ECLI:NL:RBGEL:2017:1544

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
05/800029-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een peuter door moeder en haar partner

Op 22 maart 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige vrouw uit Arnhem en een 36-jarige man uit Zevenaar. Beide verdachten zijn veroordeeld voor het mishandelen van de dochter van de vrouw, een peuter van 5 jaar oud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mishandelingen plaatsvonden in de periode van 1 juli 2015 tot 1 december 2015. De vrouw kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met bijzondere voorwaarden, terwijl de man een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden kreeg opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet alleen verantwoordelijk was voor de mishandelingen, maar ook dat zij niet ingreep terwijl haar partner het kind mishandelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mishandelingen ernstig waren en dat het kind in een onveilige omgeving opgroeide. De vrouw heeft uiteindelijk aangifte gedaan van de mishandelingen, maar de rechtbank oordeelde dat zij te laat hulp heeft gezocht. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd aan de vrouw, waaronder toezicht van de reclassering en verplichte behandeling voor haar problemen. De rechtbank benadrukte dat het belangrijk was dat het kind bij haar moeder bleef, ondanks de ernstige feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/800029-16
Datum uitspraak : 22 maart 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
raadsvrouw: mr. C.H.J. van Dooijeweert, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 januari 2017 en 8 maart 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot 1 december 2015 te Arnhem, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
haar kind, te weten [slachtoffer] , geboren op 13 maart 2012, heeft mishandeld door dat kind:
- meermalen, althans eenmaal, met kracht te slaan en/of vast te pakken en/of te knijpen op/bij/in het gezicht, althans het hoofd en/of de bil(len) en/of de arm(en) en/of
- ( tijdens guur en/of koud weer) zonder kleding, althans met te weinig kleding buiten te zetten en/of buiten te laten staan en/of het kind (daarbij)een of meermalen nat te gooien en/of
- een of meermalen een doek in de mond van dat kind te stoppen en/of
- ( met duck tape) de hand(en)/de arm(en) en/of de/het be(e)n(en)/voet(en) vast te binden en/of duck tape om het hoofd van het kind te binden en/of
- peper, althans een soortgelijke scherpe stof, in de ogen en/of het gezicht van dat kind te blazen en/of te wrijven;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot 1 december 2015 te Arnhem, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk haar kind, te weten [slachtoffer] , geboren op 13 maart 2012, tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of verzorging zij, verdachte, als moeder van het kind, krachtens wet (artikel 1:245/247 Burgerlijk Wetboek)(telkens) het kind in hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten door
- het kind:
* meermalen, althans eenmaal, met kracht te (laten) slaan en/of vast te (laten)pakken en/of te (laten) knijpen op/bij/in het gezicht, althans het hoofd en/of de bil(len) en/of de arm(en) en/of
* (tijdens guur en/of koud weer) zonder kleding, althans met te weinig kleding buiten te (laten) zetten en/of buiten te laten staan en/of het kind (daarbij)een of meermalen nat te (laten) gooien en/of
* een of meermalen een doek in de mond van dat kind te (laten) stoppen en/of
* (met duck tape) de hand(en)/de arm(en) en/of de/het be(e)n(en)/voet(en) vast te (laten) binden en/of duck tape om het hoofd van het kind te (laten) binden en/of
* peper, althans een soortgelijke scherpe stof, in de ogen en/of het gezicht van dat het kind te (laten) blazen en/of te (laten) wrijven en/of
- niet in te grijpen terwijl verdachte aanwezig was bij bovenstaand geweld en/of
- de hulpverlening één of meermalen niet toe te laten en/of aan de hulpverlening niet de waarheid te vertellen en/of
- zelf geen, althans niet tijdig hulp in te schakelen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Daarbij is sprake van medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit niet kan worden bewezen en dat verdachte daarvoor dient te worden vrijgesproken. De tenlastegelegde handelingen zijn niet door verdachte gepleegd, maar door medeverdachte [medeverdachte] . De handelingen die verdachte wel heeft verricht, zijn geen mishandelingen omdat deze corrigerend waren bedoeld en [slachtoffer] daar geen letsel aan heeft overgehouden. Ook was er geen nauwe en bewuste samenwerkingen zodat geen sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de raadsvrouw van verdachte opgemerkt dat het enkele feit dat zij wetenschap had dat [slachtoffer] werd mishandeld, niet wil zeggen dat verdachte [slachtoffer] in een hulpeloze toestand heeft gebracht. Daarnaast ontbreekt, gelet op de persoon van verdachte, de opzet hiertoe. Verdachte dient ook van het subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
[verdachte] (hierna: [verdachte] ) heeft bij de politie het volgende verklaard. Op 13 maart 2012 is de dochter van [verdachte] , [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) geboren. In de periode 1 juli 2015 tot 1 december 2015 woonde [verdachte] samen met [slachtoffer] in Arnhem aan de [adres 1] . In juli 2015 kreeg [verdachte] een relatie met [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). [medeverdachte] kwam regelmatig bij [verdachte] thuis. [2]
Op een avond in september 2015 wilde [slachtoffer] niet eten. [medeverdachte] is met [slachtoffer] naar boven gegaan. [verdachte] hoorde [slachtoffer] heel hard huilen en is naar boven gegaan. [slachtoffer] zei tegen [verdachte] dat [medeverdachte] haar op haar billen had geslagen. [verdachte] zag dat de billen van [slachtoffer] rood waren. [3]
Op een ochtend in oktober 2015 was [slachtoffer] een boterham met pindakaas aan het eten. Tijdens het eten van deze boterham was [slachtoffer] aan het kolkhalzen. [slachtoffer] vond het zo vies, dat zij moest overgeven. [medeverdachte] pakte een doek en stopte deze met kracht in de mond van [slachtoffer] . [medeverdachte] pakte beide armpjes van [slachtoffer] , deed de armpjes achter haar rug, achter de stoel, en bond de armpjes vast met ducttape. [4] Ook waren de voeten van [slachtoffer] vastgebonden met ducttape. [5] [medeverdachte] plakte vervolgens ducttape om de mond, tegen de neus van [slachtoffer] aan. De ducttape ging volledig om het hoofd van [slachtoffer] heen, strak over de mond en haren van [slachtoffer] heen. Hierna wreef [medeverdachte] met opzet peper op beide oogleden van [slachtoffer] . [6] De aangifte van [verdachte] wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 1] . [7]
Op een dag in september of oktober 2015 heeft [medeverdachte] , [slachtoffer] buiten in de tuin gezet. [slachtoffer] had enkel haar onderbroek aan. [slachtoffer] moest daar blijven staan met beide armpjes in de lucht en een doos vasthouden. [8] [slachtoffer] rilde van de kou toen ze weer binnen was. [9] Dit is gezien door de buurtbewoners, [getuige 2] en [getuige 3] . Zij hebben nog verklaard dat [slachtoffer] niets aan haar voeten had. Het was guur weer. [getuige 3] zag dat een man een aantal keren water naar [slachtoffer] gooide. [slachtoffer] werd door de vriend van [verdachte] binnengehaald. [slachtoffer] heeft minimaal vijf minuten buiten gestaan. [getuige 2] en [getuige 3] hebben de stiefvader van [slachtoffer] vaker gezien. [getuige 2] heeft nog een stevige discussie met hem gehad over de poort. [10] Volgens de getuige [getuige 1] heeft [slachtoffer] 10 minuten buiten gestaan. [11]
Eind september/begin oktober 2015 gingen [medeverdachte] , [verdachte] en [slachtoffer] douchen bij de nooddouches in de [straat 1] te Arnhem. [slachtoffer] vond het eng en moest huilen. Tijdens het douchen spartelde [slachtoffer] flink tegen. [medeverdachte] pakte haar met kracht bij haar wangetjes vast en hield haar met een hand op haar borstkas tegen. [slachtoffer] spartelde zo hard tegen dat [medeverdachte] nat werd. Hij werd boos en sloeg haar met kracht tegen haar billen. Een van de billen van [slachtoffer] werd rood. De volgende dag leek de linker bil van [slachtoffer] wat blauw. Dat was op de plek waar [medeverdachte] haar had geslagen. [12]
[medeverdachte] heeft ook peper onder de neus van [slachtoffer] gesmeerd en op haar lippen. [13]
[slachtoffer] werd door [medeverdachte] bij haar wangen vastgepakt, wat blauwe wangen bij haar veroorzaakte. [14] [verdachte] heeft over haar eigen handelingen verklaard dat zij wel een begin stukje van een doek in de mond van [slachtoffer] heeft gestopt. [medeverdachte] heeft de rest van de doek in de mond van [slachtoffer] gestopt. Dit was tijdens het incident met vastbinden en peper. Ook heeft [verdachte] [slachtoffer] twee a drie keer een klap met haar hand gegeven op de billen of het bovenbeen en zij heeft één of twee keer [slachtoffer] hardhandig bij haar bovenarmpje vastgepakt. [15] [medeverdachte] pakte haar bij de onderarm vast en nam haar mee naar huis. Als [slachtoffer] gelogen had moest zij naar haar kamer, [verdachte] liet [slachtoffer] lang huilen en [slachtoffer] was zo bang als een wezel. [16]
Volgens [verdachte] heeft Juf [naam 1] van de peuterspeelzaal, blauwe billen van [slachtoffer] gezien. [verdachte] had haar van te voren al ingelicht, maar zij heeft niet de waarheid verteld. [17]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij als bouwuitvoerder werkzaam was in de [straat 2] in Arnhem. Voorafgaand aan de renovatie van huisnummer [huisnummer] is hij omstreeks eind juni of eind juli 2015 bij de bewoners, een vrouw en een klein meisje van 4 à 5 jaar geweest. Toen hij het meisje een aai over haar bol gaf, liet zij haar urine lopen. Het meisje kreeg direct straf van de vrouw die de deur had geopend. Het meisje werd afgesnauwd.
In week 35 is de renovatie van de woning begonnen. Die week kwam [getuige 5] naar [getuige 4] toe en vertelde dat hij 4 uur op nummer [huisnummer] had gewerkt die dag en dat het kind continue, de hele dag, door haar moeder werd afgesnauwd. Ook van [naam 3] , de elektricien, hoorde [getuige 4] dat het meisje door haar moeder werd afgesnauwd. [getuige 4] heeft gezien dat het kleine meisje na de renovatie een keer een blauwe wang had. [18] [getuige 5] heeft verklaard dat een klein meisje, gekleed in alleen een onderbroek, blauwe plekken op haar armen en benen had. Het meisjes werd meerdere keren op een agressieve/dreigende toon toegesproken en dat het meisje dan op een angstige toon ‘nee, mama nee mama’ zei. Ook heeft [getuige 5] het meisje een maand geleden in de tuin voor de woning gezien. Hij zag dat haar wangen aan beide kanten bont en blauw waren. [19]
Getuige [getuige 6] , werkzaam als Overlast- en Zorgcoördinator, heeft verklaard dat [verdachte] aan haar heeft verteld dat [slachtoffer] is mishandeld. Op 24 september 2015 heeft [getuige 6] , een eerste zorgmelding ontvangen vanuit de aannemer en de werklui die bezig waren met de renovatie. [getuige 6] heeft eerst uitgezocht wie op het adres woonden en of er al hulpverlening bij betrokken was. Op maandagmiddag 28 september 2015 was er een gesprek tussen de peuterspeelzaal en het consultatiebureau waarbij het meisje zou worden besproken. Daar kwam het signaal naar voren dat het meisje blauwe billen had. [getuige 6] heeft een brief hierover ontvangen van [naam 1] van de speelzaal. In de brief staat onder meer dat moeder vertelde dat [slachtoffer] was gevallen in de douche en een blauwe kont had. Toen [slachtoffer] naar de toilet ging en [naam 1] [slachtoffer] wilde helpen, schrok ze van de blauwe plekken op haar billen. Beide billen waren helemaal blauw, het waren net vingerafdrukken. Op 2 oktober 2015 is een melding ontvangen van [naam 4] dat [slachtoffer] blauwe plekken in haar gezicht had, te weten blauwe plekken langs haar oog en op haar neus. [slachtoffer] gaf aan te zijn gevallen. Op 19 oktober zag [getuige 6] bij een gesprek met [verdachte] dat [slachtoffer] opnieuw blauwe plekken in haar gezicht had. [getuige 6] zag blauwe plekken op de wangen van [slachtoffer] , alsof ze was vastgepakt. [20]
De getuige [getuige 7] (buurvrouw) heeft verklaard dat zij eind oktober 2015 zag dat [slachtoffer] een blauwe plek op haar gezicht had, een bovenop haar neus en een aan de bovenzijde van haar linkerwang. [21]
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat de tenlastegelegde handelingen zijn verricht, maar de mishandelingen zijn niet door hem verricht. [22] Verder heeft [medeverdachte] verklaard dat hij diverse keren heeft gezien dat [verdachte] een doekje in de mond van [slachtoffer] heeft gedaan.
Ter terechtzitting heeft [verdachte] nog aanvullende verklaard dat zij eenmaal een stukje van een doek in de mond van [slachtoffer] heeft gestopt. Ook heeft [verdachte] , [slachtoffer] corrigerende tikken gegeven en haar beetgepakt. [23]
Mishandelingen
Gelet op het voorgaande is voor de rechtbank vast komen te staan dat de tenlastegelegde mishandelingen bij [slachtoffer] zijn verricht door [verdachte] en [medeverdachte] .
Medeplegen
De vraag is of zowel [verdachte] als [medeverdachte] kunnen worden veroordeeld voor het samen plegen van alle mishandelingen. Bij de beantwoording van deze vraag, kijkt de rechtbank niet naar iedere mishandeling afzonderlijk, maar naar de situatie in de periode waarin de verschillende mishandelingen hebben plaatsgevonden.
[verdachte] snauwde [slachtoffer] vaak af. Hierdoor zorgde zij niet alleen voor een onveilige sfeer waarin [slachtoffer] opgroeide, maar binnen deze sfeer kon [medeverdachte] de verdergaande mishandelingen plegen.
Verder heeft [verdachte] [slachtoffer] zelf verschillende keren mishandeld en/of aan de mishandelingen van [medeverdachte] deelgenomen.
  • [verdachte] heeft verschillende keren een doekje in de mond van [slachtoffer] geduwd, ook tijdens het incident waarbij zij met ducttape werd vastgebonden, haar mond werd dicht getapet en zij peper in de ogen en het gezicht kreeg;
  • [verdachte] heeft [slachtoffer] verschillende keren zelf geslagen;
  • [verdachte] heeft [slachtoffer] verschillende keren bij de armen vastgepakt en zo mee naar huis genomen.
Ook heeft [verdachte] zich niet gedistantieerd van de mishandelingen die [medeverdachte] pleegde:
  • [verdachte] keek toe als [slachtoffer] door [medeverdachte] werd mishandeld, zij greep niet of veel te laat in.
  • [verdachte] liet [slachtoffer] alleen met [medeverdachte] , terwijl zij wist dat hij haar mishandelde.
  • Als aan [verdachte] werd gevraagd hoe [slachtoffer] aan de blauwe plekken kwam, verzweeg zij de werkelijke oorzaak.
  • Toen [verdachte] bezocht werd door hulpverleners, verzweeg zij de mishandelingen en vroeg geen hulp om de mishandelingen te stoppen.
Hierdoor kon [medeverdachte] [slachtoffer] ernstig mishandelen en haar blijven mishandelen. Daarom vindt de rechtbank bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] , [slachtoffer] in de periode van 1 juli 2015 tot 1 december 2015 heeft mishandeld.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 juli 2015 tot 1 december 2015 te Arnhem, telkens tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
haar kind, te weten [slachtoffer] , geboren op 13 maart 2012, heeft mishandeld door dat kind:
- meermalen
, althans eenmaal,met kracht te slaan en/of vast te pakken en/of te knijpen
op/bij/in het gezicht,
althans het hoofden/of de bil
(len
)en/of de arm(en) en
/of
- ( tijdens guur en/of koud weer)
zonder kleding, althansmet te weinig kleding buiten te zetten en
/ofbuiten te laten staan en
/ofhet kind (daarbij)
een of meermalennat te gooien en
/of
-
een ofmeermalen een doek in de mond van dat kind te stoppen en
/of
- ( met duck tape) de hand
(en
)/de arm
(en
)en
/ofde/
het be(e)n(en)/voet
(en
)vast te binden en
/ofduck tape om het hoofd van het kind te binden en
/of
- peper,
althans een soortgelijke scherpe stof,in de ogen en
/ofhet gezicht van dat kind te blazen en
/ofte wrijven;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van mishandeling, begaan tegen een kind, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft gevraagd om rekening te houden met de feiten en omstandigheden van het geval. Verdachte heeft zelf aangifte gedaan en er is diverse hulpverlening opgestart waar verdachte ook baat bij heeft. [slachtoffer] woont bij verdachte thuis en om die reden zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk zijn. Het is van belang dat er een betere band komt tussen verdachte en [slachtoffer] . Verdachte kan zich vinden in het advies van de reclassering, met uitzondering van de voorgestelde voorwaarde die ziet op begeleid wonen. Nu verdachte al een jaar bezig is met de hulpverlening is een proeftijd van 3 jaar voldoende.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 januari 2017;
- een brief van GZ-psycholoog [GZ-psycholoog 1] , inhoudende een trajectconsult, gedateerd 14 november 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 18 januari 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 19 januari 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 2 maart 2017;
- een psychologisch onderzoek van [GZ-psycholoog 2] , GZ-psycholoog, gedateerd 16 januari 2017.
[slachtoffer] was een peuter van drie jaar toen zij ernstig werd mishandeld door [verdachte] , haar moeder, en [medeverdachte] , de nieuwe partner van haar moeder. [verdachte] en [medeverdachte] hebben [slachtoffer] geslagen, bij de armen en in het gezicht vastgepakt en geknepen. Als [slachtoffer] huilde of schreeuwde stopten zij een doek in haar mond. Ook heeft [medeverdachte] [slachtoffer] (bijna) naakt buiten gezet en nat gegooid terwijl het koud was. Hij heeft haar handen en voeten met ducttape vastgebonden en haar mond met tape dichtgeplakt. Ook heeft hij haar peper in haar ogen geblazen.
Door getuigen worden op verschillende momenten blauwe plekken gezien in het gezicht, op de armen en benen, in de zij en op de billen van [slachtoffer] . Getuigen melden dat [slachtoffer] doorlopend door haar moeder werd afgesnauwd. Zij beschrijven [slachtoffer] als een zeer angstig kind, dat schrikt en angstig in een hoekje wegkruipt als de deur van haar slaapkamer wordt geopend. [slachtoffer] plast van schik in haar broek, als zij een aai over haar bol krijgt.
[slachtoffer] werd ernstig mishandeld als “straf” voor normaal gedrag van een peuter. Zij groeide maanden lang op in een onveilige omgeving. Bang voor haar moeder en de vriend van haar moeder, de personen waarbij zij zich juist veilig zou moeten voelen. Deze feiten zijn ernstig. Bij de strafoplegging neemt rechtbank, net als de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden als uitgangspunt.
[verdachte] en [medeverdachte] hebben [slachtoffer] samen mishandeld. [verdachte] heeft [slachtoffer] geslagen, vastgepakt en doeken in haar mond gestopt. Verder is ook [verdachte] verantwoordelijk voor het doorlopende gevoel van onveiligheid waarin [slachtoffer] moet hebben geleefd. [verdachte] heeft veel te laat hulp gezocht om de mishandelingen te stoppen. De ernstigste mishandelingen zijn echter door [medeverdachte] gepleegd.
[verdachte] is verminderd toerekeningsvatbaar. Zij heeft een verstandelijke beperking en een laag zelfbeeld. Zij kan problemen moeilijk zelfstandig oplossen en was afhankelijk van haar dominante partner. Daarom gaat zij ver over haar grenzen om een relatie in stand te houden. Door negatieve ervaringen in haar jeugd kan zij moeilijk om hulp vragen. [verdachte] heeft uiteindelijk aangifte gedaan. Het was heel moeilijk voor haar om aangifte te doen, maar zij kon eerder voor [slachtoffer] kiezen en dat had zij dan ook moeten doen. Dit alles rechtvaardigt een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
[slachtoffer] woont al weer ruim een jaar bij haar moeder. [verdachte] wordt begeleid bij de opvoeding van [slachtoffer] en er wordt gecontroleerd of het goed gaat met [slachtoffer] . [verdachte] maakt stappen in de goede richting. Ondanks alles wat er is gebeurd, vinden de instanties die waken over de opvoeding van veiligheid van [slachtoffer] , het belangrijk dat [slachtoffer] bij haar moeder verblijft. Daarom legt de rechtbank [verdachte] een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op van 12 maanden. Als de rechtbank [verdachte] naar de gevangenis zou sturen, zou [slachtoffer] weer het slachtoffer worden.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden bijzondere voorwaarden verbonden, die het gevaar voor herhaling moeten beperken. [verdachte] komt onder toezicht te staan van de reclassering. Zij moet meewerken aan de behandeling van haar problemen en aan de begeleiding die zij bij de opvoeding van [slachtoffer] krijgt. Als het noodzakelijk is, kan [verdachte] (met [slachtoffer] ) worden opgenomen in een instelling voor 24‑uurs begeleid wonen. De proeftijd bedraagt 5 jaar omdat [verdachte] nog lang hulp nodig heeft bij de opvoeding van [slachtoffer] .
Als [verdachte] weer een relatie zou aangaan met een dominante man, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat zij soortgelijke feiten pleegt. Daarom bepaalt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Als er hoger beroep wordt ingesteld, blijven de bijzondere voorwaarden gelden tot het gerechtshof een beslissing heeft genomen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27, 47, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op vijf jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- haar medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis tussen 09.00 en 11.00 uur zal melden bij de Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een nader door de reclassering aan te wijzen forensisch psychiatrische polikliniek, dan wel soortgelijke ambulante zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling/behandelaar aan te geven en zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, teneinde zich te laten behandelen voor de recentelijk door het NIFP gediagnostiseerde problematiek (versterking zelfbeeld, coping, perspectiefwisseling én verwerking belaste verleden);
- gedurende de proeftijd zal verblijven, indien op termijn noodzakelijk geacht door de reclassering, in een nader door de reclassering aan te wijzen instelling voor 24-uurs begeleid of beschermd wonen, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd de al lopende intensieve ambulante hulpverlening van SIZA (gezinscoach, opvoedkundige) zal voort zetten, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal de aanwijzingen van SIZA opvolgen, inhoudende:
 medewerking verlenen aan regelmatige huisbezoeken door de reclassering, die ook op onverwachte momenten kunnen plaatsvinden;
 openheid van zaken geven omtrent haar sociale contacten, met name over haar omgang met eventueel nieuwe levenspartners/mannelijke contacten
 toestemming verlenen tot wederzijds overleg tussen de reclassering en de haar omringende of nog te omringen instanties;
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.P.M. Kester en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 maart 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2015574180, onderzoek ON4R015118 Impuls, gesloten op 19 april 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [verdachte] namens de benadeelde [slachtoffer] , p 35.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [verdachte] namens de benadeelde [slachtoffer] , p 37.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [verdachte] namens de benadeelde [slachtoffer] , p. 38.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , tweede verhoor, p. 310.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [verdachte] namens de benadeelde [slachtoffer] , p. 38.
7.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 73.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [verdachte] namens de benadeelde [slachtoffer] , p. 36.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , tweede verhoor, p. 309.
10.Proces-verbaal van bevindingen getuige [getuige 2] , p. 85 en 86.
11.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 74.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [verdachte] namens de benadeelde [slachtoffer] , p. 37.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , tweede verhoor, p. 311.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , tweede verhoor, p. 312.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , tweede verhoor, p. 321 en 322.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 313.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [verdachte] namens de benadeelde [slachtoffer] , p. 39.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 52 e.v.
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 79.
20.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] , p. 57 e.v.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] , p. 67.
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 268 e.v.
23.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting 8 maart 2017.