ECLI:NL:RBGEL:2017:2144

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5524
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de berekening van de waarnemingstoelage van een politieambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 18 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de berekening van de waarnemingstoelage van een politieambtenaar, eiser, die werkzaam was als operationeel expert. Eiser was belast met de werkzaamheden van Forensisch Adviseur en ontving een waarnemingstoelage die was vastgesteld op basis van zijn salaris in de hogere functie. De rechtbank oordeelde dat de verweerder de hoogte van de waarnemingstoelage correct had berekend door de Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW)-periodiek als onderdeel van het salaris te beschouwen. Dit volgde uit de wettelijke regeling en het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012-2014, waarin werd vastgesteld dat de OVW-periodiek deel uitmaakt van het salaris. Eiser betoogde dat de berekening onjuist was, omdat de waarnemingstoelage volgens hem het verschil tussen het salaris in de eigen functie en het salaris in de waarnemende functie moest zijn, exclusief toeslagen zoals de OVW. De rechtbank verwierp dit betoog en concludeerde dat de berekening van de waarnemingstoelage recht deed aan de bedoeling van de regelgeving, die beoogt te voorkomen dat een ambtenaar een lagere of hogere vergoeding ontvangt dan wanneer hij in de hogere functie zou zijn benoemd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 16/5524

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2017

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

[verweerder] te [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eisers waarnemingstoelage zal worden vastgesteld overeenkomstig het verschil tussen het salaris behorende bij de waar te nemen functie in schaal 10, aangevuld met periodiek(en) Onvermijdelijk Verzwarende werkomstandigheden (OVW), en het salaris behorende bij eisers eigen formele LFNP-functie in schaal 9 (eventueel) aangevuld met de periodieken OVW.
Bij besluit van 6 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M van Wensen.
Overwegingen
1. Eiser was werkzaam als operationeel expert (schaal 9 functie). Bij besluit van 28 december 2012 heeft verweerder eiser belast met de werkzaamheden van Forensisch Adviseur met ingang van 1 januari 2013 voor de duur van twee jaar. Daarbij is bepaald dat eiser een toelage Waarneming Hogere Functie (hierna: waarnemingstoelage) ontvangt, naar schaal 10, periodieknummer 12, met bijbehorend perspectief. Bij besluit van 16 juli 2014 is de waarnemingsperiode verlengd tot 1 januari 2016.
2. Begin 2014 zijn het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en het Besluit bezoldiging politie (Bbp) gewijzigd als gevolg van het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012‑2014. Bij dit akkoord is onder meer bepaald dat aan de hand van een puntensysteem de zwaarte van een politiefunctie wordt vastgesteld. De zwaarte wordt uitgedrukt in een aantal punten voor de zogenaamde Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW). Afhankelijk van het aantal OVW-punten wordt aan de ambtenaar met tergwerkende kracht vanaf 1 januari 2012 een OVW-periodiek uitbetaald. Aan de door eiser waargenomen functie zijn OVW-punten toegekend.
3. Bij besluit van 18 november 2014 heeft verweerder bepaald dat met ingang van 1 november 2014 eisers waarnemingstoelage niet meer (geheel) tot uitbetaling komt. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij het primaire besluit heeft verweerder het besluit van 18 november 2014 ingetrokken en bepaald dat eisers waarnemingstoelage zal worden vastgesteld overeenkomstig het verschil tussen het salaris behorende bij de waar te nemen functie in schaal 10, aangevuld met periodiek(en) OVW en het salaris behorende bij eisers eigen formele LFNP-functie in schaal 9 (eventueel) aangevuld met de periodieken OVW. Als gevolg van het besluit ontvangt eiser een lagere waarnemingstoelage dan voorheen.
4. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de waarnemingstoelage het verschil bedraagt tussen het salaris in de eigen functie en het salaris in de waar te nemen functie, inclusief toeslagen zoals OVW.
5. Eiser betoogt dat verweerder de hoogte van de waarnemingstoelage verkeerd heeft berekend. Volgens eiser bedraagt de waarnemingstoelage het verschil tussen het salaris in de eigen functie en het salaris in de waar te nemen functie, maar exclusief toeslagen zoals OVW. Volgens eiser blijkt dit uit het besluit van 28 december 2012, waarin deze berekeningssystematiek letterlijk is vermeld.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de hoogte van de waarnemingstoelage juist heeft berekend door de OVW-periodiek als salaris aan te merken. De berekening van de hoogte van de toelage volgt uit artikel 17, derde lid, van het Bbp. Daarin is bepaald dat de toelage gelijk is aan het verschil tussen het salaris dat de ambtenaar geniet en het salaris dat de ambtenaar zou genieten, wanneer de (hogere) salarisschaal voor hem zou hebben gegolden. De OVW-periodiek maakt onderdeel uit van het salaris. Dit volgt ten eerste uit het Bbp waarin de OVW-periodiek is geregeld in het hoofdstuk dat gaat over het salaris, te weten in artikel 9a van het Bbp. Bovendien volgt dat uit het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012-2014 waarin op bladzijde 19 is vermeld dat de OVW-periodiek deel uitmaakt van het salaris.
7. Verder doet deze manier om de hoogte van de waarnemingstoelage te berekenen, recht aan de bedoeling van de wettelijke regeling. De waarnemingstoelage is bedoeld om het verschil in salaris te compenseren als de politieambtenaar werkzaamheden waarneemt die hoger beloond zijn dan de eigen werkzaamheden. De waarneming mag er - met andere woorden - niet toe leiden dat de ambtenaar een lagere vergoeding ontvangt dan wanneer hij in de functie zou zijn benoemd. Maar tegelijkertijd is het daarbij ook niet de bedoeling dat de waarneming er toe leidt dat de ambtenaar een hogere vergoeding ontvangt dan wanneer hij in die functie zou zijn benoemd. Eisers manier van berekenen leidt tot een hogere vergoeding en dat is in strijd met de bedoeling van de regelgeving.
8. De tekst van het besluit van 28 december 2012 maakt die conclusie niet anders. Ten tijde van dat besluit was aan de waar te nemen functie geen OVW-periodiek verbonden, zodat eiser tot 2014 voor de waarneming geen betaling voor ontving. Later zijn aan de functie OVW-punten toegekend wat aanspraak gaf op een OVW-periodiek met terugwerkende kracht. In het besluit is vermeld dat eiser een waarnemingstoelage ontvangt tot de hogere salarisschaal (schaal 10). Nu in dat besluit niet expliciet is vastgelegd wat wel en niet onder het salaris moet worden verstaan, gelden de algemene regels uit het Bbp voor de vraag wat onder salaris wordt verstaan. Zoals onder punt 5 is toegelicht maakt de OVW-periodiek deel uit van het salaris. Dat betekent dat verweerder deze terecht heeft betrokken bij de berekening van de hoogte van de waarnemingstoelage.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J.H. Boerhof, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 18 april 2017
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.