ECLI:NL:RBGEL:2017:3085

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
300459
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over erfgrens en bewijsopdracht voor bomen nabij erfgrens

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een burengeschil tussen [eiser] en [gedaagden gezamenlijk] over de ligging van de erfgrens en de aanwezigheid van bomen nabij deze grens. De rechtbank heeft op 10 mei 2017 een tussenvonnis uitgesproken waarin de procedure verder is beoordeeld. De zaak is ontstaan uit een vordering van [eiser] die stelt dat vier jonge beukenbomen zich binnen een afstand van 50 centimeter van de erfgrens bevinden, wat door [gedaagden gezamenlijk] wordt betwist. In een eerder tussenvonnis van 15 februari 2017 is reeds vastgesteld dat de vorderingen in conventie en een deel van de vordering in reconventie zijn afgewezen, en dat de erfgrens tussen de percelen van partijen moet worden vastgesteld.

De rechtbank heeft in het vonnis van 10 mei 2017 bepaald dat [gedaagden gezamenlijk] moet bewijzen dat de bomen op het perceel van [eiser] zich inderdaad binnen de gestelde afstand van de erfgrens bevinden. Dit bewijs kan eventueel door middel van getuigen worden geleverd, en de rechtbank heeft een zitting gepland voor het getuigenverhoor. De partijen zijn verplicht om alle relevante bewijsstukken tijdig in te dienen. De rechtbank heeft verder aangegeven dat de zaak aanhoudt voor verdere beslissingen, afhankelijk van de uitkomst van het getuigenverhoor.

De uitspraak benadrukt het belang van het vaststellen van de erfgrens en de rol van bewijs in civiele geschillen, vooral in burenrelaties waar fysieke grenzen en eigendomsrechten op het spel staan. De rechtbank heeft de partijen ook aangespoord om samen te werken in het proces, met de mogelijkheid om tot een oplossing te komen zonder verdere juridische stappen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/300459 / HA ZA 16-172
Vonnis van 10 mei 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [adres] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.G. Volbeda te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde1] ,

2.
[gedaagde2],
wonende te [adres2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.C. Molenaar te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden gezamenlijk] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 februari 2017
  • de akte overlegging producties namens [eiser]
  • de antwoordakte namens [gedaagden gezamenlijk]
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank verwijst naar en volhardt in hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 15 februari 2017.
2.2.
In dat tussenvonnis is reeds beslist dat de vorderingen in conventie en de vordering sub b. in reconventie zullen worden afgewezen. In verband met de vordering sub a. in reconventie is bepaald dat eerst zal moeten worden vastgesteld waar de erfgrens tussen de percelen van partijen precies loopt. In verband daarmee heeft [eiser] bij akte het Relaas van bevindingen van het kadaster van 28 juni 2006 overgelegd.
2.3.
Partijen zijn het erover eens dat uit dat Relaas van bevindingen volgt waar de erfgrens tussen de percelen ligt. Aan de hand daarvan kan worden bepaald welke bomen op het perceel van [eiser] binnen een afstand van 50 centimeter van de erfgrens staan.
2.4.
Bij antwoordakte verzoekt [gedaagden gezamenlijk] de rechtbank te bepalen dat partijen tezamen, althans de meest gerede partij, binnen twee maanden na het te wijzen tussenvonnis opdracht zal/zullen verlenen aan het kadaster om de erfgrens tussen de percelen van partijen uit te zetten en daarbij tevens de afstand van de bomen tot de erfgrens vast te stellen, waarbij de kosten daarvan voor ieder van partijen voor de helft, althans ten laste van de meest gerede partij komen.
De rechtbank merkt dit verzoek aan als een vermeerdering van eis. De rechtbank zal deze vermeerdering van eis buiten beschouwing laten. De eiswijziging is niet vermeld in de kop van de antwoordakte, waardoor de rolrechter niet bedacht is geweest op deze eiswijziging en [eiser] niet in de gelegenheid is gesteld om hierop te reageren. Bovendien leidt de eiswijziging tot een onredelijke en onnodige vertraging van de procedure.
2.5.
Nu partijen het eens zijn over de ligging van de erfgrens en deze kennelijk is gemarkeerd door drie ijzeren buizen, kan bepaald worden welke bomen op het perceel van [eiser] binnen een afstand van 50 centimeter van de erfgrens staan.
Zoals reeds is overwogen in rechtsoverweging 5.15 van het tussenvonnis van 15 februari 2017, rust de bewijslast van de stelling, dat de bomen op het perceel van [eiser] waarvan verwijdering wordt gevorderd, met name de vier jonge beukenbomen, binnen een afstand van 50 centimeter van de erfgrens staan, op [gedaagden gezamenlijk] Hij zal daarom in de gelegenheid worden gesteld dat te bewijzen. Indien [gedaagden gezamenlijk] daartoe het kadaster wenst in te schakelen, staat hem dat vrij. Uit de akte van [eiser] maakt de rechtbank op dat hij daaraan wenst mee te werken.
2.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1
draagt [gedaagden gezamenlijk] op te bewijzen dat de bomen op het perceel van [eiser] waarvan verwijdering wordt gevorderd, met name de vier jonge beukenbomen, binnen een afstand van 50 centimeter van de erfgrens staan,
3.2
bepaalt dat, voor zover [gedaagden gezamenlijk] dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.J. Peerdeman in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
3.3
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 24 mei 2017voor het opgeven door [gedaagden gezamenlijk] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met november 2017, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
3.4
verwijst voor het geval [gedaagden gezamenlijk] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [gedaagden gezamenlijk] daarom op de onder 3.3 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagden gezamenlijk] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
3.5
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
3.6
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
3.7
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2017.