ECLI:NL:RBGEL:2017:2592

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
05/740140-16, 05/841033-16, 05-740260-16 en 05/006269-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, afpersing en poging tot diefstal met braak

Op 8 mei 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, afpersing en poging tot diefstal met braak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld, afpersing, poging tot diefstal met braak en diefstal, maar heeft hem vrijgesproken van een andere diefstal met geweld en schennispleging. De rechtbank legde een werkstraf op van 240 uren en een gevangenisstraf van 306 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De zaak kwam voort uit incidenten die plaatsvonden in Arnhem op 24 oktober 2015, waarbij de verdachte betrokken was bij de diefstal van een telefoon en geld van twee slachtoffers, en een poging tot woninginbraak in Westervoort op 4 juli 2016. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten, mede op basis van verklaringen van de slachtoffers en getuigen. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan alcohol en drugs, en de positieve ontwikkeling die hij had doorgemaakt sinds zijn aanhouding. De rechtbank besloot om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op te leggen, om de behandeling en begeleiding van de verdachte niet te verstoren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/740140-16, 05/841033-16, 05-740260-16 en 05/006269-16 (TUL)
Datum uitspraak : 8 mei 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1]
raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 24 april 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/740140-16
1.
Primair
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een [telefoon] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte de telefoon hardhandig uit de hand van die [slachtoffer 1] trok, terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Arnhem opzettelijk een [telefoon] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door het (uit)lenen daarvan, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
Primair
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een biljet van 20,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tegen die [slachtoffer 2] (vanuit het niets) zei: "Ik wil geld! Pinnen, Bro! Het maakt niet uit wat je doet, gewoon pinnen! Ik zie dat je een pinpasje hebt. Gewoon pinnen nu!" en naar aanleiding van de wijze waarop die woorden door
verdachte gebezigd werden die [slachtoffer 2] zich zodanig bedreigd voelde dat hij bang was dat verdachte geweld zou gaan gebruiken en/of daarbij die [slachtoffer 2] met een mesje, althans een scherp voorwerp in diens zijstreek prikte,
terwijl het feit op de openbare weg werd gepleegd;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Arnhem met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 20 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tegen die [slachtoffer 2] (vanuit het niets) zei: "Ik wil geld! Pinnen, Bro! Het maakt niet uit wat je doet, gewoon pinnen! Ik zie dat je een pinpasje hebt. Gewoon pinnen nu!" en naar aanleiding van de wijze waarop die woorden door verdachte gebezigd werden die [slachtoffer 2] zich zodanig bedreigd voelde dat hij bang was dat verdachte geweld zou gaan gebruiken en/of daarbij die [slachtoffer 2]
met een mesje, althans een scherp voorwerp in diens zijstreek prikte,
terwijl het feit op de openbare weg werd gepleegd;
3.
hij op of omstreeks 10 december 2015 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 70,- euro, althans enig geldbedrag en/of andere goederen waaronder een telefoon, merk [merk telefoon] en/of een ketting, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tegen die [slachtoffer 3] op agressieve wijze zei: "Ik sla je de kanker, als je geen geld ophaalt bij de bank" en/of "Ik sla je kankerkop eraf als je mij geen geld geeft" en/of "ik moet mijn geld hebben" en/of waarbij verdachte op agressieve wijze met een punthamer zwaaide en/of die [slachtoffer 3] beviel zijn zakken leeg te maken;
4.
hij op of omstreeks 02 november 2015 te Arnhem de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/bij de [adres 2] aldaar, door een ontblote (stijve) penis te tonen en/of te masturberen.
Ten aanzien van parketnummer 05/841033-16
hij op of omstreeks 18 oktober 2016, in de gemeente Arnhem,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel aan de [adres 3] aldaar heeft weggenomen een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [naam winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 05/740260-16
hij op of omstreeks 04 juli 2016 te Westervoort in/uit een woning gelegen aan [adres 4]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak/verbreking,
met een breekijzer een raam van een toiletruimte heeft geforceerd/opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/740140-16 [1]
Feit 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 oktober 2015 heeft verdachte in Arnhem een ontmoeting gehad met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [2] Na deze ontmoeting had verdachte de telefoon van [slachtoffer 1] , een [telefoon] en een briefje van twintig euro van [slachtoffer 2] in zijn bezit. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde onder 1 en het subsidiair tenlastegelegde onder 2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2. Hiertoe is aangevoerd dat de verklaringen van aangevers en getuige op veel punten uit elkaar liggen. Ook zou het scenario van verdachte geloofwaardiger zijn dan het scenario van de aangevers.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de man die op 24 oktober 2015 op hem en [slachtoffer 2] was afgekomen, zijn telefoon uit zijn handen heeft gegrist. Hij deed dit met veel kracht. [4] Ook heeft [slachtoffer 2] twintig euro voor de man gepind. [slachtoffer 2] heeft dit aan de man gegeven. [5]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 24 oktober 2015 samen met [slachtoffer 1] op het Willemsplein stond nadat hij uit was geweest . Er kwam toen een man aanlopen die tegen hem zei: “Ik wil geld! Pinnen, bro! Het maakt niet uit wat je doet, gewoon pinnen!” en “Ik zie dat je een pinpasje hebt. Gewoon pinnen nu!” Aangever voelde zich erg bedreigd door de manier waarop het ging en hij was bang dat de man geweld tegen hem zou gebruiken. Hij is toen gaan pinnen bij de [naam bank] automaat op de [adres 5] te Arnhem. De man bewoog de hand van aangever op het scherm naar de 50 euro. [6] Aangever zei dat hij niet meer dan 20 euro kon pinnen en pinde 20 euro. [7] Iets later griste de man de telefoon uit de hand van [slachtoffer 1] waarna de man hard wegfietste. [8]
[getuige] heeft verklaard dat hij op 24 oktober 2015 in de ochtend op de [adres 5] te Arnhem was. Hij zag bij de pinautomaat van de [naam bank] een drietal jongens staan. Hij zag een jongen staan die hij kent als [verdachte] . Met [verdachte] heeft hij vroeger gewerkt. Verder stonden er twee Nederlandse jongens. Hij zag dat die Nederlandse jongens angstig keken. [verdachte] griste toen plots een telefoon uit de handen van een Nederlandse jongen. Gezien de angstige gezichten van de jongens had [getuige] niet het gevoel dat de telefoon vrijwillig werd afgegeven. [9]
De rechtbank heeft de foto’s bekeken die zijn gemaakt bij de pinautomaat van de [naam bank] . Hierop heeft de rechtbank waargenomen dat aangever [slachtoffer 2] kennelijk staat te pinnen en daarbij angstig kijkt en dat verdachte erg dicht bij [slachtoffer 2] staat. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat een van de jongens twintig euro heeft gepind en dit geld aan hem heeft gegeven. [11] Dat zou volgens verdachte te maken hebben met een drugstransactie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Zowel de aangevers als getuige [getuige] hebben verklaard dat de telefoon van [slachtoffer 1] door verdachte uit de hand van [slachtoffer 1] is gegrist. De rechtbank gaat dan ook uit van deze lezing. Nu dit blijkens de verklaringen ook met veel kracht is gebeurd, en - naar het oordeel van de rechtbank - derhalve hardhandig, is er voldoende bewijs voor het primair tenlastegelegde onder 1; de diefstal met geweld. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder 2, nu niet kan worden bewezen dat verdachte de twintig euro heeft weggenomen. Wat betreft het subsidiair tenlastegelegde onder 2 overweegt de rechtbank dat aangever [slachtoffer 1] en verdachte beiden hebben verklaard dat [slachtoffer 2] de twintig euro aan verdachte heeft gegeven. Bij de beoordeling of dit is voorafgegaan door bedreiging met geweld hecht de rechtbank waarde aan de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , de verklaring van [getuige] en de waarneming van de rechtbank van de foto’s die bij de pinautomaat van de [naam bank] zijn gemaakt. Uit de verklaring van [getuige] en de waarneming van de rechtbank komt naar voren dat aangevers angstig waren, waardoor deze bewijsmiddelen de bedreigende situatie waar aangever over heeft verklaard bevestigen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er voldoende bewijs is dat verdachte de woorden heeft uitgesproken zoals omschreven in de tenlastelegging. Het subsidiair tenlastegelegde onder 2 kan dus bewezen worden. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte ook een mes heeft gebruikt om mee te dreigen, nu alleen [slachtoffer 2] dit heeft verklaard en [slachtoffer 1] expliciet heeft verklaard geen mes te hebben gezien.
Dat de verklaringen van aangevers op bepaalde – naar het oordeel van de rechtbank ondergeschikte – punten verschillen, maakt de overtuiging van de rechtbank dat verdachte deze feiten heeft gepleegd niet anders. Aangevers hebben verklaard alcoholhoudende drank te hebben gedronken voor het voorval. Daarnaast is de rechtbank ervan overtuigd dat verdachte een dreigende indruk heeft gemaakt op de aangevers en dat zij bang waren ten tijde van het feit. Deze omstandigheden kunnen er aan hebben bijgedragen dat aangevers zich niet meer elk moment van het incident weten te herinneren. De rechtbank acht het van belang dat zij in de kern wel hetzelfde hebben verklaard, namelijk dat de telefoon is weggenomen en dat er twintig euro is gepind in opdracht van verdachte. Bovendien wordt de kern van hun verhaal ondersteund door getuige [getuige] en de foto’s bij de pinautomaat. Het scenario van verdachte, waarin de jongens drugs van hem wilde kopen en [slachtoffer 1] hem een telefoon als onderpand heeft gegeven, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
De rechtbank concludeert dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde onder 1 en het subsidiair tenlastegelegde onder 2 heeft begaan.
Feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte voor het tenlastegelegde onder 3 dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft ontkend het feit te hebben gepleegd. De gehoorde getuigen hebben aangever en verdachte slechts voorafgaande aan hetgeen volgens aangever zou zijn gebeurd, en wat aan verdachte feitelijk is tenlastegelegd, gezien, en de verklaringen van deze getuigen komen op een aantal punten niet overeen met de verklaring van aangever. Er is hierdoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het tenlastegelegde.
Feit 4
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte voor het tenlastegelegde onder 4 dient te worden vrijgesproken. Verbalisanten hebben in hun proces-verbaal bevindingen niet duidelijk aangegeven naar welk signalement ze op zoek waren en op welke punten verdachte aan dit signalement voldeed toen hij werd aangehouden. Daarnaast zijn de foto’s op pagina 109 en 110 van het dossier, waarop de dader te zien zou zijn, te onduidelijk om daar een persoon op te herkennen. Hierdoor is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte degene is geweest die het strafbare feit heeft gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 05/740260-16 [12]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 16;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2017.
Ten aanzien van parketnummer 05/841033-16 [13]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [naam winkel] , p. 11-15;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2017.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/740140-16
1.
Primair
hij op
of omstreeks24 oktober 2015 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een [telefoon] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond dat verdachte de telefoon hardhandig uit de hand van die [slachtoffer 1] trok, terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg;
2.
Subsidiair
hij op
of omstreeks24 oktober 2015 te Arnhem met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 20 euro,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tegen die [slachtoffer 2]
(vanuit het niets)zei: "Ik wil geld! Pinnen, Bro! Het maakt niet uit wat je doet, gewoon pinnen! Ik zie dat je een pinpasje hebt. Gewoon pinnen nu!" en naar aanleiding van de wijze waarop die woorden door verdachte gebezigd werden die [slachtoffer 2] zich zodanig bedreigd voelde dat hij bang was dat verdachte geweld zou gaan gebruiken
en/of daarbij die [slachtoffer 2]
met een mesje, althans een scherp voorwerp in diens zijstreek prikte,
terwijl het feit op de openbare weg werd gepleegd;
Ten aanzien van parketnummer 05/740260-16
hij op
of omstreeks04 juli 2016 te Westervoort bij een woning gelegen aan [adres 4]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of
die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengendoor middel van braak
/verbreking, met een breekijzer een raam van een toiletruimte heeft
geforceerd/opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/841033-16
hij op
of omstreeks18 oktober 2016, in de gemeente Arnhem,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in ofuit een winkel aan de [adres 3] aldaar heeft weggenomen een jas,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de [naam winkel]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/740140-16
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg
Ten aanzien van feit 2:
Afpersing, terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg
Parketnummer 05/740260-16
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Parketnummer 05/841033-16
Diefstal

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ten aanzien van het van parketnummer 05/740140-16 onder 1 primair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde en ten aanzien van het bij parketnummers 05/740260-16 en 05/840033-16 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu verdachte op de goede weg is en een gevangenisstraf dit zou doorkruisen. De verdediging heeft verzocht om in plaats daarvan te volstaan met de maximale taakstraf en een hoge voorwaardelijke gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, gedateerd 16 maart 2017;
- een voorlichtingsrapportage van IrisZorg, gedateerd 14 maart 2017;
- een voortgangsverslag van IrisZorg, gedateerd 16 maart 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal feiten. Vooral de twee straatroven betreffen ernstige feiten. Verdachte heeft de slachtoffers veel angst aangejaagd en zij zijn erg geschrokken van het incident. Bovendien zijn deze feiten op de openbare weg gepleegd hetgeen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken in de samenleving. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, terwijl de bewoners thuis waren, en aan een winkeldiefstal. Dergelijke feiten veroorzaken bij de betrokkenen overlast en schade en kunnen ook het gevoel van veiligheid van de betrokkenen aantasten. Verdachte heeft bij alle feiten puur gehandeld uit geldelijk gewin en heeft zijn belangen boven de belangen van anderen gesteld. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De reclassering heeft vermeld dat er ten tijde van de delicten een hoog risico was op recidive bij verdachte. Verdachte was verslaafd aan alcoholhoudende drank en cocaïne, en hij pleegde vermogensdelicten om in zijn middelengebruik te kunnen voorzien. Sinds verdachte onder toezicht staat in het kader van bijzondere voorwaarden, verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis, gaat het goed met verdachte. Hij heeft een klinische detoxificatie ondergaan om van de drugs en alcohol af te komen, en sinds die tijd is hij, met uitzondering van een eenmalige terugval, abstinent gebleven. Zijn motivatie hiervoor is ook goed. Verdachte verblijft daarnaast in een instelling voor begeleid wonen, waar hij hulp krijgt bij het op orde brengen van diverse praktische zaken. Bovendien heeft hij nu een zinvolle dagbesteding. De reclassering heeft aangegeven dat het recidiverisico laag is als hij blijft wonen in deze instelling en de begeleiding die thans aan hem wordt gegeven wordt voortgezet, maar dat het risico aanzienlijk zal toenemen als hier verandering in wordt gebracht.
Hoewel de ernst van de feiten, ondanks de ouderdom ervan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals voorgesteld door de officier van justitie rechtvaardigt, kiest de rechtbank er voor dit niet op te leggen. De rechtbank acht het van belang dat het goed verlopende toezicht van verdachte voortduurt. De rechtbank vreest dat wanneer verdachte naar de gevangenis zou moeten, dit de behandeling en begeleiding zal doorkruisen en dat verdachte mogelijk kan terugvallen in zijn drugs- en alcoholgebruik en vervolgens in delictgedrag zoals onderhavige feiten. De belangen van verdachte en die van de maatschappij leiden er aldus toe dat het niet wenselijk is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor langere duur. De rechtbank zal, alles overwegende, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 306 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Hieraan zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geformuleerd door de reclassering in de rapportage van 14 maart 2017. Daarnaast zal een werkstraf voor de duur van 240 uren worden opgelegd om de verdachte ervan te doordringen dat een (onvoorwaardelijke) strafoplegging niet geheel achterwege blijft bij dergelijke delicten.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de in beslag genomen en niet terug gegeven [merk] schoenen aan de veroordeelde.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het van parketnummer 05/740140-16 onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 937,- te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot het bedrag van € 600,-, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige deel heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering voor wat betreft de materiële schade af te wijzen nu niet kan worden vastgesteld of het de benadeelde partij of zijn vader is geweest die deze schade heeft geleden. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de materiële schade te matigen, nu het om een oudere telefoon gaat. Wat betreft de immateriële schadevergoeding refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Materiele schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 350,- aan materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Het feit dat de telefoonrekeningen op naam van een van de ouders van de benadeelde partij stonden, waarschijnlijk omdat de benadeelde partij ten tijde van het afsluiten van het telefoonabonnement minderjarig was, doet aan dit oordeel niet af. De rechtbank wijst slechts een deel van de vordering toe nu de telefoon van de benadeelde partij bijna een jaar oud was ten tijde van het feit. De rechtbank is hierdoor van oordeel dat de geleden schade lager is dan de nieuwwaarde van het toestel en heeft voor het bepalen van de hoogte van het schadebedrag gebruik gemaakt van haar schatingsbevoegdheid.
Wat betreft het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij door het strafbare feit ook immateriële schade heeft geleden, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal het gevorderde bedrag ter vergoeding van die schade matigen tot een bedrag van € 100,-, gelet op de hoogte van schadevergoedingen die worden toegekend in soortgelijke zaken. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal hierbij eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen en de gevorderde wettelijke rente toewijzen.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 20 uren werkstraf die door de politierechter te Arnhem op 17 maart 2016 voorwaardelijk is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering na voorwaardelijke veroordeling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van politierechter te Arnhem van 17 maart 2016 parketnummer 05-006269-16 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 20 uren ten uitvoer gelegd te worden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22b, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 63, 310, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de in parketnummer 05/740140-16 onder 2 primair en onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
306 (driehonderd zes) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 300 (driehonderd) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de
proeftijd die op drie (3) jarenwordt bepaald:
- de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
1. zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
3. zijn medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
4. zich gedurende door Reclassering IrisZorg (Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB Arnhem, 088-6061600) bepaalde perioden zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt het toestaan van huisbezoeken. Hierbij dient de veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
5. zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van IrisZorg of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling (te bepalen door de reclassering), teneinde zich te laten behandelen voor zijn alcohol- en middelengebruik, indien en zolang de reclassering dit nodig acht. Daarbij zal veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
6. zijn medewerking zal verlenen aan urinecontroles gericht op zijn middelengebruik, voor zover en zolang de reclassering dit nodig acht;
7. zal deelnemen aan een korte klinische opname voor detoxificatie, crisis, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek gedurende maximaal 7 weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
8. zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten het Hoogeland te Beekbergen of een soortgelijke instelling (te bepalen door de reclassering), en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, een en ander als bedoeld in artikel 14d Wetboek van Strafrecht;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde voorts tot een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven schoenen van het merk [merk] aan veroordeelde;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 17 maart 2016, te weten
20 uren werkstraf.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 van parketnummer 05/740140-16 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 450,-(vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 450,- (vierhonderdvijftig euro), met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 9 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (voorzitter), mr. P.C. Quak en
mr. C. van Linschoten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015611589, gesloten op 19 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p.22-23, proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p.28-29 en verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 24 april 2017.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p.18, proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p.22, proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p.29 en verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 24 april 2017.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p.28.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p.19.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p.22.
7.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p.22-23.
8.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p.23.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] .
10.Waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van de foto’s op p.52-56.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 24 april 2017.
12.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016328737, gesloten op 6 juli 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016514023, gesloten op 18 oktober 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.