ECLI:NL:RBGEL:2017:2593

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
05/760066-16 en 05/760085-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van echtgenote en kinderen door verdachte met vrijspraken op basis van onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 8 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn toenmalige echtgenote en kinderen. De verdachte is schuldig bevonden aan de mishandeling van zijn echtgenote, maar is vrijgesproken van de mishandelingen van zijn kinderen wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte zijn echtgenote met kracht heeft vastgegrepen en haar uit het huis heeft gezet, wat heeft geleid tot blauwe plekken. De verdachte ontkende echter de mishandeling en voerde aan dat hij slechts zijn echtgenote de deur uit wilde zetten. De militaire kamer oordeelde dat de handelingen van de verdachte, hoewel gewelddadig, niet als mishandeling konden worden gekwalificeerd in de context van de andere beschuldigingen. De verdachte kreeg een voorwaardelijke geldboete van 750 euro opgelegd. De zaak is behandeld op basis van getuigenverklaringen en proces-verbaal, waarbij de militaire kamer kritisch keek naar de bewijsvoering, vooral met betrekking tot de mishandelingen van de kinderen. De militaire kamer heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor de meeste feiten is vrijgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om geweld in gezinnen serieus te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/760066-16 en 05/760085-16
Datum uitspraak : 8 mei 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsman: mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2016 en 24 april 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/760066-16
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 15 november 2015 in de gemeente Houten en/of Vianen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] (geboren d.d. [geboortedag 2] 2008), (met kracht)
  • meermalen, althans eenmaal, op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) bij schouders en/of de armen, althans het lichaam, heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of
  • (vervolgens) onder de koude douche heeft geduwd en/of gezet en/of gehouden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 02 juli 2015 in de gemeente Houten (telkens) opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] , (met kracht)
  • meermalen, althans eenmaal, op/tegen/aan het lichaam heeft geduwd en/of getrokken, waardoor die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen en/of (vervolgens) de benen van die [slachtoffer 2] heeft vastgeklemd en/of vastgeklemd gehouden en/of een armklem om de nek, althans de hals, heeft aangelegd en/of gehouden, waardoor die [slachtoffer 2] geen lucht meer kreeg en/of
  • meermalen, althans eenmaal, bij de armen en/of de schouders heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) tegen een deurpost en/of plantenbak heeft geduwd en/of gedrukt en/of (vervolgens) het huis en/of de tuin heeft uitgeduwd en/of gezet en/of getild,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks van 09 januari 2010 tot en met 10 januari 2016 in de gemeente Vianen zijn kind, [slachtoffer 3] (geboren d.d. [geboortedag 3] 2011), heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] op/tegen de billen en/of de rug, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen, waardoor die [slachtoffer 3] pijn en/of letsel heeft ondervonden;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 11 januari 2016 in de gemeente Vianen zijn kind, [slachtoffer 4] (geboren d.d. [geboortedag 4] 2012), (telkens) heeft mishandeld door door die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, op/tegen de billen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 4] , te slaan en/of te stompen, waardoor die [slachtoffer 4] pijn en/of letsel heeft ondervonden.
Ten aanzien van parketnummer 05/760085-16
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 mei 2016 tot en met 15 mei 2016 te Vianen zijn kind, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] met (gebalde) vuist tegen de buik(streek) en/of rug, in ieder geval tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 mei 2016 tot en met 15 mei 2016 te Vianen zijn kind, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] met (gebalde) vuist (met kracht) tegen de linker zij en/of tegen de linker (boven)arm, in ieder geval tegen het lichaam te stompen en/of te slaan;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 mei 2016 tot en met 15 mei 2016 te Vianen zijn kind, [slachtoffer 4] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 4] met (gebalde) vuist tegen de buik, in ieder geval tegen het lichaam te slaan en/of te stompen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Studioverhoren en opgenomen gesprekken
Voorafgaande aan de beoordeling van de ten laste gelegde feiten overweegt de militaire kamer met betrekking tot de inhoud van het dossier het volgende. De militaire kamer is van oordeel dat de processen-verbaal van de studioverhoren in het dossier, waarbij een (verkorte) weergave is gegeven van het verhoor van [slachtoffer 1] en van het verhoor van [slachtoffer 4] als getuige, niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is bij de verslaglegging van dergelijke verhoren is in deze processen-verbaal geen letterlijke (verbatim) weergave van de verhoren opgenomen, maar slechts een (uiterst beknopte) samenvatting. Nu de militaire kamer hierdoor niet weet hoe de gesprekken precies zijn verlopen, welke vragen er zijn gesteld en hoe de (belastende) verklaringen van deze getuigen tot stand zijn gekomen, kan geen bewijswaarde aan deze verhoren worden toegekend. Ook de gesprekken met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] die [slachtoffer 2] heeft opgenomen en die zijn uitgewerkt in diverse processen-verbaal, kunnen om dezelfde reden niet voor het bewijs worden gebezigd. Immers, de militaire kamer kan ook uit deze processen-verbaal niet afleiden hoe de gesprekken precies tot stand zijn gekomen en wat er voorafgaande aan deze opnames precies over en weer is gezegd.
Vrijspraken
Mishandelingen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3]
Met de officier van justitie en de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3 en 4 van parketnummer 05/760066-16 en van feit 1 en 3 van parketnummer 05/760085-16. Dit betreft de mishandelingen van [slachtoffer 4] en van [slachtoffer 3] . Bij feit 4 van parketnummer 05/760066-16 en feit 1 en 3 van parketnummer 05/760066-16 ontbreekt hiervoor het wettig bewijs, mede doordat in navolging van hetgeen hiervoor is geoordeeld, de studioverhoren en de opgenomen gesprekken niet voor het bewijs worden meegenomen. Bij feit 3 van parketnummer 05/760066-16 mist de militaire kamer de voor een bewezenverklaring benodigde overtuiging. Het is allereerst niet duidelijk of de verbalisanten de op pagina 57 beschreven blauwe plek op de rug van [slachtoffer 3] hebben gezien op een filmpje of in het echt. Indien het om een filmopname zou gaan, is onduidelijk hoe de beschreven blauwe plek precies is waargenomen. Het had op de weg van het openbaar ministerie gelegen om hieromtrent een medische verklaring te laten opmaken en toe te voegen aan het procesdossier. Daarenboven kan op basis van de beschikbare informatie niet worden uitgesloten dat de beschreven blauwe plek ook een andere oorzaak had dan de beweerdelijke mishandeling door verdachte.
Parketnummer 05/760066-16 feit 1 - mishandeling [slachtoffer 1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, doch slechts voor zover het gaat om stompen in het gezicht en het onder de koude douche zetten van [slachtoffer 1] . Hiertoe heeft hij onder meer aangevoerd dat het onder de koude douche zetten van iemand een algemeen gevoel van onbehagen ten gevolge heeft, waardoor het in navolging van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad als mishandeling te kwalificeren is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de militaire kamer verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken. Hiertoe is aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en van [slachtoffer 1] niet betrouwbaar zijn. Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat het onder de koude douche zetten van iemand geen mishandeling oplevert. Daarbij is gewezen op de wijze waarop deze handeling van verdachte is ten laste gelegd.
Beoordeling door de militaire kamer
Nu de tenlastelegging uit verschillende gedachtestreepjes bestaat die voortkomen uit verschillende gebeurtenissen, zal de militaire kamer deze gebeurtenissen afzonderlijk bespreken.
Op basis van het procesdossier begrijpt de militaire kamer de tenlastelegging aldus dat met het eerste gedachtestreepje in de tenlastelegging wordt gedoeld op een voorval in 2010 waarbij aangeefster [slachtoffer 2] (moeder) [slachtoffer 1] aantrof met een dik oog en grote schaafwonden nadat zij alleen met verdachte was geweest.
De militaire kamer begrijpt voorts dat het tweede gedachtestreepje doelt op het incident in november 2015, waarover [slachtoffer 1] tegen haar moeder (aangeefster [slachtoffer 2] ) zou hebben verklaard dat verdachte haar naar boven heeft getild en dat dit pijn deed aan haar armen.
Nu er voor beide gebeurtenissen maar één bewijsmiddel voorhanden is, namelijk de verklaring van [slachtoffer 2] , is er onvoldoende wettig bewijs voor dit deel van de tenlastelegging. Daarbij neemt de militaire kamer in aanmerking dat er weliswaar een foto van [slachtoffer 1] in het dossier is opgenomen waarop een dik oog en een schaafwond te zien is, maar er geen bewijs is dat dit letsel is toegebracht door de tenlastegelegde handeling van verdachte, namelijk het slaan en/of stompen tegen het gezicht/hoofd.
De militaire kamer begrijpt verder dat het eerste gedachtestreepje in de tenlastelegging bovendien betrekking heeft op het voorval in november 2015 (diertje spelen), waarover [slachtoffer 1] aan aangeefster [slachtoffer 2] zou hebben verteld dat zij een stomp in het gezicht had gekregen van verdachte. Naast de aangifte bevat het dossier een foto die vlak na het incident zou zijn genomen. De militaire kamer vindt niet dat op deze foto duidelijk letsel te zien is. Daarnaast heeft getuige [getuige 1] een blauwe plek in het gezicht van [slachtoffer 1] gezien en zou [slachtoffer 1] tegen haar hebben gezegd dat ze door haar vader was geslagen. Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt echter niet wanneer dit precies is geweest. De militaire kamer is hierdoor van oordeel dat de aangifte onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, en dat er dus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor dit deel van de tenlastelegging.
Tot slot is onder het laatste gedachtestreepje aan verdachte ten laste gelegd dat hij opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] onder een koude douche heeft gezet. Aangeefster heeft daarover verklaard en verdachte heeft ook erkend dat hij [slachtoffer 1] onder de koude douche heeft gezet omdat zij brutaal was. De militaire kamer is echter van oordeel dat dit niet als mishandeling kan worden aangemerkt. Uit het procesdossier volgt niet dat [slachtoffer 1] pijn of letsel heeft opgelopen door de koude douche en het dossier bevat onvoldoende informatie over belangrijke omstandigheden rondom het incident, zoals de duur van het onder de douche zetten en op welke manier dit precies is gegaan. De vraag of dit handelen van verdachte bij zijn dochter een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft veroorzaakt (als bedoeld in HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677) kan dan ook niet worden beantwoord. Ook voor dit deel van de tenlastelegging is er dus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Parketnummer 05/760085-16 feit 2 - mishandeling [slachtoffer 1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het letsel door meerdere mensen is waargenomen en dat [slachtoffer 1] aan een aantal mensen heeft verteld dat haar vader haar heeft gestompt op haar arm. Bovendien zou een blauwe plek te zien zijn geweest op de arm van [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de militaire kamer
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar vertelde dat zij is gestompt op haar linkerarm. Op deze plek zegt aangeefster ook een blauwe plek te hebben gezien. De waarnemend huisarts heeft in de medische verklaring (d.d. 15 mei 2016) opgeschreven dat de patiënt aan hem heeft verteld dat zij tegen haar rechterarm is gestompt. Vervolgens heeft hij ook op haar rechterarm een blauwe plek waargenomen. Op de foto van [slachtoffer 1] in het dossier kan de militaire kamer niet goed zien of [slachtoffer 1] inderdaad een blauwe plek op haar linkerarm heeft.
Gelet op deze tegenstrijdigheden met betrekking tot de vraag welke arm het betreft, is de militaire kamer van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte [slachtoffer 1] tegen haar linkerarm heeft gestompt, zoals de steller van de tenlastelegging kennelijk heeft bedoeld. De militaire kamer zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Bewezenverklaring [1]
Parketnummer 05/760066-16 feit 2 - mishandeling [slachtoffer 2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, doch slechts voor het tweede deel van de tenlastelegging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken. Hiertoe is onder meer aangevoerd dat wat betreft de worsteling die tussen verdachte en aangeefster heeft plaatsgevonden, omdat aangeefster niet weg wilde gaan, de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt nu verdachte aangeefster slechts de deur uit wilde zetten, waartoe hij gezien de afspraken die daaromtrent bestonden gerechtigd was.
Beoordeling door de militaire kamer
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard over een incident op 2 juli 2015 bij hun huis in Houten. [verdachte] (verdachte) duwde haar waardoor ze tegen een deurpost kwam. Eenmaal buiten heeft [verdachte] haar met kracht tegen een plantenbak gegooid en haar nog stevig bij haar armen gepakt en richting de poort geduwd. [2] Ze had hierdoor pijn aan haar rechterarm en later ontstonden hier blauwe plekken. [3] Ter terechtzitting heeft [slachtoffer 2] nog verduidelijkt dat de zere arm die ze had het gevolg is geweest van het vastgrijpen door verdachte. [4]
[getuige 1] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [verdachte] [slachtoffer 2] met beide handen bij haar bovenarmen vastpakte en haar richting het hek van de tuin duwde en hierbij ook zijn been gebruikte. [5]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [verdachte] [slachtoffer 2] met twee handen vastpakte bij haar bovenarmen en haar met behulp van zijn been richting de poort duwde. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] bij haar schouders heeft gepakt, opgetild en naar buiten gedragen. Toen zij buiten stond begon ze te vloeken en toen heeft hij haar op dezelfde manier opgepakt en buiten de poort neergezet op straat. [7] Hij heeft [slachtoffer 2] hard beetgepakt en het is volgens verdachte mogelijk dat de blauwe plekken op de arm van [slachtoffer 2] door hem komen. [8]
De militaire kamer overweegt als volgt.
De verklaring van aangeefster dat zij bij haar armen is vastgepakt wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen. Ook verdachte zelf zegt dat hij haar heeft vastgepakt. Aangeefster heeft hier pijn en letsel aan overgehouden. Nu verdachte aangeefster naar eigen zeggen ook hard heeft vastgepakt, heeft hij op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad om aangeefster pijn te doen. De militaire kamer vindt daardoor bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door haar met kracht vast te grijpen, zoals onder het tweede gedachtestreepje ten laste is gelegd. Dat verdachte dit deed om aangeefster de deur uit te zetten maakt de strafbaarheid niet anders. Verdachte had dit op andere wijze of met minder kracht moeten en kunnen doen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging, waarbij de militaire kamer er van uit gaat dat hierbij wordt gedoeld op het incident eind 2008 waarbij verdachte zijn arm om de nek van aangeefster zou hebben aangezet. Hoewel verdachte heeft erkend dat er een worsteling is geweest, zegt hij geen armklem te hebben aangelegd. Daardoor is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om te kunnen oordelen dat sprake is geweest van mishandeling.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het van parketnummer 05/760066-16 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/760066-16
2.
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober
2008 tot en met02 juli 2015 in de gemeente Houten
(telkens)opzettelijk
mishandelend zijn echtgenote,
althans een persoon,te weten [slachtoffer 2] ,
(met
kracht
)
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen/aan het lichaam heeft geduwd en/of getrokken, waardoor die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen en/of (vervolgens) de benen van die [slachtoffer 2] heeft vastgeklemd en/of vastgeklemd gehouden en/of een armklem om de nek, althans de hals, heeft aangelegd en/of gehouden, waardoor die [slachtoffer 2] geen lucht meer kreeg en/of
- meermalen, althans eenmaal,bij de armen
en/of de schoudersheeft vastgepakt
en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) tegen een deurpost en/of plantenbak heeft geduwd en/of gedrukt en/of (vervolgens) het huis en/of de tuin heeft uitgeduwd en/of gezet en/of getild, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/760066-16
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf heeft begaan tegen zijn echtgenoot.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het van parketnummer 05/760066-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde en het van parketnummer 05/760085-16 onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 100 uren werkstraf, te vervangen door 50 dagen hechtenis, waarvan 62 uur (31 dagen hechtenis) voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
Vanwege de bepleite vrijspraak voor alle ten laste gelegde feiten heeft de verdediging geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, gedateerd 9 september 2016;
- een rapport van drs. [naam] , GZ-psycholoog, gedateerd 11 augustus 2016.
De militaire kamer neemt bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking. Verdachte heeft zijn toenmalige echtgenote, toen zij zijn huis niet wilde verlaten, met kracht vastgegrepen bij haar armen, haar opgetild en het huis uitgezet. Zij heeft hier blauwe plekken aan overgehouden. Zijn kinderen zijn getuige geweest van dit incident. De militaire kamer neemt het verdachte kwalijk dat hij geweld naar zijn toenmalige echtgenote heeft gebruikt terwijl hun kinderen hierbij waren.
De militaire kamer houdt er ook rekening mee dat verdachte al meermalen tegen zijn toenmalige echtgenote had gezegd dat zij weg moest gaan maar dat zij dit niet deed. Ook neemt de militaire kamer mee dat verdachte geen documentatie heeft op dit gebied. Verder heeft de militaire kamer oog voor de omstandigheden die hebben gespeeld en thans nog spelen tussen verdachte en zijn ex-echtgenote in verband met de afhandeling van hun scheiding, zoals uit het dossier en uit het verhandelde ter zitting is gebleken. Tot slot heeft de rechtbank in het kader van de strafoplegging oog voor de inmiddels uit andere hoofde in gang gezette hulp en begeleiding, die tot een normalisatie van de verhoudingen tussen beiden zou kunnen leiden. Gelet op alle deze omstandigheden vindt de militaire kamer een voorwaardelijke geldboete passend en geboden. Daarbij ziet zij – gelet op het voorgaande – geen aanleiding om bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf te verbinden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het van parketnummer 05/760066-16 onder 2 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,-.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het van parketnummer 05/760066-16 onder 1 en het van parketnummer 05/760085-16 onder 2 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,-.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het van parketnummer 05/760066-16 onder 3 en het van parketnummer 05/760085-16 onder 1 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,-.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het van parketnummer 05/760066-16 onder 4 en het van parketnummer 05/760085-16 onder 3 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hij voor voornoemde feiten vrijspraak heeft gevorderd. Een zelfde verzoek heeft hij gedaan ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] , nu dit zou betekenen dat verdachte aan zijn eigen minderjarige kind geld zou moeten betalen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht de vordering van [slachtoffer 2] te matigen tot een bedrag van € 350,-, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, en dat de gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht alle vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, nu verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de militaire kamer
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, omdat verdachte ter zake van het van parketnummer 05/760066-16 onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde en het van parketnummer 05/760085-16 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de militaire kamer een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De militaire kamer is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is waar de schade van de benadeelde partij uit bestaat. Bovendien is het niet onaannemelijk en dient dit eventueel nader onderzocht te worden of sprake is van een eigen aandeel in de schade.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van de ten aanzien van parketnummer 05/760066-16 onder 1, 3 en 4 en de ten aanzien van parketnummer 05/760085-16 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 750,- (zevenhonderdvijftig), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen
hechtenis;
 bepaalt, dat deze straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijd die op één jaarwordt bepaald, te weten:
- dat de veroordeelde zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
 verklaart de
benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet-ontvankelijkin hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter) en mr. P.C. Quak, rechters, en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester 1e klasse [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, district West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27WU/16-000397, gesloten op 14 maart 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] p.21.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p.22.
4.Verklaring van getuige [slachtoffer 2] afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 april 2017.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.61.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p.66.
7.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p.94.
8.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p.95.