ECLI:NL:RBGEL:2017:1080
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.H. van Empel
- Rechtspraak.nl
Ontslagprocedure en transitievergoeding in het kader van de Regeling UWV
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer tegen zijn werkgever, Botobe B.V., met betrekking tot de betaling van een transitievergoeding. De werknemer, die sinds 15 oktober 2005 in dienst was bij de rechtsvoorganger van Botobe, had zijn verzoekschrift ingediend na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst per 30 september 2016. De werkgever had geen transitievergoeding betaald, ondanks dat het UWV op 26 augustus 2016 een ontslagvergunning had verleend en een verklaring over de overbruggingsregeling had afgegeven, waarin stond dat Botobe niet aan alle voorwaarden voldeed.
De procedure begon met een verzoekschrift van de werknemer, dat op 29 november 2016 was ingekomen, gevolgd door een verweerschrift van Botobe op 27 januari 2017. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2017 heeft de werknemer zijn verzoek gewijzigd en verzocht om betaling van een transitievergoeding van € 7.106,- bruto, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Botobe voerde verweer en stelde dat de werknemer niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een verkeerde naamsaanduiding in het verzoekschrift. Dit verweer werd door de kantonrechter verworpen, omdat het een kennelijke verschrijving betrof.
De kantonrechter overwoog verder dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdig was gedaan en dat de werknemer niet kon aantonen dat de opzegging hem later had bereikt. De kantonrechter wees erop dat de werkgever, indien zij het niet eens was met de beslissing van het UWV, een verzoekschrift bij de kantonrechter had moeten indienen binnen de vervaltermijn van drie maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter hield verdere beslissingen aan en stelde partijen in de gelegenheid om zich uit te laten over de zaak.