ECLI:NL:RBGEL:2017:1369

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
05/740396-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontuchtige handelingen met minderjarige

De rechtbank Gelderland heeft op 13 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man uit Nunspeet, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje. De verdachte werd verweten dat hij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 augustus 2015, met het slachtoffer, dat toen 14 jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het zich laten pijpen door het slachtoffer, terwijl zij de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaar had bereikt. De rechtbank achtte dit wettig en overtuigend bewezen, maar verwierp het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op het inbrengen van vingers in de vagina van het slachtoffer, omdat daar onvoldoende bewijs voor was.

De verdediging voerde aan dat de verdachte niet wist dat het slachtoffer nog geen zestien jaar was, en dat hij zich had gebaseerd op de informatie dat het slachtoffer eerder relaties had gehad met oudere jongens. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de leeftijd van het slachtoffer een geobjectiveerd bestanddeel is van de wet en de verdachte niet voldoende had gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te verifiëren.

De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte niet had gedwongen tot de handeling en dat het slachtoffer eerder seksuele relaties had gehad. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het moeilijk was vast te stellen welk deel van de schade aan de verdachte kon worden toegerekend.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740396-16
Datum uitspraak : 13 maart 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1995 te Nunspeet, wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. G.J. de Kaste, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 27 februari 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 augustus 2015 te Nunspeet, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte één of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of zich door die [slachtoffer] laten pijpen, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer] , door zich te laten pijpen door die [slachtoffer] , terwijl zij de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaar had bereikt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte een of meerdere vingers in de vagina van aangeefster heeft gebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De feiten:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft zich in de ten laste gelegde periode in Nunspeet eenmaal laten pijpen door aangeefster, terwijl die [slachtoffer] veertien jaar oud was. Derhalve heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van een ontuchtige handeling met de minderjarige [slachtoffer] . [2]
Aangeefster heeft niet verklaard over het door verdachte inbrengen van zijn vinger(s) in haar vagina. Verdachte heeft dit feit ontkend. Nu verder geen ander bewijsmiddel in de processtukken aanwezig is, acht de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 juli 2015 tot en met 31 augustus 2015 te Nunspeet, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , buiten echt, een
of meerontuchtige handeling
enheeft gepleegd, die bestond
enuit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
één of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/ofzich door die [slachtoffer] laten pijpen, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gesteld dat verdachte niet wist en niet kon weten dat aangeefster [slachtoffer] de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt. [slachtoffer] heeft verdachte verteld dat zij zeventien jaar was. Daarnaast had [slachtoffer] vaker relaties met jongens van rond de twintig jaar.
De rechtbank vat het standpunt van de verdediging over de schuld van verdachte in die zin op, dat zij kennelijk een beroep doet op afwezigheid van alle schuld.
Aangaande dit standpunt van de verdediging, overweegt de rechtbank als volgt. De leeftijd van het slachtoffer is een geobjectiveerd bestanddeel in artikel 245 Wetboek van Strafrecht. Opzet of schuld over dat bestanddeel is daarom niet vereist. Een beroep op afwezigheid van alle schuld is niet uitgesloten, maar de Hoge Raad stelt strenge eisen aangaande de aanvaarding van een dergelijk verweer in het kader van artikel 245 Sr (HR 20 januari 1959, ECLI:NL:HR:1959:BH0983,
NJ1959, 102 en 103). De bepaling beoogt namelijk jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar te beschermen tegen het ondergaan van seksuele handelingen.
Voor het aanvaarden van een beroep op afwezigheid van alle schuld is vereist dat verdachte er zijnerzijds alles aan heeft gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te verifiëren. Op die manier kan verdachte voorkomen dat hij strafbaar handelt. In dit geval heeft verdachte niet zelf onderzocht wat de leeftijd van het slachtoffer was. Hij heeft zich daarentegen slechts gebaseerd op de wetenschap dat het slachtoffer eerdere relaties heeft gehad met oudere jongens. Dat het slachtoffer hem zou hebben verteld dat zij 17 jaar was, blijkt noch uit de verklaring van het slachtoffer, noch overigens uit het dossier, maar zou ook overigens onvoldoende zijn voor het slagen van een dergelijk verweer. Verdachte heeft aldus naar het oordeel van de rechtbank niet alles aan gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te verifiëren. Een beroep op afwezigheid van alle schuld slaagt daarom niet.
Er is overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een geheel voorwaardelijke straf passend is, gelet op de omstandigheden van de zaak. Er dient bij de strafmaat rekening te worden gehouden met de persoon van de aangeefster. Haar problematiek is geen gevolg van dit eenmalige incident met verdachte. Daarbij was er geen sprake van een afhankelijkheidsrelatie of van een vertrouwensrelatie tussen verdachte en aangeefster. Verdachte heeft aangeefster bovendien niet gedwongen in het ondergaan van de seksuele handeling.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 18 januari 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 22 februari 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een ontuchtige handeling gepleegd met een destijds 14-jarig meisje, terwijl verdachte zelf 20 jaar was. Gelet op het leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster, vindt de rechtbank dit een ernstig feit.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte aangeefster niet gedwongen heeft tot de handeling. Bovendien heeft verdachte zijn leeftijd niet gebruikt om invloed uit te oefenen op aangeefster teneinde haar over te halen seks met hem te hebben. Vast staat dat aangeefster, zoals zij zelf ook bij de politie heeft verklaard, al eerder seksuele relaties heeft gehad met oudere jongens en dat verdachte daarvan op de hoogte was, reden waarom hij zich nooit realiseerde dat seksueel contact met haar strafbaar was. Gelet op deze omstandigheden en op de persoon van verdachte, komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf dan zoals geëist door de officier van justitie. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de navolgende straf de ernst van het bewezen verklaarde feit voldoende tot uitdrukking. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.087,24.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van € 1.047,24, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is het, gelet op de andere seksuele relaties van aangeefster en haar persoonlijkheidsproblematiek, te ingewikkeld om vast te stellen welk deel van de schade, indien deze zou komen vast te staan, aan verdachte’s handelen kan worden toegerekend. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer]
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. J.B.J. Driessen , rechters, in tegenwoordigheid van L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016382945, gesloten op 3 augustus 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 23; het proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 36-37; de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2017.