Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiser], te [woonplaats], eiser
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [belanghebbende], te
Procesverloop
Overwegingen
geeftaan artikel 25, negende lid van de Wet WIA door een loonsanctie op te leggen. De rechtbank overweegt dat verweerder in het geval van eiser nu juist geen loonsanctie heeft opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is er gelet op de dwingend geformuleerde tekst van artikel 25, negende lid van de Wet WIA geen ruimte de datum in geding te verleggen naar 22 februari 2015. Dit betekent dat verweerder gehouden was de arbeidsongeschiktheid van eiser per 24 februari 2014 te beoordelen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder binnen zes weken alsnog op het bezwaar van eiser zal dienen te beslissen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten van het beroep tot een bedrag van € 1.237,50;
- gelast dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht van € 45,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder tot betaling aan eiser van een vergoeding van schade wegens het overschrijden van de redelijke termijn van € 500,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) tot betaling aan eiser van een vergoeding van schade wegens het overschrijden van de redelijke termijn van € 1.000,-.