ECLI:NL:RBGEL:2017:2621

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
11 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1573
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake begeleiding voor jongvolwassene met ASS en PDD-NOS

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 9 mei 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een jongvolwassene met een autismespectrumstoornis (ASS) en PDD-NOS. Verzoeker, die bij zijn ouders woont, heeft een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor begeleiding. De verweerder, een gemeentelijke instantie, heeft in een eerder besluit de indicatie voor begeleiding verlaagd, wat heeft geleid tot bezwaren van verzoeker en zijn ouders. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de besluitvorming van de verweerder onzorgvuldig was, omdat er geen deskundigenadvies was ingewonnen en de consulent niet voldoende inzicht had in de problematiek van verzoeker. De rechter heeft de noodzaak van de huidige begeleiding bevestigd en geoordeeld dat de vader van verzoeker niet als mantelzorger kan worden gekwalificeerd, aangezien de hulp tegen betaling plaatsvindt. De voorzieningenrechter heeft besloten dat het pgb uit 2016 voorlopig in stand blijft totdat er een nieuw besluit op bezwaar is genomen, en heeft verweerder opgedragen om de kosten van het griffierecht en reiskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1573

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 mei 2017

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: H. van Lochem),
en
[verweerder]te [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder een indicatie afgeven voor (persoonlijke) begeleiding voor de periode van 1 januari 2017 tot en met
30 juni 2017 respectievelijk tot 31 december 2017 in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2017. Verzoeker is vertegenwoordigd door zijn ouders, bijgestaan door verzoekers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden B.J. van der Klok en R.P.J. Hengeveld. Voorts is ter zitting verschenen en als getuige-deskundige gehoord S. Blok, psychiater, verbonden aan GGNet.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Verzoeker (20 jaar) woont bij zijn ouders. Hij is bekend met de diagnose PDD-NOS. Verzoeker is in zijn jeugd seksueel misbruikt. Verzoeker heeft een leesstoornis. Verzoeker werkt vier dagen per week en volgt één dag in de week onderwijs. Verder woont nog een broer van hem thuis. Deze broer is lichamelijk gehandicapt en ontvangt zorg van moeder en van een (ingekochte) zorgverlener. Verzoeker heeft één keer in de drie maanden een gesprek met zijn behandelende psychiater S. Blok vanwege zijn medicatie. Verzoeker heeft geen behandeling meer. Verzoeker is in het verleden behandeld door GGNet.
1.2 Verzoekers vader declareert vanuit een pgb 2 uur per week voor begeleiding van verzoeker. Dit komt neer op € 250, - per maand. Dit budget wordt volgens de consulent gebruikt voor uitstapjes en dagjes weg. Verzoekers vader biedt daarnaast aan hem dagelijkse begeleiding om de dag te starten en aan te sturen bij het opstaan, persoonlijke verzorging en het op tijd de deur uit gaan. Vader werkt voor 30 uur per week.
1.3
Verzoeker wordt daarnaast begeleid door [begeleider] . Zij declareert vanuit een pgb € 593,56 per maand voor ongeveer 10 uur per week. Zij begeleidt verzoeker op zaterdag of zondag gedurende de hele dag en heeft daarnaast 2 keer per week telefonisch contact met verzoeker. Gedurende de begeleidingsdag in het weekend begeleidt [begeleider] tegelijkertijd ook een andere jongeman.
1.4
Verzoekers moeder begeleidt hem ’s avonds en in het weekend en richt zich vooral op de communicatie en het bevorderen hiervan. Ze heeft een spel ontwikkeld waarmee het gezin dagelijks na het avondeten met elkaar in gesprek gaat. De moeder declareert geen uren voor zorg.
1.5
Door het Bureau Jeugdzorg is laatstelijk bij indicatiebesluit van 20 oktober 2014 op grond van de Wet op de Jeugdzorg en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de periode van 16 december 2014 tot en met 16 december 2015 voor begeleiding groep klasse 2, voor 2 dagdelen per week en begeleiding individueel klasse 2, voor 2 tot 3,9 uur per week aan verzoeker toegekend. Deze indicatie is verlengd tot en met 31 december 2016. In dit besluit is aangegeven dat na deze periode de zorg geëvalueerd dient te worden.
1.6
Op 15 februari 2016 heeft er een gesprek plaatsgevonden in het kader van de herindicatie. De betrokken consulent heeft daarvan een gespreksverslag opgesteld, maar de bevindingen gaven geen aanleiding om een nieuw indicatiebesluit te nemen. Op 8 november 2016 heeft er opnieuw een gesprek plaatsgevonden om te komen tot een herindicatie.
Naar aanleiding van dit gesprek is door de consulent [instantie] gerapporteerd dat de [verweerder] er van uitgaat dat als iemand uit het eigen gezin of sociaal netwerk bereid is om ondersteuning te verlenen, hij geacht wordt dit in principe onbetaald te doen. Er moet door een cliënt zeer duidelijk gemotiveerd worden waarom een persoon uit het sociaal netwerk de hulp niet zonder inzet van een pgb kan verlenen. Er is geen reden om aan te nemen dat vader de ondersteuning niet zonder pgb zou kunnen verlenen. Verzoekers vader ondersteunt verzoeker bij het zoeken van hobby’s/interesses. Dat is iets wat verwacht mag worden van ieder ouder. Het pgb waarmee vader wordt uitbetaald moet worden beëindigd, aldus de consulent. In het kader van een redelijke overgangstermijn wordt de indicatie voortgezet tot 30 juni 2017.
Daarnaast meldt de consulent dat [begeleider] verzoeker al 15 jaar begeleidt. Zij is niet opgeleid voor de begeleiding die zij biedt. Zij is niet in dienst van een zorgaanbieder. De doelmatigheid ontbreekt bij de manier van begeleiden. Verzoeker lijkt het geleerde thuis niet of nauwelijks toe te passen gezien het feit dat er geen tijd voor is. Hij is in de avond altijd zo moe dat hij om 19.00/20.00 uur naar bed gaat. Verder is hij gedurende het weekend één dag bij [begeleider] . Een begeleidingsdag van 8 uur of meer lijkt niet efficiënt. Het is zeer de vraag hoeveel informatie en leermomenten een cliënt achter elkaar op één dag aan kan. De informatieverwerking zal na zoveel uur minimaal zijn. [begeleider] heeft gedurende de week regelmatig ook nog 2 of 3 keer telefonisch contact met verzoeker. Zijn ouders geven aan dat verzoeker niet praat. Om die reden wordt ook het spel gespeeld waarbij verzoeker wordt gestimuleerd om te praten. Telefonische contacten gaan volgens verzoeker er over hoe het gaat. De tien begeleidingsuren lijken daarom te veel. In het kader van een redelijke overgangstermijn wordt de indicatie voortgezet tot 30 juni 2017. De ingezette indicatie van vier uur vanaf 1 juli 2017 geven [begeleider] de tijd om verzoeker te blijven voorbereiden op meer zelfstandigheid. De doelen waar aan gewerkt wordt door [begeleider] (wassen, strijken, vouwen en koken) en het feit dat verzoeker vaak erg moe is maken dat een begeleidingsmoment van 3 à 4 uur meer dan voldoende is. De doelmatigheid en leerbaarheid zijn anders niet meer voldoende aanwezig. Na de duur van zes maanden kan er geëvalueerd worden of deze begeleiding nog voortgezet moet worden of dat begeleiding door een professioneel begeleider uitgevoerd dient te worden. Er mag verwacht worden dat enkele doelen na de duur van één jaar behaald zijn. Wanneer dit niet haalbaar is gebleken dient te worden gezocht naar een andere oplossing. Bijvoorbeeld door middel van een professioneel begeleider of door middel van voorliggende voorzieningen. Het is van belang om toe te werken naar professionele begeleiding die verzoeker doelmatig kan begeleiden. Verzoeker bereikt een leeftijd waarop toegewerkt dient te worden naar het vergroten van zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Omdat verzoeker moeite heeft met veranderingen en het wennen aan nieuwe personen is het goed om tijdig en op een rustige manier 1,5 uur begeleiding zorg in natura (ZIN) in te zetten, aldus de rapporteur.
1.7
Op basis van de hiervoor genoemde rapportage van de consulent en onder toepassing van artikel 11, eerste lid sub van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de [verweerder] heeft verweerder bij besluit van 29 december 2016 verzoeker geïndiceerd voor:
- 2 uur per week ondersteuning thuis – coachen, door vader vanuit een pgb voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017;
- 10 uur per week ondersteuning thuis – coachen door [begeleider] vanuit een pgb voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017;
- 4 uur per week ondersteuning thuis – coachen door [begeleider] vanuit een pgb voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 31 december 2017;
- 1,5 uur per week ondersteuning thuis – coachen Zorg in Natura (ZIN) door, bijvoorbeeld, [zorgaanbieder] voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017.
Het standpunt van verzoeker
2.1
Met de inzet van de huidige constructie van ondersteuning van verzoekers vader en [begeleider] gaat het goed met verzoeker. Dit heeft geresulteerd in een positieve ontwikkeling naar zelfstandigheid. Verzoeker volgt een studie en werkt 4 dagen per week. Verandering van vormgeving van zorg vanaf 1 juli 2017 brengen het risico met zich mee dat zijn ontwikkeling opleiding en werk stagneren.
2.2
Verzoeker verwijst naar de verklaring van zijn behandelende psychiater bij GGNet, de heer S. Blok van 2 februari 2017. Uit die verklaring blijkt dat verandering van zorg nog veel te vroeg is.
2.3
Door de onrust die is ontstaan door verweerders besluitvorming is extra medicatie voorgeschreven. Verzoeker is erbij gebaat dat de huidige constructie nog geruime tijd in stand blijft.
2.4
Er mag niet verwacht worden dat bovengebruikelijke ondersteuning onbetaald moet worden verricht. Er is geen alternatief voor de ondersteuning van [begeleider] .
2.5
Om te voorkomen dat verzoeker afhaakt met school en werk en in de toekomst te maken krijgt met grote maatschappelijke afhankelijkheid van zorg is een spoedvoorziening nodig. De huidige 10 uur per week door [begeleider] is nodig. Van haar leert hij vaardigheden. De door verweerder aangegeven suggesties heeft verzoeker niets aan. Ondersteuning van Autin is voor verzoeker niet passend omdat ondersteuning aan mensen met een verslaving een slechte invloed op verzoeker hebben. Daarnaast krijgt verzoeker te maken met wisselende begeleiders. Dat kan verzoeker door zijn autisme niet verwerken. Verzoeker is niet in staat om zelfstandig een hobby te zoeken.
2.6
Verzoekers vader heeft ter zitting verklaard dat de meeste prioriteit van zijn begeleiding ziet op de afhandeling van verzoekers financiën en weekschema. Dat wordt in de regel op dinsdagochtend gedaan. Verder moet er elke dag worden toegezien op naleving van de vaste dagindeling, zoals het op tijd weggaan naar werk en school en het maken van huiswerk. De in de rapportage vermelde uitstapjes worden niet gedaan in het kader van de begeleiding vanuit het pgb. Verzoekers vader is geen mantelzorger. Er moet worden toegezien op het innemen van medicatie. Als deze vorm van begeleiding zou wegvallen, dan wordt het leven van verzoeker een grote chaos, aldus zijn vader.
2.7
Verzoekers moeder heeft ter zitting een toelichting verstrekt over het verloop van het zogenoemde keukentafelgesprek met verweerders consulent. Zij heeft daarbij opgemerkt dat bij verweerder het betreffende zorgdossier is zoekgeraakt. Om die reden valt het verslag van het eerdere keukentafelgesprek van februari 2016 niet in dit dossier terug te vonden. Verzoekers moeder stelt dat het pgb wordt ingezet bij ondersteuning van alle algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL). [begeleider] leert haar zoon ondermeer eten koken en strijken, samen met haar eigen zoon erbij. Daarnaast het aanleren van een normaal gestructureerd leven en het omgaan met anderen. [begeleider] is al 16 jaar de persoonlijk begeleider van verzoeker. Zij is ook in de avonduren en op crisismomenten bereikbaar. Voor 16 jaar terug was het nog geen eis dat men een ‘deskundige’ moet zijn om als begeleider te fungeren. Verzoeker, die introvert is, heeft onder de huidige omstandigheden een gestructureerd leven. Samen met [begeleider] is een zorgplan opgesteld.
Verzoekers moeder betwist de deskundigheid van verweerders consulent. Verweerders consulent heeft naar het doel ‘uit huis plaatsing’ geredeneerd. Verweerders consulent is niet bevoegd om in dit kader te rapporteren. Het keukentafelgesprek pakte voor verzoeker desastreus uit vanwege de vraagstellingen en attitude van de consulent.
Verzoeker werkt momenteel in de bouw en volgt daarbij een opleiding als leidinggevende. Hij is een harde werker maar kan door zijn autisme niet praten, aldus verzoekers moeder. Verzoekers moeder wijst op de grote impact van deze procedure voor verzoeker. Verzocht is om een herindicatie met als rapporteur [betrokkene]
Het standpunt van verweerder
3.1
Verweerder stelt dat er voldoende onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO 2015) is gedaan. Er is geen sprake van een acute noodsituatie. Verzoeker beschikt over de middelen om de zorg die hij altijd heeft gehad in te kunnen kopen. Bovendien gaan de wijzigingen pas per 1 juli 2017 in. Verweerder verwacht voor 1 juli 2017 het besluit op bezwaar. Er is dan ook geen spoedeisend belang.
3.2
Een pgb is niet bedoeld om uitstapjes te bekostigen. Daarnaast is een pgb voor verzoekers vader geen inkomensvoorziening. Voor activiteiten met betrekking tot de financiële kant en administratie bestaan voorliggende gebruikelijke voorzieningen, bijvoorbeeld Humanitas of bewindvoering. Dat verzoeker gewend is aan de hulp van zijn vader maakt niet dat een voorliggende voorziening dan per definitie niet adequaat en voldoende compenserend kan zijn. Het doornemen van de weekagenda beschouwt verweerder als gebruikelijke hulp. Voor begeleiding van schoolwerk kan huiswerkbegeleiding worden ingeschakeld. Voor medicatieverzoring kan een beroep worden gedaan op de Zorgverzekeringswet en er bestaan hulpmiddelen, waaronder apps, die helpen om iemand op tijd te herinneren aan het innemen of gebruiken van medicijnen.
3.3
Uit het zorgplan volgt dat [begeleider] 9 uur per week besteedt aan zelfstandigheidstraining. Verzoeker gaat op zaterdag of zondag naar [begeleider] . De leerbaarheid en concentratieboog van verzoeker kan op een dergelijke lange dag niet optimaal zijn. De 9 uur begeleiding van [begeleider] mist daarmee doelmatigheid. Bovendien bestaat er algemene voorzieningen die voorliggend zijn. Bijvoorbeeld bij Autin in een groepje leren koken. Daarnaast bestaan er voorzieningen als de was- en strijkservice, de boodschappenservice en de maaltijdservice. De pgb voor 10 uur per week wordt teruggebracht naar 4 uur per week waarbij rekening is gehouden met een overgangstermijn van zes maanden om verzoeker voor te bereiden op meer zelfstandigheid.
3.4
Om toe te werken naar professionele en meer doelmatige begeleiding is een indicatie voor 1,5 uur per week afgegeven voor ondersteuning thuis – coachen in zorg in natura (ZIN), maar verzoeker wenst daar geen gebruik van te maken.
3.5
Ter zitting is namens verweerder verklaard dat in de visie van verweerder [begeleider] niet de juiste persoon is om verzoeker te begeleiden. Zij heeft te weinig professionaliteit in zich. Op basis van het gesprek tussen verweerders consulent en verzoeker en zijn ouders is verweerder tot zijn conclusies gekomen. Daarbij zijn de doelen uitgangspunt geweest. Daarmee wordt bedoeld dat verzoeker uiteindelijk op zichzelf kan gaan wonen. De consulent is van ‘beschermd wonen’. De vraag welke opleiding zij heeft genoten kan niet beantwoord worden, maar zij is voldoende onderlegd om te rapporteren en is langer in dienst bij verweerder. De geïndiceerde ZIN kan vanuit een instelling als [zorgaanbieder] worden verleend. Deze zorg wordt geleverd door professionals. Een instelling als Autin is ook een optie. Autin is een vrijwilligersorganisatie voor het koken. Verweerder zag geen aanleiding om advies in te winnen bij de behandelende psychiater. Dit had wel gekund, aldus verweerder.
Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat in het te nemen besluit op bezwaar het onderscheid zal worden gemotiveerd wat ouders als (onbetaalde) mantelzorger voor verzoeker feitelijk doen en de activiteiten waar tegenover een vergoeding kan worden toegekend.
De verklaring van de getuige-deskundige psychiater S. Blok
4.1
Ter zitting is door de getuige-deskundige verklaard dat hij de behandelende psychiater is van verzoeker. Verzoeker is al een aantal jaren bij hem onder behandeling. Hij ziet verzoeker niet heel frequent, maar wel eens in de twee of drie maanden, samen met zijn moeder. Het gesprek is ook met z’n drieën.
4.2
Verzoeker is een zeer beperkte jongeman met een labiel evenwicht. Sinds een half jaar is zijn situatie ‘wankelijk’ geworden. Onrustiger met meer chaos in zijn hoofd. Dat kan te maken hebben met verweerders besluitvorming. De getuige-deskundige begrijpt niet waarom verweerder geen advies aan hem heeft gevraagd. Er is in dit geval aanleiding om ‘de boel’ bij het oude te laten. Handhaving van de huidige status quo is uiteindelijk ook goedkoper. Alle andere oplossingen zorgen voor onrust van deze patiënt.
Met de lange tijdsduur van inzet van persoonlijke begeleiding heeft verzoeker wel baat. De getuige-deskundige vraagt zich af of verzoeker wel in staat geacht kan worden normaal werk te verrichten. Al met al ziet de getuige-deskundige wel een positieve ontwikkeling, maar dat gaat heel langzaam en dat past bij deze ontwikkelingsstoornis.
4.3
De reden waarom verzoeker zelf niet op deze zitting kan zijn is dat hij het qua spanningsboog niet trekt. Door verzoeker is aangegeven dat verweerders besluitvorming hem woedend heeft gemaakt. Sinds november 2016 is zijn medicatie verhoogd. Vandaag is verzoekers medicatie nog verhoogd.
4.4
Desgevraagd is door de getuige-deskundige verklaard dat bij verzoeker sprake is van leerbaarheid en zelfredzaamheid met enig perspectief, maar het blijft moeilijk. Er zit zeker ontwikkeling in, maar het gaat trager. Tot welk niveau verzoeker kan komen is de vraag. Mits goed opgetuigd kan verzoeker zich wel verder ontwikkelen. Er is met verzoeker wel over de inzet van [begeleider] gesproken. In combinatie met een ander autistisch kind trekt verzoeker samen met hem op. [begeleider] geeft vorm aan beide begeleidingen. Het gaat om ADL training. Zij is op een positieve manier daar mee bezig. Er volgt ook terugkoppeling met verzoekers ouders. Zij leert verzoeker oefenen met het voeren van een telefoongesprek. Stapje voor stapje. Het lukt niet om dit in een keer te doen. Alles kost meer moeite.
4.5
De getuige-deskundige heeft tenslotte verklaard dat een instelling als Autin of een andere instelling in het algemeen zeker meerwaarde heeft, maar niet voor verzoeker. Het alternatief, de huidige inzet, is op zichzelf effectief. Verzoeker hecht daar veel waarde aan. Die lijn valt vol te houden, wetende dat veranderingen in zijn context zo verstorend kunnen zijn dat hij daardoor zijn opleiding niet kan halen. Het doel voor verzoeker is te participeren in een werkomgeving.
Het bezwaar en de voorlopige voorziening
5.1
De voorzieningenrechter gaat na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Daarbij moet een afweging worden gemaakt tussen aan de ene kant het belang van verzoeker dat zo snel mogelijk een voorziening wordt getroffen en aan de andere kant het belang van verweerder bij de onmiddellijke uitvoering van het besluit. Dit staat in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
5.2
Bij de afweging van de belangen houdt de voorzieningenrechter onder andere rekening met de kans dat het bezwaar van verzoeker slaagt en of het besluit rechtmatig is genomen. De voorzieningenrechter zal een zogenoemd voorlopig rechtsmatigheidsoordeel geven. Als de kans van slagen klein is, is er voor de voorzieningenrechter weinig reden om in te grijpen en een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter zal daarom beoordelen of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft.
5.3
Anders dan verweerder stelt ziet de voorzieningenrechter in de hierna omschreven rechtsoverwegingen voldoende aanleiding om in dit geval spoedeisend belang aan te nemen.
5.4
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerders besluitvorming in de kern is gebaseerd op de veronderstelling dat er gerede twijfels zijn of de huidige inzet van begeleiding door [begeleider] wel voldoende professioneel en doelmatig is. Verder gaat verweerder er vanuit dat de vader de begeleiding als mantelzorger verricht.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder geen aanleiding heeft gezien om informatie in te winnen bij verzoekers behandelende psychiater. De voorzieningenrechter stelt vast dat alleen verweerders consulent tot de conclusie is gekomen of er wel doelmatige inzet is verleend. Niet in geschil is dat hier sprake is van een jong volwassene met ASS met PDD-NOS problematiek. Het is niet duidelijk geworden op basis van welke deskundigheid de consulent tot haar bevindingen en conclusies in relatie met verzoekers stoornis is gekomen. Evenmin is uit de gedingstukken of het verhandelde ter zitting naar voren gekomen of en zo ja, op welke wijze de consulent zich een beeld heeft gevormd van verzoekers problematiek en de daaruit voortkomende behoefte aan begeleiding. De voorzieningenrechter hecht groot belang aan de ter zitting afgelegde verklaring van de getuige-deskundige waaruit onmiskenbaar volgt dat hier sprake is van een jongeman die zeker nog niet uitontwikkeld is, en voor wie veranderingen in welke vorm dan ook ernstig verstorend kunnen zijn. De vraag die daarbij opkomt is of en zo ja, in welk tempo verzoeker veranderingen aan kan en in welke vorm van begeleiding en door wie in zijn belang kan worden geacht. Of moet er vooralsnog sprake zijn van handhaving van verzoekers status quo, zoals door de getuige-deskundige is bepleit.
Gelet op de uitgebreide en complexe problematiek zoals die door de getuige-deskundige is geschetst en uit het relaas van de vader en moeder naar voren is gekomen, had het voor de hand gelegen dat verweerder eerst een deskundigenadvies had ingewonnen alvorens tot besluitvorming over te gaan. Om de doelmatigheid van inzet van begeleiding te kunnen beoordelen is tenminste advies nodig van ter zake deskundigen, verbonden aan bijvoorbeeld het Leo Kannerhuis of Trajectum.
5.5
Ten aanzien van verweerders standpunt met betrekking tot de begeleiding door vader overweegt de voorzieningenrechter dat deze begeleiding zeker niet als gebruikelijke hulp valt te kwalificeren. Gezien de leeftijd van verzoeker en diens problematiek gaat de ondersteuning die door vader wordt verleend, de mate van ondersteuning te boven die in redelijkheid van een huisgenoot mag worden verwacht. De hulp van vader valt evenmin te kwalificeren als mantelzorg nu deze hulp tegen betaling plaatsvindt. Verweerder standpunt in deze komt er in feite op neer dat vader gedwongen wordt om onbetaald mantelzorg te verrichten hetgeen in strijd is met het vrijwillig karakter van mantelzorg als zodanig.
5.6
Verweerders besluitvorming is naar voorlopig oordeel onzorgvuldig tot stand gekomen. Het bestreden besluit is naar voorlopig oordeel genomen in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.7
Verzoeker en zijn ouders hebben naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de begeleiding die ten tijde van de oude AWBZ-indicatie was ingezet, feitelijk nog steeds nodig heeft. Het ligt dan ook voor de hand om het pgb uit 2016, die was gebaseerd op de eerdere AWBZ-indicatie, vooralsnog in stand te laten.
5.8
De voorzieningenrechter gaat er van uit dat verweerder, alvorens een besluit op bezwaar te nemen, alsnog voldoende en adequaat deskundig advies zal inwinnen om tot een afgewogen oordeel te komen om de vraag te kunnen beantwoorden wat er aan begeleiding verleend moet worden en door wie.
5.9
De voorzieningenrechter zal het verzoek om voorlopige voorziening toewijzen in die zin dat zal worden bepaald dat gedurende het deskundigen onderzoek hangende de bezwaarprocedure en tot zes weken na bekendmaking van het te nemen besluit op bezwaar het pgb uit 2016 zal worden gehandhaafd.
5.1
De voorzieningenrechter heeft begrip voor verzoekers standpunt dat een aanvullend onderzoek voor hem opnieuw onrust zal betekenen, maar verzoeker is op grond van de WMO 2015 verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is. Verweerder wordt in overweging gegeven een eventueel aanvullend gesprek te laten uitvoeren door die medewerker [betrokkene] waar verzoeker en zijn ouders voldoende vertrouwen in hebben.
Proceskosten
6.1
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6.2
De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoeker zich heeft laten bijstaan door een professioneel rechtshulpverlener, zodat er geen aanleiding bestaat een vergoeding vast te stellen van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
6.3
Namens verzoeker is verzocht om de reiskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter zal de reiskosten van [reistraject] vice versa vergoeden zoals te doen gebruikelijk naar het tarief van de tweede klasse openbaar vervoer. De kosten daarvan zijn via OV9292 vastgesteld op € 7,16 enkele reis, in totaal dus € 14,32.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar;
  • bepaalt dat verweerder aan verzoeker met ingang van 1 juli 2017 het pgb aan verzoeker zal verstrekken overeenkomstig de in 2016 uitgekeerde pgb tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar;
  • gelast dat verweerder aan verzoeker zal vergoeden een bedrag van € 46, - voor griffierecht;
  • bepaalt dat verweerder een bedrag van € 14,32 aan verzoeker zal betalen voor gemaakte reiskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van H. de Groot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 9 mei 2017
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.