ECLI:NL:RBGEL:2017:1139

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
313967
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag op amfibievoertuig in kort geding

In deze zaak heeft eiser, aangeduid als CS, een kort geding aangespannen tegen gedaagde Univeras B.V. met als doel het opheffen van een conservatoir beslag dat door Univeras op de amfibus is gelegd. De procedure is gestart op 12 januari 2017, met een mondelinge behandeling op 19 januari 2017. CS stelt dat er geen bewijs is voor de betrokkenheid bij diefstal van TÜV-keuringspapieren, waar Univeras op haar vordering baseert. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Univeras niet heeft aangetoond dat CS betrokken was bij de diefstal van de papieren en dat de vorderingen van Univeras summierlijk ondeugdelijk zijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van CS bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van Univeras bij handhaving van het beslag. Daarom is de primaire vordering van CS toegewezen, en is Univeras veroordeeld om het beslag op de amfibus op te heffen binnen een dag na betekening van het vonnis. Tevens is Univeras veroordeeld in de proceskosten van CS, die zijn begroot op € 1.200,31, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/313967 / KG ZA 17-13
Vonnis in kort geding van 2 februari 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ( [land] ),
eiser,
advocaat mr. B.W.M. van Hoof te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNIVERAS B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. M. Stegeman te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna CS en Univeras genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 januari 2017
  • de brief van 18 januari 2017 met producties van Univeras
  • de brief van 18 januari 2017 met een aanvullende productie van CS
  • de mondelinge behandeling van 19 januari 2017
  • de pleitnota van CS
  • de pleitnota van Univeras.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Univeras heeft op enig moment samen met de gebroeders De Jong van Scheepsservice Installatietechniek J. de Jong B.V. te Nijmegen (hierna te noemen Scheepsservice De Jong) een amfibievoertuig, te weten een zogenaamde amfibus (hierna te noemen de amfibus) willen ontwikkelen, produceren en verkopen.
2.2.
De (ver)bouw van de amfibus zou plaatsvinden bij en door Scheepsservice De Jong. Zij heeft daartoe een aparte vennootschap opgericht, zijnde Dutch Amfibious Transport Vehicles B.V. (hierna te noemen DATV), welke vennootschap op hetzelfde adres gevestigd is als Scheepsservice De Jong.
2.3.
De amfibus wordt gebouwd op het chassis van een normale bus van het merk Volvo. Dat chassis is gekocht door Omnibus Trading B.V. (hierna te noemen Omnibus), van welke vennootschap Univeras de bestuurder was, en is later doorverkocht aan Univeras.
2.4.
Univeras heeft het originele exemplaar van de registratie van het chassisnummer van de amfibus, de zogenaamde Vehicle Identification Card (hierna VIC), in haar bezit.
2.5.
In 2013 is tussen DATV en CS een koopaannemingsovereenkomst gesloten, waarbij CS de in aanbouw zijnde amfibus voor een bedrag van € 1.250.000,00 heeft gekocht.
2.6.
CS heeft voor de financiering van voornoemd bedrag een lening afgesloten. De bank stelde voor het afsluiten van die lening de voorwaarde dat CS in het scheepsregister van het Kadaster als eigenaar van de in aanbouw zijnde amfibus zou worden ingeschreven.
2.7.
Op 12 augustus 2014 heeft Univeras een overeenkomst gesloten met zowel DATV als met Scheepsservice De Jong. In de overeenkomst tussen Univeras en DATV staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
Partijen:
(..)
hebben het navolgende in overweging genomen:
i. DATV heeft een in aanbouw zijnde amfibievoertuig, te weten Amfibus 4 (hierna te noemen:Amfibus), voor een bedrag van € 1.250.000,- (hierna:Koopprijs) verkocht aan de heer [eiser] , (..) (hierna te noemen:CS). Van dit bedrag is per datum ondertekening van deze Overeenkomst € 937.5000,00 aan DATV betaald. Het bedrag dat CS nog dient te betalen is derhalve € 212.500,00 (hierna te noemen:Restant Koopprijs). Van het Restant Koopprijs dient CS € 112.500,00 aan DATV te betalen en
€ 100.000,00 aan Univeras. De Amfibus zal door DATV aan CS worden geleverd zodra deze gereed is en CS in totaal € 1.150.000,- aan DATV heeft betaald. Het complex van de verkoop en de levering van de Amfibus door DATV aan CS wordt hierna genoemd:Transactie.
ii. De Amfibus werd aanvankelijk in opdracht van Univeras gebouwd. Univeras heeft de
opdracht tot het bouwen van de Amfibus doorverkocht aan DATV, die de opdracht tot het
bouwen op haar beurt heeft doorverkocht aan CS. Daarmee is CS de opdrachtgever van
DATV geworden van het schip in aanbouw. De prijs die DATV aan Univeras diende te betalen voor de opdracht tot het bouwen van de Amfibus is € 600.000,-. Van dat bedrag heeft DATV inmiddels € 450.000,- aan Univeras betaald. Van het restant van dat bedrag zal DATV nog € 50.000,- aan Univeras betalen. Voor het overige deel, te weten € 100.000,- zijn Univeras, en DATV overeengekomen dat CS namens DATV aan Univeras zal betalen. CS heeft met deze betalingswijze ingestemd en is met Univeras schriftelijk betalingsvoorwaarden (die neerkomen op een lening) overeengekomen, teneinde de financiering voor de aankoop van de Amfibus mogelijk te maken.
(..)
v. Na ondertekening van deze akte, inclusief bijlagen, zal DATV zorgdragen voor registratie van de pandakte bij de belastingdienst en de hierboven omschreven wijziging in het Scheepsregister, waarvoor met betrekking tot dit laatste Univeras een onherroepelijke volmacht aan DATV zal verstrekken en/of desgewenst al haar medewerking zal verlenen.
(..)
en zijn het volgende overeengekomen:
(..)
Artikel 1. Onderwerp van de overeenkomst
1.1.
Het doel van de Overeenkomst is het bewerkstelligen van de succesvolle Transactie, waarbij CS wordt ingeschreven als “eigenaar van schip in aanbouw” in het Scheepsregister en waaraan Univeras haar medewerking zal verlenen, onder de voorwaarde dat DATV aan Univeras zekerheid zal verstrekken voor al hetgeen DATV en CS aan Univeras zijn verschuldigd.
(..)
Artikel 2. Verplichtingen DATV
2.1.
DATV dient het ertoe te leiden dat de Transactie op een zo kort mogelijke termijn
succesvol wordt afgewikkeld en is verplicht de Amfibus zo spoedig nadat deze volledig is vervaardigd aan CS te leveren, doch niet eerder dan dat CS ten minste een bedrag van € 1.150.000,00 ter zake de Koopprijs van de Amfibus aan DATV heeft voldaan.
2.2.
DATV is verplicht op zo kort mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen vier (4) weken na ondertekening van de Overeenkomst, ervoor zorg te dragen dat CS in het Scheepsregister met betrekking tot de Amfibus zal zijn ingeschreven als “eigenaar van schip in aanbouw”.
(..)
2.4.
DATV kan en zal jegens CS en Univeras geen aanspraak maken op een deel van het Restant Koopprijs, te weten een bedrag van € 100.000,00, daar een gedeelte (van de vordering uit hoofde) van de Koopprijs, te weten voor een bedrag van
€ 100.000,00, aan Univeras is gecedeerd, althans voor zoveel dat niet eerder zou zijn gebeurd door ondertekening van de Overeenkomst alsnog aan Univeras wordt gecedeerd.
(..)
Artikel 3. Verplichtingen Univeras
3.1.
Univeras is verplicht haar volledige medewerking aan DATV te verlenen teneinde de in artikel 2.2 van de Overeenkomst genoemde inschrijving te (kunnen) bewerkstelligen.
(..)
Artikel 4. Vestigen van zekerheden
4.1.
In het kader van de Transactie zal DATV ten gunste van Univeras pandrechten vestigen op een aantal aan haar toebehorende goederen, zoals alle intellectuele eigendomsrechten, mallen voor schepen en amfibievoertuigen en vorderingen op Lovers Beheer B.V.; dit alles ter meerdere zekerheid voor de door Univeras ten behoeve de Transactie aan CS verstrekte lening en tot volledige betaling van alle huidige en toekomstige vorderingen van Univeras op DATV.
4.2.
Bij het ondertekenen van de Overeenkomst zullen DATV en Univeras de alsBijlage 2aan de Overeenkomst gehechte akte van pandrecht ondertekenen, waarna Univeras onverwijld zal zorgdragen voor registratie van de akte bij de belastingdienst. Na registratie zal Univeras een kopie van de geregistreerde akte van pandrecht aan DATV overdragen.”
2.8.
De registratie van CS als eigenaar van de in aanbouw zijnde amfibus in het scheepsregister van het Kadaster heeft in september 2014 plaatsgehad. De in artikel v. en artikel 4.2 van voornoemde overeenkomst genoemde registratie van de akte van pandrecht heeft nooit plaatsgevonden.
2.9.
Tussen CS en Univeras bestaat geen contractuele relatie.
2.10.
Op 16 december 2016 heeft TÜV Rheinland Berlin Brandenburg Pfalz e.V. (hierna te noemen TÜV) de amfibus goedgekeurd om als voertuig in Duitsland de weg op te mogen. De betreffende keuringspapieren zijn aan Omnibus toegestuurd.
2.11.
Op 20 december 2016 is de amfibus als voertuig op naam van CS in Duitsland geregistreerd en toegelaten.
2.12.
De laatste door Univeras gedeponeerde jaarrekening betreft de jaarrekening over 2012. In die jaarrekening staat vermeld dat sprake was van een negatief eigen vermogen van € 12.778,00.
2.13.
De (enig) aandeelhouder en bestuurder van Univeras, de heer [aandeelhouder] , is op 9 december 2015 in staat van faillissement verklaard.
2.14.
Omnibus is op 22 december 2016 ontbonden en op 3 januari 2017 in staat van faillissement verklaard.
2.15.
Op 2 januari 2017 heeft Univeras de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag op de amfibus, welk verlof is verleend. Univeras heeft de voorzieningenrechter vervolgens verzocht tot benoeming van een gerechtelijke bewaarder over te gaan, welk verzoek ook is toegewezen.
2.16.
De amfibus is niet in bewaring genomen, maar bevindt zich nog altijd bij Scheepsservice De Jong.

3.Het geschil

3.1.
CS vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis primair
veroordeling van Univeras om het op de amfibus gelegde conservatoire beslag op te heffen. Subsidiair vordert CS veroordeling van Univeras tot het stellen van een bankgarantie, althans alternatieve gelijkwaardige zekerheden, ten behoeve van CS van ten minste
€ 250.000,00, voor de door CS geleden en te lijden schade ten gevolge van het conservatoire beslag, voor het geval dit uiteindelijk in een bodemprocedure onrechtmatig mocht worden beoordeeld, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom. Zowel primair als subsidiair vordert CS veroordeling van Univeras in de integrale kosten van dit geding, te begroten op
€ 6.000,00, althans in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en – indien de kosten niet binnen veertien dagen na heden betaald worden – te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Univeras voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aangezien CS woont in EU-lidstaat Duitsland , dient eerst te worden onderzocht of de Nederlandse rechter ten aanzien van het onderhavige geschil rechtsmacht toekomt. Aangezien Univeras echter de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet betwist, komt de Nederlandse rechter in ieder geval op grond van het bepaalde in artikel 26 lid 1 Verordening (EU) Nr. 1215/2012 (Herschikte EEX-Verordening) rechtsmacht toe.
4.2.
Op de vorderingen van CS is het Nederlandse recht van toepassing, nu de gelegde beslagen in Nederland en naar Nederlands recht zijn gelegd. De vordering van Univeras, waarvan in deze zaak summierlijk de (on)deugdelijkheid dient te worden beoordeeld is een vordering uit (gesteld) onrechtmatig handelen van CS, wat tot gevolg zou hebben dat de feitelijke zekerheden van Univeras voor betaling door DATV van vorderingen van Univeras, beide gevestigd in Nederland, werden ondermijnd. Deze vordering dient derhalve ook – summierlijk – te worden beoordeeld naar Nederlands recht, op grond van het bepaalde in artikel 4 eerste lid van Verordening (EG) Nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II), nu Nederland het land is waar de gestelde schade zich voordoet.
4.3.
Het spoedeisend belang vloeit genoegzaam voort uit de stellingen van CS en is overigens niet door Univeras weersproken.
4.4.
Op grond van het bepaalde in artikel 705 lid 2 Rv dient een conservatoir beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.5.
Univeras heeft aan haar verzoek tot het leggen van conservatoir beslag ten grondslag gelegd dat CS onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Volgens Univeras heeft CS de hiervoor onder 2.10 genoemde TÜV-keuringspapieren gestolen en/of (vervolgens) gebruikt om de amfibus (als voertuig) op naam van CS te registeren. Univeras stelt dat zij door dit onrechtmatige handelen schade heeft geleden, aangezien de feitelijke zekerheden van Univeras voor betaling door DATV van vorderingen van Univeras op DATV daarmee werden ondermijnd. Deze schade bedraagt volgens Univeras ten minste € 275.000,00. Univeras wil een vordering tot vergoeding van die schade instellen dan wel een vordering tot ongedaanmaking van de onterechte inschrijving door CS en tot het retourneren van de gestolen papieren.
4.6.
CS betwist dat zij de betreffende papieren gestolen heeft en stelt zich op het standpunt dat voor zover deze papieren door een ander gestolen zijn, zij daarvan niet op de hoogte was. CS betwist ook de door Univeras gestelde schade en stelt dat voor zover Univeras inderdaad een vordering op haar heeft, deze vordering niet opeisbaar is.
4.7.
Univeras heeft de betrokkenheid van CS bij de gestelde diefstal van de
TÜV-papieren in het geheel niet onderbouwd. Zij heeft in dit kader slechts aangevoerd dat CS de betreffende papieren moet hebben gestolen, aangezien de amfibus op 20 december 2016 als voertuig op naam van CS is geregistreerd en voor deze registratie vereist is dat de TÜV-papieren worden overgelegd. CS heeft ter zitting erkend inderdaad de beschikking te hebben gehad over de betreffende papieren, maar gesteld deze op 19 december 2016 van de [betrokkene] van DATV te hebben ontvangen. Vast staat dat de papieren op 16 december 2016 aan Omnibus zijn verzonden en het is dus de vraag hoe DATV de beschikking heeft gekregen over de betreffende papieren. Wat hier echter ook van zij, nergens uit blijkt dat CS hier een rol in heeft gespeeld.
4.8.
Voor wat betreft het gebruik van de TÜV-keuringspapieren door CS wordt voorop gesteld dat dit gebruik alleen als onrechtmatig jegens Univeras kan worden aangemerkt indien CS wist of behoorde te weten dat deze papieren gestolen waren. Indien ervan wordt uitgegaan dat CS niet bij betreffende diefstal betrokken was en de papieren door een derde gestolen zijn, geldt dat nergens uit blijkt dat CS van deze diefstal op de hoogte was. Univeras heeft ook geen feiten aangevoerd die daarop wijzen. Evenmin kan gezegd worden dat CS de gestelde diefstal had moeten vermoeden. CS heeft ter zitting onbetwist gesteld dat in de overeenkomst van CS met DATV vermeld stond dat DATV de TÜV-keuring zou laten uitvoeren. Ook is ter zitting gebleken dat er niemand van Omnibus of Univeras bij de TÜV-keuring aanwezig was. CS heeft daarover onbetwist gesteld dat naast vertegenwoordigers van CS alleen de [betrokkene] van DATV bij de keuring aanwezig was. CS had dan ook geen argwaan hoeven te hebben naar aanleiding van het feit dat DATV de beschikking had gekregen over de TÜV-keuringspapieren.
4.9.
Nu nergens uit blijkt dat CS betrokken is geweest bij de diefstal van de
TÜV-papieren en evenmin is gebleken dat CS wist of behoorde te weten dat deze papieren gestolen waren, worden de door Univeras gepretendeerde vorderingen summierlijk ondeugdelijk geacht.
4.10.
Opgemerkt wordt nog dat voor zover CS toch de TÜV-papieren heeft ontvreemd, hetgeen niet aannemelijk is geworden, het nog maar de vraag is of dit onrechtmatig handelen tot schade aan de zijde van Univeras heeft geleid en in het verlengde daarvan of de vermeende vordering tot schadevergoeding wel opeisbaar is. In dit kader is van belang de vraag of Univeras de TÜV-papieren en de VIC wel tot zekerheid onder zich mocht houden. Vast staat immers dat CS in het Scheepsregister van het Kadaster als eigenaar van de amfibus staat ingeschreven en het achterhouden van de betreffende stukken en de door Univeras ingezette poging om de amfibus als voertuig op haar naam in Duitsland geregistreerd te krijgen zouden dan ook mogelijk juist een onrechtmatige daad van Univeras jegens CS kunnen opleveren.
4.11.
In het kader van de te maken belangenafweging geldt dat op zichzelf duidelijk is dat Univeras er belang bij heeft tot zekerheid van de door haar gestelde vorderingen op CS bewarende maatregelen te treffen. Anderzijds geldt dat aannemelijk is dat Univeras een groot belang heeft bij de opheffing van het beslag, nu aangenomen kan worden dat het beslag een spoedige afbouw – en dus exploitatie – van de amfibus frustreert. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat bij afwijzing van de door Univeras gestelde vorderingen op CS in de bodemprocedure, verhaal voor de door het beslag ontstane schade moeizaam zal zijn. Vast staat immers dat de bestuurder van Univeras en de bestuurder van Omnibus failliet zijn en dat Univeras al jaren geen jaarrekening meer heeft gedeponeerd, terwijl in de laatst gedeponeerde jaarrekening sprake was van een negatief eigen vermogen. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wegen deze belangen van CS bij opheffing van het beslag naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan de belangen van Univeras bij handhaving daarvan.
4.12.
De conclusie uit het voorgaande is dat de primaire vordering van CS zal worden toegewezen.
4.13.
Univeras zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gabriel worden begroot op:
- dagvaarding € 97,31
- griffierecht 287,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.200,31
Voor toewijzing van de werkelijk gemaakte proceskosten bestaat geen aanleiding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Univeras om het conservatoire beslag op de amfibus binnen een dag na betekening van dit vonnis op te heffen,
5.2.
veroordeelt Univeras in de proceskosten, aan de zijde van CS tot op heden begroot op € 1.200,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Univeras in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Univeras niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2017.
Coll. MD