdachte zeggen: “als je weggaat, schiet ik je in je rug, dus vluchten kan niet.” Verdachte haalde een wapen tevoorschijn uit zijn broekzak en zette dat tegen haar hoofd. Ze voelde de loop van het wapen op haar hoofd geduwd worden. [2] Ze voelde zich echt bedreigd. [3]
- Getuige [slachtoffer 2] heeft op 16 juni 2015 verklaard dat ze een keer met [slachtoffer 1] en [naam 1] bij verdachte thuis was toen verdachte een wapen pakte en dat bij [slachtoffer 1] tegen het voorhoofd zette. Dat was circa 3 of 4 maanden geleden (rechtbank: februari/maart 2015).
- Verdachte heeft verklaard een alarmpistool te hebben gehad. [4]
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd door haar een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd te zetten. De rechtbank heeft geen redenen om aan deze verklaringen te twijfelen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben weliswaar hun verklaringen aanvankelijk ingetrokken, maar bij de rechter-commissaris zijn ze hier weer (gedeeltelijk) op teruggekomen, waarbij [slachtoffer 2] nogmaals expliciet heeft verklaard dat ze heeft gezien dat verdachte een pistool tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gezet. Op de vraag waarom ze aanvankelijk had verklaard dat dit niet waar was heeft ze verklaard dat dit was omdat ze verdachte een beetje wilde helpen. [5]
Bedreiging [slachtoffer 2]
- Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 15 juni 2015 omstreeks 23.00 uur een facebookbericht van verdachte heeft gekregen. Hij zei toen tegen haar: “ [slachtoffer 2] je moet morgenvroeg in de ochtend daar weg zijn. Ik ga morgen daar heen en het wordt oorlog.” Toen [slachtoffer 2] zei dat ze niet weg zou gaan zou verdachte gezegd hebben: “dan ga je ook dood”. [6]
- Verdachte heeft op 16 juni 2015 verklaard dat hij de dag ervoor via WhatsApp contact had gehad met zijn ex-vriendin (rechtbank: [slachtoffer 2] ) en had laten weten dat de politie de volgende dag moest komen en zo niet dat het een bloedbad zou worden. Hij had ook gezegd dat hij wapens mee zou nemen. [7]
- Op de telefoon van [slachtoffer 2] is een Facebookmessenger gesprek van 15 juni 2015 uitgelezen door de politie. Dit gesprek had plaatsgevonden tussen [slachtoffer 2] en ‘ [naam 2] ’. Hierin is onder andere het volgende gezegd:
“ [slachtoffer 2] : “waar heb jij het over [naam 3] ” (…) [8]
[naam 2] : “ga je weg daar of nee?
[naam 2] : als ik jou was zou morgen vrg weg gaan / want ik heb je pijn gedaan
[naam 2] : en ik wil je net vermoorden / het spijt me
[naam 2] : alles is bijna klaar / wie daar is gaat dood / of mijn zoon morgen vroeg bij bushalte agterlaten / ik zweer op allah / en bel politie
[naam 2] : die kk hoer van jou dogter moet mij mijn zoon mogen vrog teruggeven
[naam 2] : ik heb erdet gezg evoor 16de / morgen is 16 / is jullie zaak
[naam 2] : morgen vroeg mijn zoon
[naam 2] : ik heb niks te maken ga morgen een dag weg
[naam 2] : [slachtoffer 2] ik zweer op allah dat jij met morgen vroeg weg daar / want ik wil jou niks aandoen
[naam 2] : ik beloof je op allah dat zij gaanorgen dood allemaal en maar ook
[naam 2] : morgen is heilige oorlog / zij gaan dood
[naam 2] : bel di eagantje / zeg teen hem [naam 3] komt morgen mensen afmaken die zijn zoon hebben misbruikt
[naam 2] : bel politie zg kommij zoon wreken
[naam 2] : morgen gaan ze allemaal dood” [9]
- Op 16 juni 2015 was verdachte bij de woning van [slachtoffer 2] aan de [adres 2] in Doesburg. [10] Diezelfde dag is verdachte aangehouden. Onder verdachte is een stroomstootwapen aangetroffen [11] , alsmede een tas met daarin op explosieven gelijkend materiaal. [12]
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd. De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van verdachte zelf afgelegd bij zijn inverzekeringstelling, alsmede het Facebookmessenger bericht op de telefoon van [slachtoffer 2] . Gelet op de inhoud van het bericht is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat dit bericht door verdachte is verstuurd.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, voor zover dat ziet op de voorbereiding van het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, waarbij gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor het plegen van moord.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte had niet de bedoeling om een moord te plegen of een ontploffing teweeg te brengen. Daarnaast kan niet worden vastgesteld wat de samenstelling was van de ‘pijpbommen’ en kan dus niet worden bewezen dat er sprake was van een zodanige gevaarzetting als ten laste gelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het tenlastegelegde moet kunnen worden vastgesteld dat met de onder verdachte aangetroffen voorwerpen, aangeduid als pijpbommen, een zodanige ontploffing teweeg kan worden gebracht, dat daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het in beslag genomen materiaal is door het NFI onderzocht. Over de gevaarzetting heeft het NFI het volgende gerapporteerd (onder 6.4):
“De oorspronkelijke samenstelling (mengverhoudingen, deeltjesgrootte van de poeders, hoeveelheid) van de originele lading van de oorspronkelijk aangetroffen buizen is op basis van dit onderzoek niet vast te stellen. Daarom kan geen uitspraak worden gedaan over de gevaarzetting van de oorspronkelijke constructies. Over het algemeen geldt dat metalen buizen, gevuld met een pyrotechnisch mengsel op basis van flitspoeder en/of zwart buskruit, bij ontsteking zullen ontploffen. Hierbij scheurt de buis open, ontstaat hitte en een drukgolf (knal). Dit kan in principe gevaar op zwaar lichamelijk tot dodelijk letsel, opleveren voor personen in de directe omgeving. Vanwege de hierboven genoemde beperkingen kan echter niet worden bepaald of dit voor deze buizen het geval is.”
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat er sprake was van een zodanige gevaarzetting als ten laste gelegd. Het feit dat volgens het proces-verbaal van bevindingen (p. 105-106) de Explosieven Opruimingsdienst de pijpbommen gecontroleerd tot ontploffing heeft gebracht en dat de explosie groter was dan verwacht maakt dit niet anders, nu immers niet kan worden vastgesteld op welke wijze deze gecontroleerde explosie heeft plaatsgevonden en of hier wellicht door de EOD aanvullende explosieven bij zijn gebruikt. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 februari 2015 tot en met 16 juni 2015 te Arnhem en
/ofDoesburg,
althans in Nederland, [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
-in de periode van 1 februari 2015 tot en met 1 april 2015 voornoemde [slachtoffer 1] een
pistool, althans een vuurwapen, in ieder geval eenop een vuurwapen gelijkend voorwerp,
optegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gezet/gehouden
-op 16 juni 2015 die [slachtoffer 2] via Facebook de woorden toegevoegd :" [slachtoffer 2] , je moet morgenvroeg daar (de woning van die [slachtoffer 2] aan de [adres 2] te Doesburg) weg zijn" en
/of"ik ga morgen daarheen en het wordt oorlog" en
/of"als je niet weggaat, ga jij ook dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt bij de reclassering, meewerkt aan een alcohol- en drugsverbod en aan de gezinsvoogd en jeugdzorg, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte geen straf op te leggen langer dan de duur van het voorarrest. Verdachte beseft dat hij een verkeerde keuze heeft gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 29 december 2015;
- een Reclasseringsadvies, gedateerd 19 november 2015;
- een multidisciplinair rapport van [psycholoog] , psycholoog, gedateerd 30 januari 2016 en van [psychiater] , psychiater, gedateerd 22 januari 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] , de moeder van zijn zoontje, bedreigd door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen haar hoofd te zetten. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 2] , zijn ex-vriendin en de moeder van [slachtoffer 1] , via Facebook bedreigd met de dood. Dit zijn ernstige feiten. De bedreigingen zullen voor de slachtoffers erg beangstigend zijn geweest. Daarnaast worden door dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid bevorderd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Deze straf is lager dan de straf die door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wiersma (voorzitter), mr. I. D. Jacobs en mr. J. Barrau, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, Overvallenteam, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015391384, onderzoek ON4R015322 (Mosterd), gesloten op 11 augustus 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 71.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 72.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 66.
5.Proces-verbaal van verhoor van [naam 4] afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 3.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 84.
7.Proces-verbaal van inverzekeringstelling, p. 40.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 116
10.De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
11.Proces-verbaal van aanhouding, p. 33.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 105.