ECLI:NL:RBGEL:2017:2019
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een last onder dwangsom wegens overtreding van de Waterwet met betrekking tot ijzer in een watergang
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland. Eiseres had een last onder dwangsom opgelegd gekregen vanwege het brengen van ijzerhoudend water in een watergang zonder de vereiste vergunning. Het primaire besluit van 23 februari 2016 legde een last onder dwangsom op van € 5.000, met een maximum van € 25.000 bij elke volgende overtreding van de Waterwet. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bestreden besluit van 24 augustus 2016 verklaarde het bezwaar ongegrond, hoewel de hoogte van de dwangsom werd gewijzigd naar € 2.500 met een maximum van € 12.500.
Tijdens de zitting op 20 maart 2017 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres de artikelen 6.2, 6.8 en 6.9 van de Waterwet heeft overtreden. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat de verontreiniging van de watergang niet door haar handelingen was veroorzaakt. Eiseres voerde aan dat de last onder dwangsom niet op de Waterwet gebaseerd mocht worden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om de last op te leggen. De rechtbank concludeerde dat de handhaving door verweerder volgens de interventiematrix van het Waterschap Rivierenland correct was uitgevoerd.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan op basis van artikel 5:34 van de Algemene wet bestuursrecht verzoeken om opheffing van de last onder dwangsom, indien er sinds de oplegging geen dwangsom is verbeurd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.