ECLI:NL:RBGEL:2017:1650

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
298344
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en vestiging van hypotheek- en pandrecht met betrekking tot verhaalsmogelijkheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 maart 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Gemeente Putten en verschillende gedaagden, waaronder stichtingen en hun bestuurders. De Gemeente vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door misbruik te maken van het identiteitsverschil tussen de stichtingen, met als doel de Gemeente als crediteur te benadelen. De zaak draait om de vestiging van een hypotheekrecht en pandrecht op een bosperceel, dat de enige verhaalsmogelijkheid voor de Gemeente vormde. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden, door de hypotheek en pandrecht te vestigen, de Gemeente in haar verhaalsmogelijkheden hebben benadeeld. De rechtbank heeft de vordering van de Gemeente toegewezen en verklaard dat de vordering van de gedaagden op de Gemeente niet bestaat. Tevens zijn de rechtshandelingen die hebben geleid tot de vestiging van het hypotheek- en pandrecht vernietigd op grond van artikel 3:45 juncto 3:51 BW. De gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente, die zijn begroot op € 2.129,95, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen in reconventie van de gedaagden zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/298344 / HA ZA 16-88
Vonnis van 22 maart 2017
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE PUTTEN,
zetelend te Putten ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.I. Speelman te Arnhem,
tegen
1. de stichting
[gedaagde in conventie sub 1],
gevestigd te [woonplaats] ,
2. de stichting
[gedaagde in conventie sub 2],
gevestigd te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde in conventie sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde in conventie sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A. Hofman te Barneveld.
Partijen zullen hierna de Gemeente en [gedaagden in reconventie] . worden genoemd. Gedaagden in conventie/eisers in reconventie zullen afzonderlijk worden aangeduid als respectievelijk [gedaagde in conventie sub 1] , [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie sub 3] en [gedaagde in conventie sub 4] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 mei 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 oktober 2016
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de akte houdende vermeerdering van eis van de Gemeente
  • de akte overlegging/uitlating van [gedaagden in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie sub 3] en [gedaagde in conventie sub 4] . zijn vader en zoon. Zij zijn bestuurders van [gedaagde in conventie sub 2] . Deze stichting is opgericht op 5 februari 2013 en heeft als activiteit de handel en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
2.2.
Uit een schuldbekentenis van 21 april 2013 blijkt dat een zekere [betrokkene] uit [buitenland] aan [gedaagde in conventie sub 4] . 40 baren zilver van één kilo en 75 Krugerranden heeft geleend. De totale waarde van deze edelmetalen is vastgesteld op € 90.190,00. De lening is blijkens de schuldbekentenis opeisbaar na 10 jaren.
2.3.
Bij akte van 31 mei 2013 is [gedaagde in conventie sub 1] opgericht. Zij wordt bestuurd door [gedaagde in conventie sub 3] en [gedaagde in conventie sub 4] . en heeft onder andere als doel “het aankopen en beheren van natuurgebieden, familiedomeinen, eco-dorpen en begraafplaatsen in de natuur”.
2.4.
[gedaagde in conventie sub 3] en [gedaagde in conventie sub 4] . zijn verder oprichters van de zogenoemde “ [vrijstaat] ”. Zij menen dat dit een soevereine staat is, “vrij van menselijke macht en wetten”. Gesteld noch gebleken is dat dit een rechtspersoon is in de zin van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.5.
Op 21 juni 2013 heeft [gedaagde in conventie sub 4] . de onder 2.2 bedoelde edelmetalen verkocht aan munthandel Kevelam B.V. voor een bedrag van € 90.190,00. Op diezelfde datum heeft Kevelam B.V. dit bedrag overgemaakt naar de kwaliteitsrekening van notariskantoor Pool te Voorthuizen.
2.6.
Bij de stukken bevindt zich een document met als opschrift “Schuldbekentenis”, gedateerd 23 juni 2013, waarin staat vermeld dat [gedaagde in conventie sub 4] . op die datum een bedrag van € 90.190,00, rentevrij en voor onbepaalde tijd, heeft geleend aan [gedaagde in conventie sub 2] , ten behoeve van “de 1e hypotheek grondaankoop van de [gedaagde in conventie sub 1] ”.
2.7.
Op 25 juni 2013 is [gedaagde in conventie sub 1] eigenaar geworden van een perceel bosgrond in [gemeente] . [gedaagde in conventie sub 1] heeft dit bosperceel gekocht en geleverd gekregen voor een koopprijs van € 85.500,00. Volgens de leveringsakte is de koopprijs voldaan door storting op een kwaliteitsrekening ten name van notariskantoor Pool. [gedaagde in conventie sub 1] was voornemens om op het perceel een natuurbegraafplaats en een eco-dorp/gemeenschap te realiseren. Het perceel is echter bestemd voor behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Het bestemmingsplan laat zeer beperkt bebouwing op het perceel toe.
2.8.
Direct na de levering van het perceel is [gedaagde in conventie sub 1] gestart met het, zonder de vereiste vergunning(en), realiseren van bouwwerken op het perceel. De Gemeente heeft hiertegen handhavend opgetreden. Op 23 augustus 2013 heeft zij de eerste last onder dwangsom opgelegd. [gedaagde in conventie sub 1] is daarbij gelast om de bouwwerkzaamheden per direct te staken en gestaakt te houden, bij gebreke waarvan [gedaagde in conventie sub 1] een dwangsom verbeurt van € 10.000,00 ineens.
2.9.
[gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagden sub 3 en 4 in conventie] hebben geen gehoor gegeven aan de door de Gemeente opgelegde lasten. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat de grond in kwestie in bruikleen zou zijn gegeven aan de “ [vrijstaat] ”, die “menselijke wetten” naast zich neerlegt en zich heeft vrijgemaakt van “de ambtenarij in Nederland”.
2.10.
Ondanks de opgelegde lasten zijn de werkzaamheden op het perceel onverminderd voortgezet. De Gemeente heeft vergeefs geprobeerd [gedaagde in conventie sub 1] en de heren Van der Meer ertoe te bewegen de bouwwerkzaamheden te staken, de bouwwerken te verwijderen, de aanlegactiviteiten ongedaan te maken en de met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel te staken. Er zijn dwangsommen verbeurd. [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagden sub 3 en 4 in conventie] hebben echter geweigerd de verschuldigde bedragen te voldoen.
2.11.
Op 11 september 2013 heeft [gedaagde in conventie sub 1] op het bosperceel een eerste recht van hypotheek en pand gevestigd ter hoogte van € 90.190,00 ten behoeve van [gedaagde in conventie sub 2] . Blijkens de hypotheekakte is de onderliggende vordering – die betrekking heeft op werkzaamheden die [gedaagde in conventie sub 2] zou hebben verricht op het bosperceel – niet eerder opeisbaar dan op 1 juli 2038 en is over de hoofdsom geen rente verschuldigd.
2.12.
Op 7 maart 2014 heeft de Gemeente, na daartoe verkregen verlof, ten laste van [gedaagde in conventie sub 1] executoriaal derdenbeslag doen leggen onder de ING Bank. Dit beslag heeft geen doel getroffen.
2.13.
Op 24 maart 2014 is het bosperceel in executoriaal beslag genomen. Hieraan liggen twee dwangbevelen ten grondslag die gezamenlijk een bedrag van € 40.488,55 vertegenwoordigen.
2.14.
Bij brief van 28 maart 2014 heeft [gedaagde in conventie sub 2] gereageerd op het aan haar als hypotheekhouder overbetekende afschrift van het proces-verbaal van inbeslagname. In die brief staat onder meer vermeld dat [gedaagde in conventie sub 1] de grond in bruikleen heeft gegeven aan de [vrijstaat] , dat dus de [vrijstaat] eventueel moet worden aangesproken, maar dat deze niet het doen en laten van de Gemeente erkent en dat [gedaagde in conventie sub 2] niet meewerkt aan enige vorm van invordering via executie.
2.15.
Bij brief van 26 juni 2015 heeft notaris mr. E.M. Dutmer aan [gedaagde in conventie sub 1] meegedeeld dat zij van de Gemeente opdracht heeft gekregen over te gaan tot executoriale verkoop van het bosperceel van [gedaagde in conventie sub 1] en dat op korte termijn een veiling zal worden gepland.
2.16.
Bij brief van 25 december 2015 heeft [gedaagde in conventie sub 2] aan notaris Dutmer meegedeeld dat zij een opeisbare vordering van in totaal € 88.880,00 heeft op [gedaagde in conventie sub 1] in verband met werkzaamheden die [gedaagde in conventie sub 2] op het bosperceel heeft verricht. Volgens de brief staat de gehele geldlening nog open en is dus van het gehele hypotheekbedrag nog niets afgelost.
2.17.
[gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] hebben de Gemeente gedagvaard in kort geding voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Zutphen, en gevorderd het ten laste van [gedaagde in conventie sub 1] gelegde executoriaal beslag op het bosperceel op te heffen, de Gemeente te verbieden de aan het beslag ten grondslag liggende dwangbevelen (nader) ten uitvoer te leggen en de Gemeente te veroordelen in de proceskosten. [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat de executoriale verkoop van het bosperceel onrechtmatig is en dat sprake is van misbruik van bevoegdheid als de Gemeente toch tot veiling overgaat. Bij vonnis van 27 januari 2016 heeft de rechtbank de vorderingen van [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] afgewezen.
2.18.
Op 28 januari 2016 heeft de executoriale verkoop van het bosperceel plaatsgevonden. Eén van de bieders was [gedaagde in conventie sub 2] . Zij heeft een bedrag van € 60.666,66 geboden. Een andere bieder heeft € 1,00 méér geboden. Op 3 februari 2016 heeft de Gemeente het bosperceel aan die bieder gegund. De koopsom is voldaan en het bosperceel is overgedragen. De netto-opbrengst van € 51.238,00 bevindt zich nog onder de veilingnotaris.
2.19.
Ondanks de verkoop is [gedaagden in reconventie] . het bosperceel blijven gebruiken.
De [vrijstaat] heeft in een bericht aan de nieuwe eigenaar meegedeeld dat het bosperceel is verhuurd aan de [vrijstaat] en aan [imkerij] . Geplante bomen en struiken zouden het eigendom zijn van de huurders en het zou de nieuwe eigenaar niet vrij staan de samenstelling van het bos te wijzigen of de diverse aanwezige bouwsels, die eigendom zouden zijn van de huurders, te verwijderen. De [vrijstaat] heeft aan de nieuwe eigenaar voorgesteld dat de huurovereenkomsten kunnen worden afgekocht ofwel dat het bosperceel voor de koopprijs plus € 1,00 plus veilingkosten worden aangeboden aan de [vrijstaat] en [imkerij] .
2.20.
De vereniging [imkerij] is blijkens het handelsregister opgericht op 4 januari 2016. De [gedaagden sub 3 en 4 in conventie] zijn haar bestuurders. Productie 20 bij dagvaarding behelst een huurovereenkomst gedateerd 1 januari 2015 waarin [gedaagde in conventie sub 1] voor een periode van 10 jaren het bosperceel verhuurt aan de vereniging [imkerij] voor een bedrag van € 100,00 per jaar.
2.21.
Na daartoe verkregen verlof heeft de Gemeente op 10 februari 2016 tot zekerheid van haar verhaalsmogelijkheden ten laste van [gedaagden in reconventie] . conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de met de executie belaste notaris.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De Gemeente vordert, na vermeerdering van eis, samengevat:
primair
een verklaring voor recht dat [gedaagden in reconventie] . onrechtmatig heeft gehandeld jegens de Gemeente door misbruik te maken van het identiteitsverschil tussen de verschillende stichtingen, te weten [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] , met als doel de Gemeente als crediteur te benadelen door het verijdelen van verhaal;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden in reconventie] . om aan de Gemeente de door haar geleden schade te betalen, zijnde € 42.122,55 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
subsidiair
3. een verklaring voor recht dat de door [gedaagden in reconventie] . gestelde vordering van [gedaagde in conventie sub 2] op [gedaagde in conventie sub 1] , die ten grondslag zou liggen aan het recht van hypotheek van 11 september 2013 en in de hypotheekakte van 11 september 2013 wordt aangeduid als ‘de hoofdsom’, niet bestaat;
4. op grond van artikel 3:45 BW juncto artikel 3:51 BW vernietiging van de rechtshandeling(en) die hebben geleid tot vestiging van het recht van hypotheek en pand van 11 september 2013, zoals omschreven onder punt 38 van de dagvaarding;
zowel primair als subsidiair
5. hoofdelijke veroordeling van [gedaagden in reconventie] . in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente indien voldoening niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt;
6. hoofdelijke veroordeling van [gedaagden in reconventie] . in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente indien voldoening niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt.
3.2.
De Gemeente stelt zich primair (vorderingen sub 1 en 2) op het standpunt dat [gedaagden in reconventie] . onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Volgens de Gemeente hebben de bestuurders van [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] met hun schijnconstructie – waarbij een hypotheekrecht en een pandrecht zijn gevestigd op de enige verhaalsmogelijkheid – misbruik gemaakt van het identiteitsverschil tussen de verschillende stichtingen met als doel het verhaal door de Gemeente te frustreren. Daarmee heeft [gedaagden in reconventie] . volgens de Gemeente tevens onrechtmatig jegens haar gehandeld. De Gemeente houdt [gedaagden in reconventie] . aansprakelijk voor de door haar geleden schade. Zij begroot die schade op in ieder geval het bedrag waarvoor beslag is gelegd, te weten € 40.488,55. Daarbij komen de proceskosten van in totaal € 1.634,00 waartoe [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] bij het kortgedingvonnis van 27 januari 2016 zijn veroordeeld.
Subsidiair stelt de Gemeente zich ten eerste (vordering sub 3) op het standpunt dat geen overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen tussen [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 1] en dat [gedaagde in conventie sub 2] de koopsom dus niet ter beschikking heeft kunnen stellen aan [gedaagde in conventie sub 1] . Volgens de Gemeente is dan ook geen sprake van een vordering van [gedaagde in conventie sub 2] en is het aangaan van de verbintenis tot verlening van de hypotheek daarmee om niet geschied nu er geen prestatie tegenover heeft gestaan.
Daarnaast stelt de Gemeente zich subsidiair (vordering sub 4) op het standpunt dat sprake is van een onverplichte rechtshandeling als bedoeld in artikel 3:45 BW. Volgens de Gemeente was [gedaagde in conventie sub 1] niet contractueel gehouden ten behoeve van [gedaagde in conventie sub 2] een zekerheidsrecht te verstrekken voor een vermeende vordering die zou zien op werkzaamheden verricht door de bestuurders van [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 1] . Bovendien wisten [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] , althans behoorden zij te weten, dat het vestigen van het hypotheekrecht benadeling van de Gemeente in haar verhaalsmogelijkheden tot gevolg zou hebben. Het bosperceel is namelijk de enige verhaalsmogelijkheid. Op grond van artikel 3:45 juncto artikel 3:51 BW vordert de Gemeente dan ook de vernietiging van de rechtshandeling(en) die hebben geleid tot vestiging van het recht van hypotheek en pand van 11 september 2013.
3.3.
[gedaagden in reconventie] . voert verweer.
3.4.
De rechtbank gaat hierna nader in op de stellingen van partijen, voor zover van belang voor de beoordeling.
in reconventie
3.5.
[gedaagden in reconventie] . vordert, samengevat:
een gebod aan de Gemeente om haar toestemming aan de met de executoriale verkoop van het bosperceel belaste notaris te verlenen om de (netto)opbrengst van de veiling aan [gedaagde in conventie sub 2] uit te keren, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de Gemeente ter zake de naleving van dit gebod in gebreke blijft;
opheffing van het door de Gemeente op 10 februari 2016 onder de onder 1 vermelde notaris gelegde conservatoir derdenbeslag;
een verklaring voor recht dat de Gemeente onrechtmatig jegens [gedaagden in reconventie] ., althans [gedaagde in conventie sub 1] heeft gehandeld door het bosperceel executoriaal te doen verkopen en veroordeling van de Gemeente tot vergoeding van alle door [gedaagden in reconventie] ., althans [gedaagde in conventie sub 1] geleden en nog te lijden schade, zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeling van de Gemeente tot betaling aan [gedaagden in reconventie] ., althans [gedaagde in conventie sub 1] , van € 75.000,00 althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag als voorschot op de onder 3 bedoelde schadevergoeding;
met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
3.6.
[gedaagden in reconventie] . legt aan zijn vorderingen sub 1 en 2 ten grondslag dat, nu de vorderingen van de Gemeente in conventie moeten worden afgewezen, de Gemeente niet langer een rechtens te respecteren belang heeft om zich te verzetten tegen uitkering van de veilingopbrengst aan [gedaagde in conventie sub 2] in diens hoedanigheid als hypotheekhouder. Aan zijn vorderingen sub 3 en 4 legt [gedaagden in reconventie] . ten grondslag dat de Gemeente onrechtmatig jegens hem, althans tegen [gedaagde in conventie sub 1] , heeft gehandeld door de dwangbevelen van 18 februari 2014 en 17 maart 2014 te executeren. [gedaagden in reconventie] . beroept zich er in dat kader ten eerste op dat de dwangbevelen nietig zijn omdat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 4:122 lid 1 sub c Awb, dat het dwangbevel in ieder geval moet vermelden de beschikking of het wettelijk voorschrift waaruit de geldschuld voortvloeit. De dwangbevelen verwijzen naar niet bestaande lasten onder dwangsom en kunnen dus niet als executoriale titel dienen, aldus [gedaagden in reconventie] . Ten tweede voert [gedaagden in reconventie] . aan dat ten tijde van de executoriale verkoop het recht op de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen was verjaard. Ten slotte betoogt [gedaagden in reconventie] . dat de Gemeente met de executie misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt, omdat het de Gemeente op voorhand volstrekt duidelijk was dat zij vanwege de separatistenpositie van [gedaagde in conventie sub 2] uit het oogpunt van verhaal van haar vordering geen belang had bij veiling van het bosperceel. [gedaagden in reconventie] . vordert vergoeding van de schade die hij als gevolg van de onrechtmatige executie heeft geleden. Volgens [gedaagden in reconventie] . zijn er de volgende schadeposten: € 38.952,00 (het verschil tussen de aankoopkosten ad € 90.190,00 en de netto-opbrengst van de veiling ad € 51.238), € 88.880,00 (nutteloos gemaakte kosten voor verfraaiing van het bosperceel) en een PM-post (misgelopen inkomsten uit voorgenomen educatieve projecten op het bosperceel). Bij wijze van voorschot vordert [gedaagden in reconventie] . € 75.000,00. Verder vordert hij verwijzing naar de schadestaatprocedure.
3.7.
De Gemeente voert verweer.
3.8.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover van belang voor de beoordeling.
4. De beoordeling
in conventie
4.1.
De rechtbank zal recht doen op de vermeerderde eis, nu [gedaagden in reconventie] . in de gelegenheid is gesteld bij akte op de eiswijziging te reageren en hij ook van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt.
4.2.
In essentie verwijt de Gemeente [gedaagden in reconventie] . primair dat hij door middel van een schijnconstructie – vestiging van een hypotheekrecht en pandrecht op de enige verhaalsmogelijkheid van de Gemeente – misbruik heeft gemaakt van het identiteitsverschil tussen de verschillende stichtingen met als doel het verhaal door de Gemeente te frustreren. Daarmee heeft [gedaagden in reconventie] . volgens de Gemeente onrechtmatig tegenover haar gehandeld. [gedaagden in reconventie] . weerspreekt dat sprake is van misbruik van identiteitsverschil.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Door degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen, kan misbruik worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen. Hetgeen met zodanig misbruik werd beoogd, behoeft in rechte niet te worden gehonoreerd. Het maken van een dergelijk misbruik zal in de regel moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door dat misbruik aan derden wordt toegebracht. Deze verplichting tot schadevergoeding zal dan niet alleen rusten op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, maar ook op deze rechtspersonen zelf omdat het ongeoorloofde oogmerk van degene die hen beheerst rechtens moet worden aangemerkt als een oogmerk van henzelf (HR 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480 (Rainbow Products/Ontvanger)).
4.4.
Hoewel de Gemeente primair aan haar vorderingen ten grondslag legt dat misbruik is gemaakt van het identiteitsverschil tussen de stichtingen, stelt de rechtbank vast dat het de Gemeente er vooral om gaat dat de bovengenoemde ‘schijnconstructie’ tot doel had haar te benadelen in haar verhaalsmogelijkheden. Daarop heeft de subsidiaire vordering betrekking. De rechtbank zal die vordering daarom nu eerst behandelen.
4.5.
In dit geval is op 11 september 2013 een recht van hypotheek en pand gevestigd op het bosperceel. Dit is ongeveer tweeënhalve maand nadat op 21 juni 2013 de volledige koopprijs voor het bosperceel was gestort onder de notaris en nadat het bosperceel op 25 juni 2013 was geleverd, en ook nadat de Gemeente op 23 augustus 2013 de eerste last onder dwangsom had opgelegd. [gedaagden in reconventie] . heeft voor dit tijdsverloop als verklaring gegeven dat notaris Pool ten tijde van de levering was opgenomen in het ziekenhuis, waardoor de akte moest worden gepasseerd door diens waarnemer, en het de waarnemer niet lukte om op 25 juni 2013 ook al de hypotheekakte gereed te hebben. [gedaagden in reconventie] . heeft toen naar eigen zeggen besloten om toch de levering alvast op 25 juni 2013 te laten plaatsvinden en de hypotheekakte op een later moment te laten passeren. Dit laatste is uiteindelijk op 11 september 2013 gebeurd. De rechtbank acht echter zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet aannemelijk dat ten tijde van de levering van het bosperceel geen tijd zou zijn geweest voor het passeren van een standaardakte zoals een hypotheekakte. Dit geldt te meer omdat, zoals de Gemeente in dit verband terecht aanvoert, [gedaagden in reconventie] . nu juist heeft betoogd dat de complexe constructie door de notaris is geadviseerd. Het ligt dan niet voor de hand om vervolgens niet het zekerheidsrecht te vestigen dat het doel is geweest van de constructie.
4.6.
Hierbij komt dat het hypotheek- en pandrecht is gevestigd ten behoeve van [gedaagde in conventie sub 2] , een stichting waarvan [gedaagden sub 3 en 4 in conventie] bestuurders zijn, terwijl zij tevens bestuurder zijn van de schuldenaar, [gedaagde in conventie sub 1] . Dit terwijl de koopsom – via munthandel Kevelam – is betaald door [gedaagde in conventie sub 4] ., die het geld heeft geleend van de heer [betrokkene] . Er is geen sprake geweest van een geldstroom van [gedaagde in conventie sub 2] naar [gedaagde in conventie sub 1] . Het betoog van [gedaagden in reconventie] ., dat [gedaagde in conventie sub 2] een reële geldvordering heeft op [gedaagde in conventie sub 1] en dat dus ook sprake is van een aan [gedaagde in conventie sub 2] op reële gronden verstrekt hypotheekrecht, gaat dan ook niet op. Voor zover [gedaagde in conventie sub 1] zich in dit verband beroept op de hierboven in 2.6 genoemde schuldbekentenis, gaat de rechtbank daaraan voorbij, omdat [gedaagde in conventie sub 1] bij die schuldbekentenis geen partij is en [gedaagde in conventie sub 2] daarmee geen schuldeiser wordt van [gedaagde in conventie sub 1] . [gedaagden in reconventie] . voert nog aan dat zelfs indien ervoor zou zijn gekozen [gedaagde in conventie sub 4] . – of [betrokkene] – als rechtstreekse geldverstrekker aan [gedaagde in conventie sub 1] te doen fungeren, dit geen andere voor de Gemeente voordeliger situatie zou hebben bewerkstelligd, omdat in dat geval het hypotheekrecht zou zijn verstrekt aan [gedaagde in conventie sub 4] . of [betrokkene] . De Gemeente voert hiertegen echter terecht aan dat [betrokkene] rechtstreeks aan [gedaagde in conventie sub 4] . middelen ter beschikking heeft gesteld en in die zin ook de enige partij is die een financieel risico loopt. [betrokkene] heeft geen andere voorwaarde gesteld dan een looptijd van tien jaar. Er is dus geen hypotheekrecht als voorwaarde gesteld door de enige partij die een reële vordering heeft en daarmee een financieel risico loopt. Ook dit verweer van [gedaagden in reconventie] . slaagt dus niet.
4.7.
Voor zover [gedaagden in reconventie] . ten slotte nog betoogt dat de vordering die ten grondslag ligt aan de zekerheidsrechten bestaat uit werkzaamheden die zouden zijn verricht door [gedaagden sub 3 en 4 in conventie] , de bestuurders van [gedaagde in conventie sub 1] , strookt dat niet met de hypotheekakte. Volgens de hypotheekakte is het hypotheek- en pandrecht immers verleend tot zekerheid van de hierboven behandelde ‘geldlening’. Ook dit verweer van [gedaagden in reconventie] . wordt verworpen.
4.8.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van de subsidiair onder 3 gevorderde verklaring voor recht dat de vordering van [gedaagde in conventie sub 2] op [gedaagde in conventie sub 1] , die ten grondslag zou liggen aan het recht van hypotheek van 11 september 2013 en in de hypotheekakte van 11 september 2013 wordt aangeduid als ‘de hoofdsom’, niet bestaat.
Gezien het voorgaande en nu de Gemeente in haar verhaalsmogelijkheden is benadeeld, zal de rechtbank de subsidiaire vordering onder 4 – die strekt tot vernietiging op grond van artikel 3:45 BW juncto artikel 3:51 BW van de rechtshandeling(en) die hebben geleid tot vestiging van het recht van hypotheek en pand van 11 september 2013 – eveneens toewijzen.
4.9.
Het is de rechtbank niet geheel duidelijk of de primaire vordering onder 2 – de vordering tot schadevergoeding – net als de primaire vordering onder 1 ook geen behandeling behoeft. Voor zover dat toch het geval is, overweegt de rechtbank dat de Gemeente bij die vordering geen belang heeft, want zij beschikt ter zake al over executoriale titels. Ten aanzien van het deelbedrag van € 40.488,55 waarvoor beslag is gelegd zijn dat de dwangbevelen en ten aanzien van het deelbedrag van € 1.435,00 aan proceskosten is dat het kortgedingvonnis waarbij [gedaagden in reconventie] . in die proceskosten is veroordeeld. Dit leidt tot afwijzing van de primaire vordering onder 2.
4.10.
[gedaagden in reconventie] . wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De rechtbank begroot de kosten aan de kant van de Gemeente op:
- dagvaarding € 97,95
- griffierecht 691,00 (excl. beslag omdat geen beslagkosten zijn gevorderd)
- salaris advocaat
1.341,00(1,5 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.129,95
4.11.
De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar als vermeld in het dictum. Dat geldt ook voor de nakosten en de wettelijke rente daarover.
in reconventie
4.12.
Uit de beoordeling in conventie vloeit voort dat de vorderingen in reconventie ongegrond zijn. De rechtbank zal deze daarom afwijzen.
4.13.
[gedaagden in reconventie] . zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank begroot de kosten aan de zijde van de Gemeente op € 894,00 wegens salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 894,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de door [gedaagden in reconventie] . gestelde vordering van [gedaagde in conventie sub 2] op [gedaagde in conventie sub 1] , die ten grondslag zou liggen aan het recht van hypotheek van 11 september 2013 en in de hypotheekakte van 11 september 2013 wordt aangeduid als “de hoofdsom”, niet bestaat;
5.2.
vernietigt op grond van artikel 3:45 BW juncto artikel 3:51 BW de rechtshandeling(en) die hebben geleid tot vestiging van het recht van hypotheek en pand van 11 september 2013, zoals omschreven onder punt 38 in het lichaam van de dagvaarding;
5.3.
veroordeelt [gedaagden in reconventie] . in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 2.129,95, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagden in reconventie] . in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden in reconventie] . niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt [gedaagden in reconventie] . in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 894,00,
5.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2017.
Coll.: JC