Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 14 maart 2017;
- het schriftelijke verweer van de rechter van 21 maart 2017;
- het proces-verbaal van de zitting van 13 maart 2017.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 5 april 2017 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die zich in een bestuursrechtelijke procedure bevond tegen het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Lingewaard. Verzoeker had de wraking aangevraagd van mr. B.J. Zippelius, de rechter die de zaak behandelde, op basis van de vrees voor partijdigheid. De wrakingsgrond was onder andere een opmerking van de rechter tijdens de zitting van 13 maart 2017, waarin zij aangaf dat verzoeker 'de schijn tegen had' op basis van door het college overgelegde verklaringen. Verzoeker stelde dat deze opmerking de indruk wekte dat de rechter al een oordeel had gevormd voordat de zitting was begonnen.
De rechtbank oordeelde dat de opmerking van de rechter niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De rechter had deze opmerking gemaakt om verzoeker te informeren over haar voorlopige indruk van het dossier, zodat hij hierop kon reageren. De rechtbank benadrukte dat het stellen van kritische vragen door de rechter een normaal onderdeel is van de procedure en niet automatisch leidt tot de conclusie dat de rechter vooringenomen is. Bovendien werd het argument dat de rechter vooringenomen zou zijn vanwege haar eerdere werkzaamheden voor Capra advocaten verworpen, omdat zij al geruime tijd niet meer voor dit kantoor werkte en geen betrokkenheid had bij zaken van de gemeente Lingewaard.
Uiteindelijk concludeerde de wrakingskamer dat er geen feiten of omstandigheden waren die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid konden onderbouwen, en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.