ECLI:NL:RBGEL:2017:1080

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
5550086
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H. van Empel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagprocedure en transitievergoeding in het kader van de Regeling UWV

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer tegen zijn werkgever, Botobe B.V., met betrekking tot de betaling van een transitievergoeding. De werknemer, die sinds 15 oktober 2005 in dienst was bij de rechtsvoorganger van Botobe, had zijn verzoekschrift ingediend na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst per 30 september 2016. De werkgever had geen transitievergoeding betaald, ondanks dat het UWV op 26 augustus 2016 een ontslagvergunning had verleend en een verklaring over de overbruggingsregeling had afgegeven, waarin stond dat Botobe niet aan alle voorwaarden voldeed.

De procedure begon met een verzoekschrift van de werknemer, dat op 29 november 2016 was ingekomen, gevolgd door een verweerschrift van Botobe op 27 januari 2017. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2017 heeft de werknemer zijn verzoek gewijzigd en verzocht om betaling van een transitievergoeding van € 7.106,- bruto, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Botobe voerde verweer en stelde dat de werknemer niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een verkeerde naamsaanduiding in het verzoekschrift. Dit verweer werd door de kantonrechter verworpen, omdat het een kennelijke verschrijving betrof.

De kantonrechter overwoog verder dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdig was gedaan en dat de werknemer niet kon aantonen dat de opzegging hem later had bereikt. De kantonrechter wees erop dat de werkgever, indien zij het niet eens was met de beslissing van het UWV, een verzoekschrift bij de kantonrechter had moeten indienen binnen de vervaltermijn van drie maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter hield verdere beslissingen aan en stelde partijen in de gelegenheid om zich uit te laten over de zaak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5550086 \ HA VERZ 16-378 \ 474 \ 450
uitspraak van 14 februari 2017
beschikking
in de zaak van
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. T.P. Boer
en
de besloten vennootschap Botobe B.V.
gevestigd te Arnhem
verzoekende partij
gemachtigde mr. H.I. van den Heuvel-Boonstra
Partijen worden hierna [werknemer] en Botobe genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift ingekomen op 29 november 2016
- het verweerschrift ingekomen op 27 januari 2017
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2017.
1.2.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] is op 15 oktober 2005 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Botobe.
2.2.
Het door [werknemer] laatst verdiende salaris bedraagt € 1.836,07 bruto per maand,
exclusief 8% vakantiegeld.
2.3.
Op 18 juli 2016 heeft Botobe bij het UWV voor [werknemer] ontslagvergunning
aangevraagd en tegelijk daarmee bij het UWV een aanvraag voor een verklaring
overbruggingsregeling transitievergoeding ingediend.
2.4.
Op 26 augustus 2016 heeft het UWV ontslagvergunning verleend.
2.5.
Bij brief van eveneens 26 augustus 2016 heeft het UWV een verklaring
overbruggingsregeling afgegeven en verklaard dat Botobe niet aan alle voorwaarden voldoet.
2.6.
Bij aangetekende brief d.d. 30 augustus 2016 heeft Botobe de arbeidsovereenkomst
met [werknemer] , met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, opgezegd tegen 30
september 2016.
2.7.
Botobe heeft aan [werknemer] geen transitievergoeding betaald.

3.Het verzoek, het verweer en de beoordeling daarvan

3.1.
Na wijziging van zijn verzoek ter zitting, verzoekt [werknemer] de kantonrechter Botobe te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 7.106,- bruto (conform het door Botobe subsidiair vermelde bedrag), vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van Botobe in de proceskosten. [werknemer] maakt aanspraak op de transitievergoeding ex artikel 7:673 lid 1 sub a BW.
3.2.
Botobe voert verweer. Als eerste (formele) verweer heeft Botobe verzocht [werknemer] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek omdat [werknemer] haar naam verkeerd heeft aangeduid (Botebe B.V. in plaats van Botobe B.V.). Indien [werknemer] wel ontvankelijk is in zijn verzoek, dan verzoekt Botobe primair de transitievergoeding op grond van de overbruggingsregeling transitievergoeding kleine werkgever (artikel 7:673d lid 1 BW jo artikel 24 Ontslagregeling) vast te stellen op € 1.983,- bruto en te bepalen dat dit bedrag in termijnen kan worden betaald. Botobe stelt zich op het standpunt dat het UWV de overbruggingsregeling transitievergoeding kleine werkgevers ten onrechte niet heeft toegepast. Subsidiair verzoekt Botobe de transitievergoeding vast te stellen op € 7.106,- bruto en te bepalen dat dit bedrag in termijnen kan worden betaald. Primair en subsidiair met veroordeling van [werknemer] in de proceskosten.
3.3.
Het niet-ontvankelijkheidsverweer van Botobe wordt verworpen. In het verzoekschrift is Botobe B.V. aangeduid als Botebe B.V. Een dergelijke verkeerde naamsaanduiding leidt niet tot niet-ontvankelijkheid. Het gaat hier om een kennelijke verschrijving van één letter in de naam van de verwerende partij, hetgeen niet betekent dat een andere vennootschap - Botebe B.V. in plaats van Botobe B.V.- door [werknemer] in rechte zou zijn betrokken. Overigens lijkt Botobe B.V. daar zelf ook vanuit te zijn gegaan, gelet op het door haar ingediende verweerschrift en het feit dat zij ter zitting is verschenen.
3.4.
Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van het verzoek overweegt de
kantonrechter als volgt. Bij aangetekende brief d.d. 30 augustus 2016 heeft Botobe de
arbeidsovereenkomst met [werknemer] , met inachtneming van een opzegtermijn van één maand,
opgezegd tegen 30 september 2016. [werknemer] heeft (onder randnummer 2 van de dagvaarding)
aangevoerd dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst hem eerst op 1 oktober heeft
bereikt, hetgeen de opzegtermijn zou moeten oprekken tot 1 november 2016 en niet
1 oktober 2016. Daartegenover heeft Botobe – onweersproken – gesteld en met stukken
onderbouwd dat de opzegging heeft plaatsgevonden bij gewone en bij aangetekende brief
van 30 augustus 2016, dat de aangetekende brief door PostNL op 31 augustus 2016 aan
[werknemer] is aangeboden, daarna nogmaals op 1 september 2016 en door [werknemer] op de locatie
van PostNL is opgehaald op 3 september 2016. Dit betekent dat de opzeggingsbrief tijdig,
voor 1 september 2016, aan [werknemer] is aangeboden. De arbeidsovereenkomst is dan ook
geëindigd per 1 oktober 2016.
3.5.
Ingevolge artikel 8 van de Regeling UWV Ontslagprocedure geeft het UWV op
verzoek van de werkgever, bedoeld in artikel 7:673d, lid 1 BW, die een verzoek om
toestemming heeft ingediend, een oordeel over de toepasselijkheid van de voorwaarden,
bedoeld in artikel 24 lid 2, sub a tot en met c, van de Ontslagregeling.
Op 26 augustus 2016 heeft het UWV Botobe ontslagvergunning voor [werknemer] verleend
en een verklaring overbruggingsregeling transitievergoeding afgegeven waarin is
vermeld dat Botobe niet aan alle voorwaarden voldoet. Botobe stelt zich op het standpunt
dat het UWV de overbruggingsregeling transitievergoeding ten onrechte niet heeft toegepast.
Indien Botobe het niet eens is met de beslissing van het UWV had het op haar weg gelegen
te dien aanzien een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen. Daarbij geldt
overeenkomstig artikel 7:686a lid 4 sub b BW een vervaltermijn van drie maanden nadat de
arbeidsovereenkomst is geëindigd, i.e. 1 oktober 2016.
3.6.
De kantonrechter leest het verweer (ingekomen ter griffie op 27 januari 2017) van Botobe aldus dat het verweer tevens inhoudt een zelfstandig tegenverzoek (primair) strekkende tot toekenning aan [werknemer] van een transitievergoeding op grond van artikel 7:673d lid 1 BW. Ook ten aanzien van een zelfstandig tegenverzoek geldt overeenkomstig artikel 7:686a lid 4 sub b BW een vervaltermijn van drie maanden nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Deze vervaltermijn dient door de kantonrechter ambtshalve te worden toegepast.
3.7.
De kantonrechter is voornemens hetgeen hiervoor in rechtsoverwegingen 3.5 en 3.6
is overwogen, te betrekken in zijn oordeel. Een en ander is ter zitting niet aan de orde
geweest. Alvorens nader te beslissen, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich
bij akte hierover uit te laten, met dien verstande dat Botobe eerst een akte dient te nemen en
daarna [werknemer] .
3.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter,
4.1.
stelt Botobe in de gelegenheid uiterlijk 1 maart 2017 een akte te nemen (rechtsoverweging 3.5 tot en met 3.7);
4.2.
bepaalt dat [werknemer] in de gelegenheid wordt gesteld uiterlijk 2 weken daarna een akte te nemen;
4.3.
houdt voor het overige iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2017.