In deze zaak gaat het om een samenwerkingsovereenkomst tussen een projectontwikkelaar en een aannemer met betrekking tot de verkoop van appartementen. De overeenkomst legt schematisch vast welk deel van de verkoopopbrengst aan de aannemer en aan de projectontwikkelaar toekomt. Echter, de partijen hebben niet expliciet geregeld wie het risico draagt van onverkochte appartementen. De rechtbank concludeert dat dit risico door de projectontwikkelaar moet worden gedragen, gezien het doel en de strekking van de overeenkomst. Hierdoor heeft de projectontwikkelaar toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij hypotheken heeft gevestigd ten behoeve van de bank, waardoor de aannemer de aanneemsom niet meer kan ontvangen uit de verkoopopbrengst.
De rechtbank oordeelt dat de projectontwikkelaar verplicht is om de schade die de aannemer lijdt te vergoeden. Daarnaast wordt de bank ook aansprakelijk gesteld. De rechtbank stelt vast dat de aannemer in dit geval niet kan worden beschouwd als een 'gewone' derde-schuldeiser, maar als een nauw betrokken derde, wiens belangen de bank had moeten respecteren. Door het vestigen van het hypotheekrecht op het onverkocht gebleven appartement handelt de bank in strijd met de zorgplicht die op haar rust.
De zaak betreft een vonnis van de Rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, en is uitgesproken op 18 januari 2017. De betrokken partijen zijn Aannemingsbedrijf A.J. Bessels B.V. als eiseres in conventie en Du Soleil Zutphen B.V. als gedaagde in conventie, met de Coöperatieve Rabobank U.A. en Rabohypotheekbank N.V. als gedaagden sub. 2 en 3. De procedure omvatte een tussenvonnis en nadere bewijslevering, waarbij de rechtbank de partijen in de gelegenheid heeft gesteld om hun standpunten over de hypotheekrechten naar voren te brengen.