ECLI:NL:RBGEL:2017:1531

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
5292122 CV EXPL 16-4809
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door illegaal elektriciteitsverbruik in verband met hennepkwekerij

In deze zaak vorderde Liander N.V. betaling van schadevergoeding van [gedaagde] wegens illegaal elektriciteitsverbruik in verband met een hennepkwekerij. [gedaagde] had een overeenkomst voor elektriciteitslevering en transport met Liander, maar had door het verbreken van verzegelingen en het aanleggen van een eigen elektriciteitsaansluiting elektriciteit afgenomen zonder registratie. Liander stelde dat er in de periode van maart 2014 tot 8 januari 2015 sprake was van meerdere oogsten en vorderde een schadevergoeding van € 17.118,38, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de schade, maar dat Liander onvoldoende bewijs had geleverd voor de exacte hoeveelheid illegaal afgenomen elektriciteit. De rechter schatte het ongeregistreerde verbruik op € 5.904,-- voor de periode dat [gedaagde] de hennepkwekerij had. Daarnaast werden andere kosten van Liander, zoals voorrijkosten en administratiekosten, toegewezen. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 7.706,57, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 5292122 CV EXPL 16-4809
Grosse aan: Liander N.V.
Afschrift aan: [gedaagde]
Verzonden d.d.:
vonnis d.d. 8 maart 2017 van de kantonrechter
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde: M.G. de Jong gerechtsdeurwaarders & incassokantoor te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.F. Schadd te Arnhem .
Partijen worden hierna Liander en [gedaagde] genoemd.

1.Het (verdere) procesverloop

Dit blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met ingang van 10 januari 2014 een overeenkomst gesloten met een energieleverancier voor de levering van elektriciteit ten behoeve van de door hem destijds gehuurde woning, gelegen aan [straatnaam] te [plaatsnaam]. Daarnaast heeft [gedaagde] een overeenkomst gesloten met Liander voor transport van elektriciteit naar zijn woning. Op de overeenkomst met Liander zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden voor aansluiting en transport elektriciteit en gas voor kleinverbruikers (versie 2013), hierna: de algemene voorwaarden.
2.2.
In de algemene voorwaarden komen onder meer de volgende bepalingen voor:
“4.6 Het is de contractant niet toegestaan:(…)
b. door of ten behoeve van de netbeheerder aangebrachte verzegelingen te verbreken of te doen verbreken;c. handelingen te verrichten of te doen verrichten waardoor de hoeveelheid uitgewisselde elektriciteit respectievelijk gas niet of niet juist kan worden vastgesteld (…)
4.7
Indien de contractant toerekenbaar in strijd heeft gehandeld met een in artikel 4 bedoelde verplichting, kan de netbeheerder hem indien er (mede) sprake is van niet door de meetinrichting geregistreerde elektriciteit (…) een boete opleggen (…)
In plaats van een boete kan de netbeheerder schadevergoeding verlangen en/of betaling van de kosten van transport vorderen en/of de kosten van de geschatte feitelijke levering in rekening brengen. Indien de netbeheerder (mede) de kosten van de geschatte feitelijke levering in rekening brengt, is de netbeheerder bevoegd de omvang van de levering over het desbetreffende tijdvak te schatten op grond van de ter beschikking van de netbeheerder staande gegevens hieromtrent.”
2.3.
Op 8 januari 2015 heeft de politie samen met een fraudespecialist van Liander een hennepplantage aangetroffen op voormeld adres van [gedaagde]. Daarbij is geconstateerd dat de zegels van de hoofdaansluitkast alsmede ijkzegels waren verbroken en dat er een elektriciteitsaansluiting was gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter omliep en de hennepplantage voorzag van elektriciteit. Ook waren er zwaardere hoofdzekeringen geplaats. Liander heeft daarop het transport van elektriciteit naar de woning van [gedaagde] onderbroken.
2.4.
Liander heeft op 20 januari 2015 jegens [gedaagde] aangifte gedaan van onder meer diefstal van energie (productie 3 van Liander). In de aangifte komen onder meer de navolgende passages voor:
“De hiervoor genoemde fraudespecialist en de eerder genoemde politieambtenaar hebben aan de hand van indicatoren (zie bijlage “Indicatoren gebruik hennepplantage” en “Opnameformulier Energiefraude”) vastgesteld dat er sprake is geweest van eerdere oogsten.Uit het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel[[straatnaam] te [plaatsnaam], kantonrechter]
in ieder geval in de periode van maart 2014 tot 8 januari 2015. Dit betekent dat er in deze periode vermoedelijk sprake is geweest van tenminste vier eerdere oogsten. De aangetroffen teelt was tenminste één week oud.”2.5. Liander heeft bij brief van 21 januari 2015 (productie 4 van Liander) [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door Liander geleden schade en heeft [gedaagde] verzocht om aan haar te betalen een bedrag van € 15.892,38, welk bedrag bestaat uit de volgende posten: ongeregistreerd verbruik elektriciteit 2015 (€ 309,59), ongeregistreerd verbruik elektriciteit 2014 (€ 14.450,42), uit- en inbedrijfstelling (€ 194,58), voorrijkosten (€ 115,41), verlichten aansluiting € 129,96), onderzoek meetinrichting (€ 230,82) en administratiekosten (€ 461,60).
2.6.
[gedaagde] heeft voormeld bedrag - ondanks herhaalde sommaties - niet betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Liander vordert - tegen de achtergrond van de vaststaande feiten - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 17.118,38 (bestaande uit hoofdsom ad
€ 15.892,38, wettelijke rente tot 3 augustus 2016 ad € 292,08 alsmede buitengerechtelijke kosten ad € 933,92) vermeerderd met wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 3 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft niet bestreden hij in de woning aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] een hennepkwekerij heeft gehad en dat hij ten behoeve van de hennepkwekerij, door middel van verbreking van verzegelingen en het maken van een eigen aansluiting, buiten de elektriciteitsmeter om elektriciteit heeft afgenomen. Hiermee is gegeven dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten jegens Liander en dat hij aansprakelijk is voor de dientengevolge door Liander geleden schade.
4.2.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de hoeveelheid door [gedaagde] illegaal afgenomen elektriciteit.
4.3.
Liander heeft bij dagvaarding gesteld dat uit het door haar verrichte onderzoek is gebleken dat op het adres van [gedaagde] een hennepkwekerij was ingericht in de periode van maart 2014 tot en met 8 januari 2015 en dat dit betekend dat er in deze periode vermoedelijk sprake is geweest van tenminste vier eerdere oogsten. Liander heeft voorts aangevoerd dat zij aan de hand van de ter plaatse aangetroffen apparatuur, de mate van vervuiling van deze apparatuur, de algehele staat van de hennepkwekerij en de ouderdom van de aangetroffen hennepplanten heeft berekend dat er minimaal 171.898 kWh aan elektriciteit is verbruikt, die niet door de meter is geregistreerd.
4.4.
[gedaagde] heeft bestreden dat de hennepkwekerij al in maart 2014 in werking was alsmede dat er sprake is geweest van tenminste vier oogsten. [gedaagde] heeft in dit verband verwezen naar het door hem bij conclusie van antwoord overgelegde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2016. Uit dit arrest blijkt dat [gedaagde] onder meer ter zake van hennepteelt is veroordeeld tot straf en dat het hof het bedrag van het daaruit wederrechtelijk door [gedaagde] verkregen voordeel heeft geschat op een bedrag van € 12.000,--, terwijl de advocaat-generaal uitging van een bedrag van
€ 50.489,03. Het hof is bij zijn schatting uitgegaan van de verklaring van [gedaagde] dat hij in september 2014 met de hennepkwekerij is begonnen.
4.5.
Liander heeft met recht betoogd dat in het geval waarin buiten de meter om elektriciteit wordt afgenomen, de omvang van het verbruik naderhand slechts schattenderwijs kan worden vastgesteld alsmede dat de onzekerheid die inherent is aan een dergelijke schatting voor rekening van [gedaagde] dient te komen, nu bedoelde onzekerheid het rechtstreeks gevolg is van de tekortkoming van [gedaagde].
4.6.
Echter, [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat het hof zijn schatting van het wederrechtelijk voordeel heeft gebaseerd op exact dezelfde stukken waarop Liander thans haar vordering baseert. Nu Liander dit niet heeft weersproken, had het - tegen die achtergrond - op haar weg gelegen om bij conclusie van repliek meer specifiek aan te geven waarop zij haar standpunt baseert dat de hennepkwekerij is gestart in maart 2014 alsmede dat er tenminste sprake is geweest van vier oogsten. Liander mocht daarom bij conclusie van repliek niet volstaan met te wijzen op vervuiling van de kweekruimtes, zware vervuiling van de filterdoeken, vervuiling van de armaturen, aangetroffen henneptoppen, aangetroffen cannacutter en schaartjes met hennepaanslag. Deze vaststellingen van Liander zeggen op zichzelf niets over de vraag hoe lang de hennepkwekerij bestaat en hoeveel oogsten er zijn geweest. Op zijn minst had van Liander mogen worden verwacht dat zij de ouderdom van de hennepplanten had uitgedrukt in maanden alsmede dat zij het aantal aangetroffen henneptoppen had vermeld, zodat de kantonrechter een beter aanknopingspunt zou hebben verkregen om de omvang van de illegaal door [gedaagde] afgenomen elektriciteit te kunnen schatten. De kantonrechter is uit andere soortgelijke procedures bekend dat het heel wel mogelijk is om de schatting van de onttrokken elektriciteit beter te onderbouwen.
Het door Liander als productie 2 overgelegde onderzoeksrapport en de foto’s die zij als productie 7 heeft overgelegd, bieden in dit verband dan ook onvoldoende informatie om te kunnen oordelen dat het hof, die over dezelfde informatie beschikte, ten onrechte (en in afwijking van het standpunt van de advocaat-generaal) een aanzienlijk beperktere periode waarin sprake is geweest van hennepteelt in aanmerking heeft genomen. Ook al zouden in het kader van de strafrechtelijke ontnemingsprocedure strengere eisen aan het bewijs worden gesteld ([gedaagde] heeft dit overigens betwist), wil dit niet zeggen dat in het kader van de onderhavige procedure geen strengere eisen zouden mogen worden gesteld aan de door Liander gegeven onderbouwing van haar schade. Liander heeft onvoldoende gesteld om tot verdere bewijslevering te worden toegelaten, zodat haar bewijsaanbod wordt gepasseerd.
4.7.
De kantonrechter gaat onder deze omstandigheden ervan uit dat [gedaagde] in september 2014 is begonnen met de hennepteelt op het adres [straatnaam] te [plaatsnaam]. Dit betekent dat [gedaagde] de schade over de periode van september 2014 tot begin 2015 aan Liander dient te vergoeden. [gedaagde] heeft overigens buiten rechte en ook in recht zijn bereidheid kenbaar gemaakt om de schade over voormelde periode te vergoeden.
4.8.
Liander heeft voor de periode van maart 2014 tot 8 januari 2015 de kosten van het ongeregistreerd verbruik van elektriciteit op voormeld adres geschat op een bedrag van in totaal € 14.760,01. Dit betreft een periode van 10 maanden, hetgeen neerkomt op een bedrag van gemiddeld € 1.476,-- per maand. Nu [gedaagde] gedurende vier maanden op voormeld adres een hennepkwekerij heeft gehad, zal de kantonrechter de kosten van het ongeregistreerd verbruik schattenderwijze vaststellen op een bedrag van € 5.904,--.
4.9.
De overige kosten die door Liander in haar brief van 21 januari 2015 (buiten de kosten van het ongeregistreerde verbruik van elektriciteit) aan [gedaagde] in rekening heeft gebracht, zijn toewijsbaar. Het betreft immers kosten die betrekking hebben op het vaststellen van de door Liander als gevolg van het frauduleuze handelen van [gedaagde] geleden schade (welke kosten vallen onder het bereik van artikel 6: 96 lid 2 sub b BW) alsmede op de kosten van herstel van de door [gedaagde] - onweerspreken - aangebrachte beschadigingen en veranderingen aan de meetinstallatie. [gedaagde] heeft tegen toewijzing van deze kosten overigens geen verweer gevoerd.
Het totaal van deze kosten komt uit op een bedrag van € 1.132,37.
4.10.
Op grond van het vorenstaande dient [gedaagde] aan Liander te vergoeden een bedrag van in totaal van € 7.036,37. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 februari 2015, nu [gedaagde] niet heeft betwist dat hij 14 dagen na de brief van Liander van 21 januari 2015 in verzuim is geraakt.
4.11.
Liander vordert ter zake van buitengerechtelijke incassokosten een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Nu in deze sprake is van een verbintenis tot schadevergoeding die is gebaseerd op overeenkomst, is het Besluit niet van toepassing. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de norm van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. Vast staat dat Liander haar vordering op [gedaagde] ter incasso in handen heeft gegeven van een deurwaarder alsmede dat door de deurwaarder meerdere incassohandelingen zijn verricht, zodat Liander met recht jegens [gedaagde] aanspraak maakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
De hoogte van het door Liander gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is niet in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit. Hoewel niet direct van toepassing, geldt dat deze tarieven geacht worden redelijk te zijn. Op basis van deze tarieven worden - gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag - de voor vergoeding vatbare buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op een bedrag van € 670,20.
4.12.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Nu het toegewezen bedrag lager is dan het gevorderde bedrag zal [gedaagde] niet het gehele door Liander betaalde griffierecht aan Liander behoeven te voldoen. Het voor vergoeding in aanmerking komende griffierecht en het salaris van de gemachtigde zullen dan ook worden gerelateerd aan het toegewezen bedrag.
De kantonrechter stelt de aan de zijde van Liander gevallen proceskosten tot op heden vast op:
-dagvaarding € 80,77
-griffierecht € 471,00
-salaris gemachtigde
€ 500,00€ 1.051,77

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Liander tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 7.706,57, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 7.036,37 vanaf 4 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Liander vastgesteld op € 1.051,77,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.J. Heessels, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Th/MH