In deze zaak, die op 8 februari 2017 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen eiser en gedaagde over de aanwezigheid van bomen en een beukenhaag die volgens eiser onrechtmatige hinder veroorzaken. Eiser, wonende in Arnhem, heeft zijn huis in 2004 betrokken en is sindsdien buren met gedaagde, die een boomgaard bezit. Eiser stelt dat de bomen en de beukenhaag licht wegnemen uit zijn tuin en woning, wat leidt tot overlast en gezondheidsklachten voor zijn partner. Eiser heeft gedaagde meerdere keren verzocht om de hinderlijke bomen te snoeien of te verwijderen, maar gedaagde heeft dit geweigerd.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat gedaagde in beginsel het recht heeft om zijn erf naar eigen goeddunken te gebruiken, mits dit gebruik niet in strijd is met de rechten van anderen. De rechtbank heeft de vordering van eiser tot snoeien van de beukenhaag afgewezen, omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat de hoogte van de haag onrechtmatige hinder veroorzaakt. Ook de vordering tot verwijdering van de zomereiken is afgewezen, omdat deze zich op een afstand van meer dan twee meter van de erfgrens bevinden, wat in overeenstemming is met de wetgeving. De rechtbank concludeert dat de hinder die eiser ondervindt niet onrechtmatig is, aangezien de bomen al aanwezig waren toen eiser zijn huis kocht en hij rekening had moeten houden met de mogelijke hinder.
Eiser is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.418,00. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen en de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.